4.3.2Het oordeel over de overige ten laste gelegde feiten
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit.
De aangetroffen auto, wapens en verdere uitrusting
In de nacht van 6 juni 2015 heeft verdachte met medeverdachte [medeverdachte] een BMW met kenteken [kenteken 1] opgehaald. De gang van zaken was hierbij als volgt. Op een afgesproken punt is verdachte overgestapt vanuit zijn eigen auto in de auto van medeverdachte [medeverdachte] . Medeverdachte [medeverdachte] reed vervolgens naar de plaats waar de BMW klaarstond, alwaar hij verdachte afzette. Verdachte is vervolgens in de BMW gestapt en heeft medeverdachte [medeverdachte] twee straten verderop weer opgepikt.De BMW stond open, de sleutel zat in het contactslot.
Diezelfde nacht heeft de politie deze BMW, die als gestolen stond geregistreerd, aangehouden. Verdachte was op dat moment de bestuurder van dit voertuig.Achteraf is gebleken dat medeverdachte [medeverdachte] op dat moment rechts op de achterbank zat.Verdachte is toen aangehouden; medeverdachte [medeverdachte] vluchtte de auto uit en is een dag later aangehouden.
In de auto bevond zich ten tijde van de aanhouding op de passagiersstoel een volautomatisch aanvalsgeweer met daarin een patroonmagazijn, welk wapen in het zicht lag in een openstaande sporttas.Het volautomatisch aanvalsgeweer van het merk Zastava, systeem AK-47, bleek halfgeladen te zijn. In het patroonmagazijn zaten patronen kaliber 7.62 x 39 mm.
Rechts achterin werd op de vloer van de BMW een plastic tas aangetroffen, met daarin een pistool met bijbehorende geluidsdemper, een revolver en losse munitie.Het pistool van het merk Crvena Zastava, model 70, was doorgeladen met in totaal acht patronen, kaliber 7.65 mm. Het revolver van het merk Smith & Wesson, was eveneens doorgeladen en bevatte in totaal zes patronen van kaliber 7.65 mm. Verder werden nog een los patroonmagazijn, bestemd voor een pistool van het merk Crvena Zastava model 70, met acht patronen kaliber 7.65 mm en acht volmantel rondneus patronen, kaliber 7.65 mm los in de AH-tas aangetroffen.
Verdachte was die nacht geheel in het zwart gekleed. Onder zijn zwarte bomberjack droeg hij een kogelwerend vest, met daaronder een zwart shirt. Met dit zwarte shirt kon het gezicht worden bedekt. Daarnaast had hij zwarte handschoenen bij zich.
Ook medeverdachte [medeverdachte] was gekleed in donkere kleding.Medeverdachte [medeverdachte] had in de auto deels een capuchon op.Of medeverdachte [medeverdachte] ten tijde van zijn vlucht een kogelwereld vest droeg is niet bekend. Hij was wel in het bezit van een kogelwerend vest; dit is bij huiszoeking gevonden op het verblijfadres van medeverdachte [medeverdachte] .Achterin de BWM werden zwarte handschoenen aangetroffen, waarop DNA van medeverdachte [medeverdachte] is aangetroffen.Medeverdachte [medeverdachte] heeft verklaard dat hij die nacht ook zwarte handschoenen bij zich had.
Verdachte was ten tijde van de aanhouding in het bezit van een aansteker en een rol toiletpapier.In de auto bevonden zich twee flessen met ontvlambare vloeistof.Verdachte heeft verklaard dat het plan was om de auto in brand te steken;medeverdachte [medeverdachte] heeft verklaard dat dat een mogelijkheid was.
Verdachte had – naar hij heeft verklaard op verzoek van medeverdachte [medeverdachte] – geen mobiele telefoon bij zich.Ook had hij geen geld, bankpas of identiteitsbewijs bij zich.De BMW was voorzien van een getinte achterruit en getinte achterste zijruiten.
