ECLI:NL:RBAMS:2015:9644

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 november 2015
Publicatiedatum
8 januari 2016
Zaaknummer
13/669152-15 (Promis)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen poging woninginbraak met meerdere verdachten in Amsterdam

Op 26 november 2015 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplegen van poging tot woninginbraak. De zaak kwam ter terechtzitting op 12 november 2015, waar de officier van justitie, mr. S.T.C. Bouhuijzen, en de raadsvrouw van de verdachte, mr. S.C. van Bunnik, hun standpunten naar voren brachten. De verdachte werd ervan beschuldigd op 4 augustus 2015, samen met anderen, te hebben geprobeerd in te breken in een woning in Amsterdam. Ondanks dat niet kon worden vastgesteld welke dader welke handeling heeft verricht, oordeelde de rechtbank dat er voldoende bewijs was voor medeplegen, gezien de feiten en omstandigheden van het delict en het gedrag van de verdachte en zijn mededaders.

De rechtbank concludeerde dat de verdachte, samen met drie anderen, zich in de nacht van de inbraak in de buurt van de woning bevond en dat zij zich verdacht gedroegen. Getuigen hoorden geluiden van een inbraak en belden de politie, die de verdachten kort daarna aanhield. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van een bewuste en nauwe samenwerking tussen de verdachten, wat leidde tot de conclusie dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de poging tot inbraak.

