In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 18 december 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen een rederij en het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam. De eiseres, een rederij die rondvaartboten exploiteert, had verzocht om een verkeersbesluit te nemen voor het instellen van een ontmoetingsverbod op een specifieke ligplaats in Amsterdam. Dit verzoek werd gedaan op basis van de argumentatie dat een dergelijk verbod de ruimte voor scheepvaartverkeer zou verminderen en het mogelijk zou maken om overdag ligplaats in te nemen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verweerder, het college van burgemeester en wethouders, het verzoek heeft afgewezen op basis van het ontbreken van een nautisch belang, zoals vereist door de Scheepvaartverkeerswet. De rechtbank oordeelde dat de bedrijfseconomische belangen van eiseres niet relevant waren voor de afweging, aangezien deze niet voldoende verweven waren met de belangen waarvoor de regeling was bedoeld. De rechtbank concludeerde dat het enkele feit dat het bestemmingsplan voorziet in ligplaatsen niet betekent dat er een nautisch belang is dat een verkeersbesluit rechtvaardigt. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en bevestigde de beslissing van de verweerder.