Naar aanleiding van deze aanhoudingen zijn huiszoekingen bij beide verdachten uitgevoerd. Bij een doorzoeking op 6 juni 2015 op het thuisadres van verdachte, de [adres] te [plaats 1] , is een automatisch vuurwapen (merk Zastava, type M70AB2) aangetroffen in de garage en een vilmes in de woonkamer.Beide wapens zijn strafbaar gesteld in de zin van de Wet wapens en munitie.Verdachte heeft verklaard dat het vilmes van hem was.
Verklaringen
Beide verdachten hebben verklaard dat de auto klaar stond, dat ze die hebben opgehaald in de omgeving van het Ecuplein en dat zij (via de Heemstedestraat, waar zij blijkens een ANPR-camera om 2.41 uur langskwamen) naar de Amstelveenseweg zijn gereden en in een zijstraat daarvan, te weten de Karperweg, geruime tijd hebben stilgestaan.
Volgens medeverdachte [medeverdachte] was die plaats afgesproken om de in de auto aanwezige wapens over te dragen, maar kwam de afnemer niet opdagen. Verdachten zouden toen het te lang duurde onverrichter zake weer zijn vertrokken.
Verdachte heeft meermaals verklaard dat het de bedoeling was iemand te checken.Dat heeft hij ter zitting verduidelijkt door te zeggen dat daarmee bedoeld was iemand in de gaten houden.Als getuige gehoord is hij daarop teruggekomen en heeft hij verklaard dat hem niet duidelijk was wat of wie ‘gecheckt’ moest worden.
Beoordeling
De belangrijkste vragen die door de rechtbank moeten worden beantwoord, is of verdachte zich samen met zijn medeverdachte in de nacht van 6 juni 2015 te Amsterdam zich schuldig heeft gemaakt aan voorbereiding van moord en aan voorbereiding van brandstichting.
Voorop staat dat de bij verdachten aangetroffen auto met drie vuurwapens en de verdere uitrusting zonder meer geschikt is om een moord te plegen: met de aanwezige vuurwapens kunnen in korte tijd door twee personen zeer veel kogels worden afgevuurd, zodat de kans dat het slachtoffer dat overleeft minimaal is. De zwarte kleding en de gezichtsbedekking, het laatste waarover in ieder geval de verdachte beschikte, zijn verder geschikt om herkenning te voorkomen. Ter voorkoming van herkenning was ook de BMW met een getinte achterruit en getinte achterste zijruiten zeer geschikt. Medeverdachte [medeverdachte] zat achterin en had ook nog (deels) een capuchon op.
Ook waren alle onderdelen aanwezig die traceerbaarheid achteraf haast onmogelijk maakten: er werd gebruik gemaakt van een snelle auto die gestolen was, de auto kon met behulp van benzine, wc-papier en een aansteker in brand worden gestoken en verdachten hadden handschoenen bij zich. Bovendien hadden ze geen mobiele telefoons bij zich, zodat ook een onderzoek naar telecomgegevens niets zou opleveren.
Het voorafgaande betekent deze voorwerpen gezamenlijk naar hun uiterlijke verschijningsvorm dienstig kunnen zijn voor het plegen van een moordaanslag.
Bestemming tot het begaan van een misdrijf
Dat het plegen van een moordaanslag ook daadwerkelijk het doel was dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte] voor ogen hadden, blijkt daarbij ook uit het feit dat moet worden aangenomen dat het hen om een bepaalde persoon te doen was. Verdachte heeft immers meermaals verklaard dat het de bedoeling was “iemand te checken”. Aan zijn latere afzwakking van die verklaring hecht de rechtbank geen geloof.
Ook het door medeverdachte [medeverdachte] opgeworpen alternatief acht de rechtbank ongeloofwaardig. Zijn eerdere verklaring over de herkomst van de wapens is door het onderzoek onderuit gehaald.