De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, waarbij de tijd die hij in voorlopige hechtenis had doorgebracht, in mindering werd gebracht op de straf.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/669152-15 (Promis)
Datum uitspraak: 26 november 2015
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1992 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres [adres 1] , [te plaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 12 november 2015.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. S.T.C. Bouhuijzen en van wat de raadsvrouw van verdachte mr. S.C. van Bunnik naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij
op of omstreeks 4 augustus 2015 omstreeks 4:00 uur, althans in de voor nachtrust bestemde uren te [plaats] , in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning (gelegen aan de [adres 2, nr 1] ) weg te nemen een of meerdere goed(eren) en/of een geldbedrag geheel of ten dele toebehorend aan de bewoner(s) van voornoemde woning, in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot voornoemde woning te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goed(eren) en/of geldbedrag onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, met voormeld oogmerk tezamen en in vereniging met zijn mededader(s), naar die woning is toegegaan, waarna hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) een raam van voornoemde woning heeft/hebben geforceerd en/of ontzet.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het hem ten laste gelegde wegens een gebrek aan bewijs.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken wegens een gebrek aan bewijs. Subsidiair is de raadsvrouw van mening dat het feit niet kan worden bewezen verklaard, nu niet kan worden vastgesteld welke verdachte voor welke handeling verantwoordelijk is.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Anders dan de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen. Uit het dossier blijkt dat in de nacht van 4 augustus 2015 wordt gezien dat vier licht getinte en in het donker geklede personen zich ophouden in de [adres 2, nr 2] . Eén van deze personen zou een muts dragen. Kort daarop wordt gebonk en gekraak gehoord, afkomstig van [adres 2, nr 1] , waarna door een getuige direct de politie wordt gebeld. Vervolgens zijn deze personen weggelopen in de richting van de [straat] . Slechts dertig seconden na de melding komen verbalisanten ter plaatse en kort daarna worden op de [straat] vier personen, waaronder verdachte, aangehouden, welke alle voldoen aan de opgegeven signalementen. De verbalisanten zien verder geen personen op straat. In de bosjes bij de [straat] wordt door een speurhond een vers geurspoor opgepikt, hetgeen leidt naar een zwarte muts. Ten slotte leggen de vier verdachten bij de rechter-commissaris tegenstrijdige verklaringen af over wat zij die avond hadden gedaan en met wie zij waren. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het niemand anders dan verdachte kan zijn geweest die zich, samen met zijn mededaders, heeft schuldig gemaakt aan poging tot inbraak in een woning.
Ten slotte overweegt de rechtbank dat voldoende duidelijk blijkt van een bewuste en nauwe samenwerking tussen de verdachten. Uit de getuigenverklaring van [getuige 1] is gebleken dat twee van de vier personen zich richting de plaats delict begeven, terwijl twee anderen richting het nabijgelegen park lopen. Direct hierna hoort de getuige gebonk uit de richting van de plaats delict, waarna de vier personen zich herenigen en tezamen rustig in de richting van de [straat] lopen. Naar het oordeel van de rechtbank kan het niet anders dan dat alle vier de verdachten kennis hadden van de poging tot woninginbraak en dat bovendien geen van de verdachten zich heeft gedistantieerd, ondanks dat daar alle gelegenheid toe bestond. Op grond van het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat verdachte zodanig bewust en nauw heeft samengewerkt met zijn medeverdachten dat sprake is van medeplegen van het ten laste gelegde.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht, op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage zijn opgenomen en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, bewezen dat verdachte
op 4 augustus 2015 omstreeks 4:00 uur te [plaats] , ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning, gelegen aan de [adres 2, nr 1] , weg te nemen goederen en/of geld, toebehorend aan de bewoner van voornoemde woning, en zich daarbij de toegang tot voornoemde woning te verschaffen door middel van braak, met voormeld oogmerk, tezamen en in vereniging met zijn mededaders, naar die woning is toegegaan, waarna hij, verdachte, en zijn mededaders een raam van voornoemde woning hebben geforceerd en ontzet;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het hem tenlastegelegde feit zal worden vrijgesproken.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het hem ten laste gelegde.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank stelt vast dat verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie van 20 oktober 2015, eerder is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke feiten. Dit heeft hem er kennelijk niet van weerhouden onderhavige feiten te plegen.
Tevens heeft de rechtbank kennis genomen van een reclasseringsadvies omtrent verdachte van Reclassering Nederland van 1 oktober 2015. Hieruit blijkt dat verdachte waarschijnlijk handelde uit financieel gewin, maar dat ook wederzijdse beïnvloeding een rol kan hebben gespeeld. Verdachte komt over als iemand die in staat is om zelfstandig keuzes te maken. Hij kan en wil niet meer bij zijn ouders wonen en wil een kamer huren. Verdachte is niet in het bezit van dagbesteding en heeft geen startkwalificatie. Het zorgzame gezin is een beschermende factor in zijn leven. Tevens wordt hij op vrijwillige basis tot januari 2016 begeleid door IFA (Spirit) en heeft hij hulp gekregen met het regelen van zijn praktische zaken. Een toezicht met bijzondere voorwaarden, zoals behandeling bij De Waag en/of een training cognitieve vaardigheden is geïndiceerd, maar het ontbreekt verdachte aan motivatie. In het verleden zijn alle toezichten mislukt, evenals de opgelegde werkstraffen. Verdachte zegt liever een periode in detentie te verblijven dan zich te conformeren aan een reclasseringstoezicht. Het recidiverisico wordt ingeschat als hoog, evenals het risico op onttrekken aan voorwaarden. Tevens is er een risico op letselschade. De reclassering adviseert om aan verdachte een passende straf op te leggen.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot inbraak in een woning. Het feit werd midden in de nacht en tezamen met drie mededaders gepleegd. Woninginbraken, alsmede pogingen daartoe, zijn uiterst vervelende en hinderlijke feiten. Bovendien veroorzaken woninginbraken, naast materiële schade en overlast, gevoelens van onveiligheid. Dit klemt te meer, nu een woning bij uitstek als het privédomein van de bewoner(s) ervan heeft te gelden en daarom een veilige plek, ook voor de zich in de woning bevindende goederen, zou moeten zijn.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden aanleiding bestaat bij de straftoemeting af te wijken van wat de officier van justitie heeft gevorderd.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 45 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

10.Beslissing

Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning, door iemand die zich aldaar buiten weten en tegen de wil van de rechthebbende bevindt, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
4 (vier) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.P.W. Helmonds, voorzitter,
mrs. N.A.J. Purcell en R. Hirzalla, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.B.P. Terwindt, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 26 november 2015.