ECLI:NL:RBAMS:2015:9226

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 december 2015
Publicatiedatum
21 december 2015
Zaaknummer
C/13/592710 / HA RK 15-260
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming van vereffenaar van een onbeheerde nalatenschap

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 24 december 2015 een beschikking gegeven inzake de benoeming van een vereffenaar voor de nalatenschap van een overleden persoon, hier aangeduid als erflaatster. De verzoekster, ABN AMRO BANK N.V., heeft een vordering op de nalatenschap van erflaatster, die niet behoorlijk wordt beheerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat erflaatster geen testament heeft opgemaakt en dat er geen executeur is aangesteld. Hierdoor is de nalatenschap onbeheerd gelaten, wat het risico met zich meebrengt dat de verzoekster niet tijdig of volledig kan worden voldaan in haar vordering.

De rechtbank heeft de bekende erfgenamen opgeroepen om zich uit te laten over de benoeming van een vereffenaar, maar heeft geen reacties ontvangen. Gezien het feit dat de erfgenamen de nalatenschap willen verwerpen, heeft de rechtbank geoordeeld dat er geen bezwaren zijn tegen de benoeming van een vereffenaar. De rechtbank heeft mr. B.J. Groenhuijzen en mr. M. van der Meulen benoemd tot vereffenaar van de nalatenschap. Tevens heeft de rechtbank het verzoek van de verzoekster om de vereffenaar te ontheffen van de publicatieplicht toegewezen, met uitzondering van publicatie in de Staatscourant.

De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de benoeming van de vereffenaar onmiddellijk van kracht is, ongeacht eventuele rechtsmiddelen die tegen de beschikking kunnen worden aangewend. Deze beschikking is openbaar uitgesproken en zal ook digitaal worden gepubliceerd op rechtspraak.nl.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rekestnummer: C/13/592710 / HA RK 15-260
Beschikking van 24 december 2015
in de zaak van
de naamloze vennootschap
ABN AMRO BANK N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
verzoekster,
advocaat mr. R.J.H.W. Vlutters te Utrecht.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift met bijlagen, ingekomen ter griffie op 28 augustus 2015;
  • de (fax)brief van mr. R.H. Meppelink, een kantoorgenoot van mr. Vlutters, van 24 september 2015;
  • het e-mailbericht namens mr. Meppelink, van 25 september 2015.
1.2.
De beschikking is bepaald op heden. Verzoekster is door de rechtbank van de beschikkingsdatum op de hoogte gesteld.

2.De feiten

2.1.
Verzoekster en mevrouw [erflaatster] (hierna: erflaatster) hebben in 2003 een hypothecaire geldleningsovereenkomst gesloten. Op 10 december 2003 is de notariële hypotheekakte verleden, waarbij door erflater aan de bank het recht van eerste hypotheek is verleend op het appartementsrecht, rechtgevende op het uitsluitend gebruik van de woning gelegen op de vierde verdieping met berging op de begane grond, plaatselijk bekend te Amsterdam als de [adres] , kadastraal bekend gemeente [gemeente] , sectie [kadastraalnummer] aandeel in de gemeenschap, bestaande uit het voortdurende recht van erfpacht van een perceel grond gelegen aan de [adres] te Amsterdam, ten tijde van de splitsing in appartementsrechten kadastraal bekend gemeente [gemeente] , [kadastraalnummer] , met de rechten van de erfpachter op de zich op die grond bevindende opstal, zijnde een flatgebouw bestaande uit 99 woningen met bij die woningen behorende bergruimten, plaatselijk bekend te Amsterdam als [adres] (voorheen [huisnummers] ) (even nummers).
2.2.
Erflaatster, geboren te Amsterdam op [geboortedatum] , is op [datum] te Amsterdam overleden. Het laatste woonadres van erflater was gelegen in Amsterdam.
2.3.
Blijkens de brief van het Centraal Testamentenregister te Den Haag van 29 oktober 2014 heeft erflaatster geen testament doen opmaken.
2.4.
Erflaatster was ten tijde van haar overlijden niet gehuwd en niet als partner geregistreerd. Zij overleed blijkens het haar betreffende uittreksel van de gemeentelijke basisadministratie zonder achterlating van afstammelingen.

3.Het verzoek

3.1.
Het verzoek strekt tot het benoemen van een vereffenaar van de nalatenschap van erflaatster als bedoeld in artikel 4:204 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
3.2.
Verzoekster legt aan haar verzoek het navolgende ten grondslag. Verzoekster heeft uit hoofde van de hypotheekovereenkomst een vordering op de nalatenschap van erflaatster. Deze vordering is opeisbaar en bedroeg per 21 augustus 2014 € 130.480,84. Thans wordt de nalatenschap niet behoorlijk beheerd en afgewikkeld, waardoor verzoekster haar vordering nog niet heeft kunnen opeisen en verhalen. De gegevens van de erfgenamen van erflaatster zijn bij de bank niet (volledig) bekend. Momenteel is er sprake van een onbeheerde nalatenschap. Verzoekster wenst mr. B.J. Groenhuijzen en mr. M. van der Meulen tot vereffenaar te benoemen.
3.3.
Verzoekster verzoekt, uit het oogpunt van kostenbesparing, de rechtbank om de te benoemen vereffenaar te ontheffen van zijn publicatieverplichting als bedoeld in artikel 4:206 lid 6 BW, althans te bepalen dat publicatie uitsluitend dient te geschieden in de Staatscourant, althans uitsluitend in de Staatscourant en één regionaal huis- aan huisblad.

4.De beoordeling

4.1.
Artikel 4:204 lid 1 aanhef en onder b BW bepaalt dat de rechtbank, indien een nalatenschap niet beneficiair is aanvaard, onder meer op verzoek van een schuldeiser een vereffenaar kan benoemen, indien (kort gezegd) het gevaar bestaat dat de schuldeiser niet volledig of niet binnen redelijke tijd zal worden voldaan omdat de nalatenschap niet behoorlijk beheerd of afgewikkeld wordt of niet toereikend is.
4.2.
Nu erflaatster geen testament heeft doen opmaken is er geen executeur die de nalatenschap beheert.
4.3.
De rechtbank heeft de bekende erfgenamen bij brief en bij advertentie verzocht zich uit te laten over de benoeming van een vereffenaar. Van een aantal erfgenamen heeft de rechtbank vernomen dat zij de nalatenschap zullen gaan verwerpen. Hoewel de overige erfgenamen door de rechtbank op grond van artikel 4:206 van het Burgerlijk Wetboek (BW) behoorlijk zijn opgeroepen, heeft de rechtbank geen reactie van hen ontvangen.
4.4.
Uit de processtukken maakt de rechtbank op dat de nalatenschap op dit moment onbeheerd wordt gelaten. Dit heeft tot gevolg dat er gevaar bestaat dat verzoekster in haar hoedanigheid van schuldeiser niet volledig of binnen redelijke tijd zal worden voldaan.
4.5.
De rechtbank constateert gelet op het voorgaande dat verzoekster belang heeft bij het verzoek. Nu de bekende erfgenamen de nalatenschap zullen gaan verwerpen en/of niet gereageerd hebben, moet het ervoor worden gehouden dat er geen bezwaren bestaan tegen de benoeming van een vereffenaar in de nalatenschap. Omdat ook overigens aan de wettelijke vereisten is voldaan, is het verzoek op de wet gegrond en zal het worden toegewezen.
4.6.
Verzoekster heeft uit het oogpunt van kostenbesparing verzocht om de vereffenaar te ontslaan van zijn publicatieplicht als bedoeld in artikel 4:206 lid 6 van het Burgerlijk Wetboek (BW) althans de beschikking alleen bekend te maken in de (thans digitaal beschikbare) Staatscourant. De rechtbank zal dit laatste verzoek toewijzen. Het ziet er naar uit dat het saldo van de nalatenschap negatief is. De wettelijk voorgeschreven wijze van bekendmaking in nieuwsbladen is kostbaar, terwijl belanghebbenden via internet kosteloos op een even goede en wellicht zelfs betere wijze kunnen worden geïnformeerd. Naast publicatie in de Staatscourant zal de bekendmaking van deze beschikking tevens plaatsvinden op rechtspraak.nl/uitspraken. Deze wijze van bekendmaking komt in de huidige tijd beter tegemoet aan de bedoeling van de wetgever, dan de wijze van bekendmaking via publicatiemiddelen uit de tijd waarin het huidige erfrecht werd ontworpen, toen de toegang tot internet nog niet algemeen was.
4.7.
De rechtbank ziet aanleiding om deze beschikking op de voet van artikel 288 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
benoemt mr. B.J. Groenhuijzen en mr. M. van der Meulen,
beiden als advocaat werkzaam bij advocatenkantoor SWG Advocaten te Rosmalen,
aan de Edelweisstraat 5 (5241 AH),
tot vereffenaar van de nalatenschap van:
[erflaatster],
geboren te Amsterdam op [geboortedatum] ,
laatstelijk wonende te Amsterdam,
overleden op [datum] te Amsterdam,
5.2.
draagt de griffier op de benoeming van deze vereffenaar onverwijld in het boedelregister in te schrijven,
5.3.
ontheft de vereffenaar van de publicatieplicht als bedoeld in artikel 4:206 lid 6 BW, met uitzondering van de publicatie in de Staatscourant,
5.4.
verstaat dat deze beschikking bekend gemaakt zal worden door plaatsing op rechtspraak.nl/uitspraken,
5.5.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.E.M. James-Pater en in het openbaar uitgesproken op 24 december 2015.