Vervolgens heeft medeverdachte [medeverdachte] ter zitting, nadat hij had kunnen kennisnemen van de volledige inhoud van het dossier, inclusief de camerabeelden die zich in het dossier bevinden, een ander alternatief naar voren gebracht. Uitgangspunt is dat die laatste verklaring indringend dient te worden getoetst.
Dit alternatief is ongeloofwaardig, gelet op het volgende.
In de eerste plaats heeft medeverdachte [medeverdachte] ter zitting verklaard dat hij ook geen telefonisch contact kon krijgen met de afnemer. Hij heeft desgevraagd verklaard dat hij een mobiele telefoon bij zich had. Dit terwijl hij verdachte had gevraagd geen mobiele telefoon mee te nemen. De enige reden die de rechtbank hiervoor kan bedenken is dat dit was om traceerbaarheid achteraf te voorkomen. Gelet daarop is het hoogst onwaarschijnlijk dat medeverdachte [medeverdachte] wel een mobiele telefoon bij zich had.
In de tweede plaats zat het automatische wapen in een gele tas, die zich in een open grotere tas bevond, die bij de aanhouding van verdachte op de voorbank stond. In een losse plastic tas op de vloer van de BMW waar medeverdachte [medeverdachte] zat, bevonden zich de twee andere wapens. Als het de bedoeling was geweest de wapens aan een derde mee te geven, zouden alle wapens samen in een tas hebben gezeten.
In de derde plaats waren het pistool en de revolver doorgeladen en was de AK47 half doorgeladen, wat ook niet logisch is bij een levering van wapens. Tot slot hebben verdachten allebei een ander scenario geschetst, en ondersteunen de verklaringen over het doel van de avond elkaar dus niet.
Nu de verklaring van medeverdachte [medeverdachte] niet geloofwaardig is en op grond van de verklaringen van verdachten in combinatie met de camerabeelden vaststaat dat verdachten geruime tijd in de stilstaande auto in de Karperweg hebben gewacht, kan dat geen ander doel hebben dan het door verdachte ook (aanvankelijk) genoemde doel, dat zij daar waren omdat er “iemand” gecheckt moest worden, in de zin dat verdachten, voorzien van de wapens en verder uitrusting zoals boven omschreven, hier stonden te wachten met het doel om iemand te vermoorden.
Dat verdachte als getuige ter zitting heeft verklaard dat hij niet wist wat of wie er in de gaten werd gehouden, is niet geloofwaardig. Dit wordt hierna onder het kopje medeplegen/medeplichtigheid nader uiteengezet.
Op grond van het bovenstaande is het onder 1 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen en behoeft de vraag welke persoon in concreto werd gevolgd niet te worden beantwoord. Ook de vraag of verdachten, op het moment dat zij werden aangehouden, achter de auto van het beoogde slachtoffer aanreden, is niet van belang.
Medeplegen of medeplichtigheid van [verdachte]
Uit het dossier volgt dat medeverdachte [medeverdachte] de initiatiefnemer is geweest. Zowel medeverdachte [medeverdachte] als verdachte verklaren dat verdachte van niets wist en alleen maar zou rijden. Dat laatste is echter niet geloofwaardig. Medeverdachte [medeverdachte] heeft verklaard dat de tas met het automatische wapen zich op de passagiersstoel voorin bevond;hijzelf zat achterin. Deze (openstaande) tas met het automatisch wapen is bij de aanhouding aangetroffen op de passagiersstoel voorin. Verdachte heeft verklaard dat de tas achterin lag, waar ook medeverdachte [medeverdachte] zat en dat die tas vlak voor de aanhouding pas voorin is gelegd. Dat is onaannemelijk, nu niet valt in te zien met welk doel medeverdachte [medeverdachte] het automatische wapen achterin zou hebben gehad en juist vlak voor hij de auto ontvluchtte dat wapen alsnog voorin zou hebben gelegd, terwijl hij zich op dat moment voorbereidde op de vlucht nadat de auto tot stilstand was gekomen. Er moet dus vanuit worden gegaan dat de verklaring van medeverdachte [medeverdachte] op dit punt juist is en niet die van verdachte. Dat betekent dat verdachte een openstaande tas met daarin zichtbaar een automatisch wapen naast zich had liggen. Dat gegeven maakt dat het onaannemelijk is dat verdachte niet op de hoogte was van de aanwezigheid van dat vuurwapen. Gelet op de omstandigheid dat verdachte dit wapen halfgeladen binnen zijn handbereik had liggen, terwijl hij donkere kleding droeg, met een shirt waarmee hij zijn gezicht kon bedekken, hij een kogelwerend vest droeg en handschoenen voorhanden had, moet bovendien worden aangenomen dat afgesproken was dat hij degene zou zijn die dat wapen in voorkomende gevallen zou hanteren. Hieruit volgt dat – nu ook medeverdachte [medeverdachte] wapens onder handbereik had – afspraken moeten zijn gemaakt over de onderlinge taakverdeling en moet worden aangenomen dat verdachte ook van de overige wapens op de hoogte was. Dit alles maakt dat het meer aannemelijk is dat verdachte op de hoogte was van de persoon waar het om ging. Bij dat alles komt dat ook gelet op de rest van uitrusting zoals die verdachte bekend was, waaronder behalve de voornoemde zwarte kleding, het kogelwerend vest, de handschoenen (in de zomer) en het gezichtsbedekkende shirt, ook de aansteker, de rol toiletpapier, de gestolen BMW met getint glas en het thuislaten van zijn mobiele telefoon volstrekt onaannemelijk maakt dat verdachte geen weet zou hebben van het doel van de onderneming.
Nu verdachten samen beschikten over de aanwezige middelen en dezelfde criminele intentie hadden, is sprake van een gezamenlijke uitvoering van het delict. Medeverdachte [medeverdachte] was weliswaar de initiator, maar op het moment dat verdachten in de gestolen BMW gingen rijden met de aanwezige vuurwapens en de verdere uitrusting zoals hiervoor besproken, was hun bijdrage aan het delict van ongeveer evenveel gewicht, terwijl – zoals hiervoor uiteengezet – moet worden aangenomen dat zij bewust en nauw hebben samengewerkt. Er is dan ook sprake van medeplegen.
Brandstichting
De aanwezige flessen brandbare vloeistof zijn in combinatie met een aansteker en een rol wc-papier zeer geschikt om een auto in brand te steken. Verdachte heeft ook verklaard dat dit het plan was; medeverdachte [medeverdachte] heeft verklaard dat dat een mogelijkheid was. Ook als het voornemen om de auto in brand te steken nog niet vast stond, is de aanwezigheid van genoemde middelen met genoemd doel reeds voldoende om tot een bewezenverklaring van de voorbereiding van brandstichting te komen. Van het in brand steken van een auto is gemeen gevaar voor goederen te verwachten, nu immers ten minste aantasting van het wegdek of de bodem waarop die auto zich bevindt is te verwachten, nog daargelaten het gevaar voor andere goederen zoals straatmeubilair of andere geparkeerde voertuigen als deze zich op korte afstand van de auto bevinden.
Wapens
Gezien hetgeen hierboven is besproken over het medeplegen van voorbereidingshandelingen wordt aangenomen dat verdachte en zijn medeverdachte de in de BMW aangetroffen wapens tezamen en in vereniging aanwezig hadden. Verdachte had ook de beschikkingsmacht over deze wapens. Het verweer van de raadsman hieromtrent wordt dan ook verworpen.
Wat de bij de huiszoeking van verdachte gevonden wapens betreft, overweegt de rechtbank het volgende. Verdachte wordt geacht bekend te zijn met wat zich in zijn huis bevindt en dat geldt ook voor de bij de woning behorende garage. