ECLI:NL:RBAMS:2015:9594

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 december 2015
Publicatiedatum
6 januari 2016
Zaaknummer
13.751.810-15
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming tot overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met waarborgen voor terugkeer naar Nederland

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 15 december 2015 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie en betreft een vonnis van de correctionele rechtbank Gent, waarbij een vrijheidsstraf van meer dan vier maanden is opgelegd. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en geconstateerd dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft. Dit is van belang, omdat de Overleveringswet (OLW) bepaalt dat de overlevering van een Nederlander alleen kan plaatsvinden onder bepaalde voorwaarden.

De rechtbank heeft de procesgang besproken, waarbij de zittingen op 16 november en 11 december 2015 plaatsvonden. Tijdens deze zittingen was de raadsman van de opgeëiste persoon niet aanwezig, wat leidde tot schorsingen van het onderzoek. Op 15 december 2015 was de raadsman wel aanwezig, en de rechtbank heeft het onderzoek hervat. De rechtbank heeft de garantie van de uitvaardigende autoriteit beoordeeld, die stelde dat de opgeëiste persoon na zijn veroordeling in België naar Nederland zal terugkeren om daar zijn straf uit te zitten.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de OLW en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering. De rechtbank heeft de overlevering toegestaan, met inachtneming van de juridische garanties die zijn verstrekt door de Belgische autoriteiten. De beslissing is genomen in overeenstemming met de relevante wetsbepalingen, waaronder artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 5, 6 en 7 van de OLW. De uitspraak is gedaan door de voorzitter en twee rechters, en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13.751.810-15 (EAB II)
RK nummer: 15/6308
Datum uitspraak: 15 december 2015
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 15 september 2015 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 16 september 2015 door de eerste substituut Procureur des Konings bij het Parket van de Procureur des Konings Oost-Vlaanderen, afdeling Gent (België) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] (Bosnië-Herzegovina) op [geboortedatum] 1982,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres
[adres] , [te plaats] ,
thans gedetineerd in het [detentieadres] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is aangebracht op de openbare zitting van 16 november 2015. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. R. Vorrink en de opgeëiste persoon. De raadsman van de opgeëiste persoon, mr. L.J. Speijdel, advocaat te Enschede, is wegens ziekte niet aanwezig. De rechtbank heeft het onderzoek voor onbepaalde tijd geschorst omdat de rechtbank het in het belang van de opgeëiste persoon acht dat het overleveringsverzoek ter zitting in aanwezigheid van zijn advocaat zal worden behandeld.
Op de zitting van 16 november 2015 heeft de rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak zou moeten doen met dertig dagen verlengd. De reden hiervan is gelegen in het feit dat de rechtbank er niet in slaagt binnen de in de wet bepaalde termijn uitspraak te doen.
Nadien is het onderzoek hervat op de zitting van 11 december 2015 in aanwezigheid van de officier van justitie mr. A. Oswald en de opgeëiste persoon. De raadsman van de opgeëiste persoon, mr. L.J. Speijdel, advocaat te Enschede, is om hem moverende redenen wederom niet ter zitting verschenen. De rechtbank heeft het onderzoek voor bepaalde tijd geschorst omdat de rechtbank het in het belang van de opgeëiste persoon acht dat het overleveringsverzoek ter zitting in aanwezigheid van zijn advocaat zal worden behandeld.
Op 15 december 2015 is het onderzoek ter zitting van de rechtbank hervat in aanwezigheid van de officier van justitie R. Vorrink en de opgeëiste persoon en diens raadsvrouw mr. A.J. van der Velden, advocaat te Almere.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft opnieuw de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een vonnis van de correctionele rechtbank Gent, 22° kamer, van 22 juni 2011, met griffienummer: 2011/2794 - GE 43.L2.6469/09.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de feiten, waarvoor een vrijheidsstraf van
4 maanden is opgelegd bij bovengenoemd vonnis. Dit vonnis is nog niet onherroepelijk en hiertegen staat verzet open.
Dit vonnis betreft het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.
De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Artikel 6, tweede lid, OLW verbiedt de overlevering van een Nederlander indien de overlevering is gevraagd ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een hem bij onherroepelijk vonnis opgelegde vrijheidsstraf.
De overlevering kan dan ook alleen worden toegestaan indien het vonnis bij verstek is gewezen en de opgeëiste persoon de mogelijkheid geboden wordt enig rechtsmiddel tegen het vonnis in te stellen teneinde in persoon ter terechtzitting te verschijnen.
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een verstekvonnis, dat
- kort gezegd - is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12 sub a tot en met c genoemde omstandigheden heeft voorgedaan.
Op grond van artikel 12 sub d OLW mag de rechtbank in dit geval de overlevering alleen toestaan onder het beding dat de uitvaardigende justitiële autoriteit heeft vermeld (i) dat het betreffende vonnis na overlevering onverwijld aan de opgeëiste persoon zal worden betekend en hij uitdrukkelijk zal worden geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarop de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, die kan leiden tot herziening van het oorspronkelijke vonnis en (ii) hij wordt geïnformeerd over de termijn waarbinnen hij verzet of hoger beroep dient aan te tekenen, als vermeld in het desbetreffende Europees aanhoudingsbevel.
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft in het EAB onder rubriek d) de volgende garantie verstrekt:
"hij kan verzet aantekenen tegen het vonnis. Juridische garanties: zie bijgevoegde verklaring."
-In de bij het EAB gevoegde verklaring van 16 september 2015 staat onder meer vermeld dat na betekening van het verstekvonnis de termijn om verzet te doen 15 dagen is en dat tengevolge van verzet de veroordeling voor niet bestaande wordt gehouden. Nu het EAB waarin de garantie is gegeven dateert van 16 september 2015 en de opgeëiste persoon zich al sinds 14 september 2015 in Nederlandse overleveringsdetentie bevindt, is in deze zaak voorts voldoende duidelijk dat het verstekvonnis nog niet aan de opgeëiste persoon is betekend en dat dit na de gevraagde overlevering zal gebeuren.
Naar het oordeel van de rechtbank voldoet deze garantie aan de eisen van artikel 12 sub d OLW en is de in dit artikel bedoelde weigeringsgrond niet van toepassing.

