ECLI:NL:RBAMS:2015:9766

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 december 2015
Publicatiedatum
2 februari 2016
Zaaknummer
AWB - 15 _ 8325
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing voorlopige voorziening Vuurwerkbesluit en schorsing preventieve last onder dwangsom

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 28 december 2015 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, een onderneming die vuurwerk verkoopt, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Aalsmeer, waarbij haar een preventieve last onder dwangsom was opgelegd. Deze last hield in dat verzoekster zich tijdens de verkoopdagen voor consumentenverkoop in 2015 diende te houden aan de voorschriften van het Vuurwerkbesluit. Bij overtreding zou een dwangsom van € 2.500 per overtreding worden opgelegd, met een maximum van € 25.000.

De voorzieningenrechter oordeelde dat het besluit tot het opleggen van de last onvoldoende was onderbouwd. De last was gebaseerd op overtredingen die door de vorige eigenaar van de winkel waren begaan, terwijl verzoekster de onderneming had overgenomen en een andere werkwijze hanteerde. De voorzieningenrechter concludeerde dat er onvoldoende bewijs was dat de huidige ondernemers aan het Vuurwerkbesluit zouden overtreden. Daarom schorste hij het bestreden besluit en droeg hij verweerder op de proceskosten en het griffierecht aan verzoekster te vergoeden.

De uitspraak benadrukt dat bij het opleggen van een preventieve last onder dwangsom zware eisen worden gesteld aan de rechtszekerheid en dat er een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid moet zijn dat overtredingen zullen plaatsvinden. De voorzieningenrechter wees erop dat de handhaving van het Vuurwerkbesluit ook op andere manieren kan worden gerealiseerd, bijvoorbeeld door bij overtredingen direct herstelsancties op te leggen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 15/8325

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van

28 december 2015 in de zaak tussen

[verzoekster] , te [plaatsnaam] , verzoekster

(gemachtigde: mr. P.J.M. Boomaars),
en

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Aalsmeer ,

verweerder
(gemachtigde: mr. A.J. Tielbeke).

Procesverloop

Bij besluit van 3 november 2015 (het bestreden besluit) heeft verweerder verzoekster een preventieve last onder dwangsom opgelegd. Deze last houdt in dat verzoekster zich tijdens de verkoopdagen voor consumentenverkoop in 2015 dient te houden aan het bepaalde in artikel 2.2.1 van het Vuurwerkbesluit. Indien verzoekster niet voldoet aan de last verbeurt zij aan verweerder een dwangsom van € 2.500, - per geconstateerde overtreding met een maximum van € 25.000, -.
Verzoekster heeft tegen het bestreden besluit bezwaar gemaakt. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 december 2015. Verzoekster is vertegenwoordigd door haar vennoten [naam vennoot 1] en [naam vennoot 2] (hierna samen te noemen: verzoekers) en bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Verder is ter zitting verschenen [naam deskundige] (hierna: [naam deskundige] ), als door verzoekster ingeschakelde deskundige.
Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- schorst het bestreden besluit tot zes weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 331, - aan verzoekster te
vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van
€ 980, -
- veroordeelt verweerder in de door verzoekster gemaakte kosten voor de inschakeling van een deskundige tot een bedrag van € 65, - en in de verletkosten tot een bedrag van € 180, -.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Verzoekster verkoopt vuurwerk op het perceel [adres 1] in [plaatsnaam] . Bij het bestreden besluit heeft verweerder verzoekster een preventieve last onder dwangsom opgelegd, inhoudende dat verzoekster zich tijdens de verkoopdagen voor consumentenverkoop in 2015 dient te houden aan het bepaalde in artikel 2.2.1, eerste lid, van het Vuurwerkbesluit. Op grond van dat artikel voldoet degene die een inrichting drijft waar consumentenvuurwerk wordt opgeslagen, herverpakt of bewerkt aan de voorschriften die zijn opgenomen in bijlage 1, onder A, B en C, en aan de veiligheidsafstanden die van toepassing zijn ingevolge bijlage 3. Degene die de inrichting drijft, draagt er zorg voor dat de voorschriften worden nageleefd. Bij de last is bepaald dat verzoekster een dwangsom van
€ 2.500, - per geconstateerde overtreding verbeurt met een maximum van € 25.000, -.
3. Het opleggen van de last is gebaseerd op door verweerder geconstateerde overtredingen van artikel 2.2.1 van het Vuurwerkbesluit op 29, 30 en 31 december 2014 op het perceel [adres 1] in [plaatsnaam] . De inrichting werd toen gedreven door het bedrijf [naam bedrijf] waarvan de heer [persoon 1] (hierna: [persoon 1] ) de eigenaar is. Verweerder heeft toen onder meer de volgende overtredingen van Bijlage 1 van het Vuurwerkbesluit geconstateerd. Het gangpad in de bufferbewaarplaats was minder dan de vereiste 75 centimeter breed omdat er een rek met klaargemaakte tassen met vuurwerk was geplaatst. Er werden buiten de bufferbewaarplaats werkzaamheden uitgevoerd die niet zijn toegestaan, te weten het openen van transportverpakkingen. Ook was voor de deur van de bufferbewaarplaats een stoel geplaatst waardoor de deur niet automatisch dichtviel. Verder is geconstateerd dat er vier dozen met vuurpijlen in het portaal voor de bewaarplaats stonden.
4. De inrichting op het adres [adres 1] is inmiddels overgedragen aan verzoekster. De heer [naam deskundige] heeft dat namens verzoekster op 20 juli 2015 gemeld aan verweerder, die daarvan kennis heeft genomen. De onderhavige preventieve last strekt ertoe om tijdens de verkoopdagen voor consumentenverkoop (nieuwe) overtredingen van artikel 2.2.1. van het Vuurwerkbesluit te voorkomen. Zoals volgt uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, bijvoorbeeld de uitspraak van
25 januari 2006, (ECLI:NL:RVS:2006:AV0288) kan een besluit tot het opleggen van een preventieve last onder dwangsom slechts worden genomen indien sprake is van een gevaar voor overtreding van een concreet bij of krachtens de wet gesteld voorschrift die met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid zal plaatsvinden.
5. Verzoekster voert aan dat verweerder niet bevoegd is om de last op te leggen en betoogt daartoe het volgende. De inrichting is dit jaar door [persoon 1] verkocht aan de vennoten van verzoekster en zij hebben de bedrijfsvoering gewijzigd. Dat blijkt uit het volgende. Er is geen voorraad vuurwerk meer in de winkel; het vuurwerk blijft in de bufferbewaarplaats tot kort voordat het aan de consument wordt overhandigd. Verzoekers hebben ervaren personeel aangenomen om in de bufferbewaarplaats te werken. Zij hebben zelf ruime ervaring met de verkoop van consumentenvuurwerk, aangezien zij al vijftien jaar probleemloos vuurwerk verkopen vanuit hun inrichting in [plaatsnaam] . [persoon 1] is tijdens de verkoopdagen slechts aanwezig als kassamedewerker om, als lokaal bekend gezicht, de verkoop te bevorderen. Hij heeft geen leidinggevende taken. De rol van leidinggevende is overgenomen door vennoot [naam vennoot 2] , die ter zitting heeft bevestigd gedurende de drie dagen de gehele tijd persoonlijk aanwezig te zijn. Verzoekers voeren aan dat verweerder niet bevoegd is om hen een last op te leggen op grond van overtredingen die zijn begaan door de vorige eigenaar, terwijl zij nog geen fout hebben gemaakt.
6. Aan de orde is of met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid kan worden aangenomen dat de huidige ondernemers van de inrichting aan de [adres 1] het Vuurwerkbesluit zullen overtreden. De voorzieningenrechter is van oordeel dat dit onvoldoende aannemelijk is geworden. Daarvoor is redengevend dat de overtredingen uit 2014 waarop de last is gebaseerd, zijn begaan door [persoon 1] en [naam bedrijf] , de vorige eigenaar. Inmiddels is de onderneming overgenomen door verzoekers, die een andere werkwijze hanteren en afstand nemen van de werkwijze van de vorige eigenaar. Verweerder was ermee bekend dat de onderneming is overgedragen maar heeft nagelaten te onderzoeken of overtreding van het Vuurwerkbesluit ook bij deze ondernemers te verwachten valt. De enkele omstandigheid dat [persoon 1] als kassamedewerker weer bij de verkoop van vuurwerk betrokken zal zijn, is onvoldoende om een klaarblijkelijk gevaar voor overtreding aan te nemen. Bij een belastend besluit zoals het onderhavige worden zware eisen gesteld aan de rechtszekerheid. Verweerder heeft onvoldoende onderzoek verricht en het bestreden besluit is daarom naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter onvoldoende zorgvuldig voorbereid, als bedoeld in artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht. De voorzieningenrechter is weliswaar met verweerder van oordeel dat het belang van handhaving van het Vuurwerkbesluit zwaarwegend is, maar dit kan ook worden bewerkstelligd door bij constatering van een overtreding onmiddellijk een herstelsanctie op te leggen.
7. Gelet op het voorgaande wijst de voorzieningenrechter het verzoek toe en schorst het bestreden besluit. De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de door verzoekster gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: het Besluit)voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 980, - (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 490, - en een wegingsfactor 1). De voorzieningenrechter draagt verweerder tevens op het griffierecht te vergoeden. Verzoekster heeft voorts verzocht om vergoeding van de kosten voor de meegebrachte deskundige [naam deskundige] van € 65, - en verletkosten van € 180, -. De voorzieningenrechter overweegt dat kosten voor de inschakeling van een deskundige op grond van artikel 1, aanhef en onder b, van het Besluit kunnen worden vergoed indien die inschakeling redelijk was. De voorzieningenrechter is van oordeel dat dit het geval is en wijst het verzoek toe. Ten aanzien van de verletkosten hebben verzoekers mondeling toegelicht dat zij personeel hebben ingehuurd om gedurende de zitting in de winkels te staan en zij voor hen samen € 180, - vorderen. Op grond van artikel 1, aanhef en onder d, en artikel 2, aanhef en onder d, van het Besluit kunnen verletkosten worden vergoed overeenkomstig een tarief dat afhankelijk van de omstandigheden tussen de € 7, - en de € 81, - per uur bedraagt. De gevorderde € 180, - voor beide verzoekers acht de voorzieningenrechter gelet op de toelichting ter zitting redelijk. Ook deze kosten komen voor vergoeding in aanmerking.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. de Rooij, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M. Pier, griffier, op 28 december 2015.
griffier
voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open.