4.Strafbaarheid

Feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het feit aangeduid als feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval alleen worden toegestaan indien voldaan wordt aan de in artikel 7, eerste lid, OLW gestelde eisen, zoals kaderbesluitconform uitgelegd in de uitspraak van deze rechtbank van 30 oktober 2015 (ECLI:RBAMS:2015:7460).
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de overlevering van de opgeëiste persoon dient te worden geweigerd nu op het feit in België een maximale gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden staat zodat niet is voldaan aan het vereiste zoals gesteld in artikel 7, eerste lid, OLW.
De rechtbank constateert dat het EAB betrekking heeft op een vonnis dat volgens de uitvaardigende autoriteit uitvoerbaar is en strekt tot tenuitvoerlegging daarvan. Zoals de rechtbank in haar bovengenoemde uitspraak van 30 oktober 2015 heeft overwogen, brengt de omstandigheid dat sprake is van een verstekvonnis waartegen nog het rechtsmiddel van verzet openstaat, niet mee dat voor de toepassing van artikel 7 OLW sprake is van vervolgingsoverlevering.
Dit is niet anders nu de overlevering van een Nederlander of daarmee gelijk te stellen vreemdeling wordt verzocht, zoals in de onderhavige zaak het geval is. De rechtbank verwijst naar het arrest van het HvJ van 21 oktober 2010, C-306/09, ECLI:EU:C:2010:626 (I.B), waarin het Hof (voor zover hier van belang) heeft overwogen dat:

(…) de tenuitvoerlegging van een Europees aanhoudingsbevel dat is uitgevaardigd met het oog op de tenuitvoerlegging van een bij verstek opgelegde straf (…), afhankelijk kan worden gesteld van de voorwaarde dat de betrokkene, die de nationaliteit van de uitvoerende lidstaat heeft of aldaar verblijft, naar deze lidstaat wordt teruggezonden om in voorkomend geval aldaar de straf te ondergaan die na een nieuwe berechting in zijn aanwezigheid tegen hem zou worden uitgesproken in de uitvaardigende lidstaat.
De rechtbank leidt hieruit af dat in een dergelijk geval het EAB weliswaar voor de toepassing van de weigeringsgrond van artikel 6 van de OLW en de aan dat artikel te ontlenen voorwaarde waaronder de overlevering kan worden toegestaan, als strekkend tot vervolgingsoverlevering kan worden beschouwd, maar dat dit er niet aan af doet dat overigens en dus ook voor de toepassing van artikel 7 van de OLW sprake is van een EAB strekkend tot executieoverlevering.
Bij gevolg is voor de beoordeling van de dubbele strafbaarheid in de onderhavige zaak van toepassing het criterium zoals dat geldt in geval van executieoverlevering. Ingevolge de kaderbesluitconforme uitleg die de rechtbank in bovengenoemde uitspraak van 30 oktober 2015 aan artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b van de OLW heeft gegeven, is, naast strafbaarheid van het feit in Nederland, slechts vereist dat in de uitvaardigende lidstaat een vrijheidsstraf van tenminste vier maanden is opgelegd. Nu de Belgische rechter een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden voor het feit heeft opgelegd is hieraan voldaan.
Het feit kan naar Nederlands recht worden gekwalificeerd als:
mishandeling.
De rechtbank verwerpt het verweer.

5.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Zijn overlevering kan daarom alleen worden toegestaan, indien naar het oordeel van de rechtbank is gewaarborgd dat, zo hij ter zake van het feit waarvoor de overlevering kan worden toegestaan in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf wordt veroordeeld, hij deze straf in Nederland zal mogen ondergaan.
De Eerste substituut procureur des Konings, verbonden aan het Parket van de procureur des Konings Oost-Vlaanderen, afdeling Gent. België, heeft op 16 november 2015 de volgende garantie gegeven:
"Overeenkomstig artikel 5 § 3 van het Kaderbesluit d.d. 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel bied ik u de garantie voor de terugkeer naar Nederland van de door u overgeleverde Nederlandse onderdaan of ingezetene, in casu [opgeëiste persoon] , onderdaan van Nederland.
Deze garantie houdt in dat, eens betrokkene in België onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel is veroordeeld, deze persoon naar Nederland zal terugkeren om deze straf of maatregel daar te ondergaan.De terugkeer zal gebeuren op basis van het Europees Kaderbesluit toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op de vrijheidsbenemende straffen of maatregelen uitgesproken in een lidstaat van de Europese Unie (2008/909/JBZ)."
Uit artikel 2:13, eerste lid, aanhef en onder f, van de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging vrijheidsbenemende en voorwaardelijke sancties volgt dat deze garantie alleen kan worden geëffectueerd, indien het feit ook naar Nederlands recht een strafbaar feit oplevert.
Zoals hierboven reeds overwogen is aan deze voorwaarde voldaan.
Naar het oordeel van de rechtbank is de hiervoor vermelde garantie voldoende.

6.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er een garantie is gegeven als bedoeld in artikel 12 sub d OLW en er ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

Artikel 300 Wetboek van Strafrecht en de artikelen. 2, 5, 6 en 7 Overleveringswet.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de eerste substituut Procureur des Konings bij het Parket van de Procureur des Konings Oost-Vlaanderen, afdeling Gent (België)
wegens het feit waarvoor overlevering wordt verzocht.
Aldus gedaan door
mr. A.J. Dondorp, voorzitter,
mrs. M. Woerdman en B. Poelert, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.L. van Loon, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 15 december 2015.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.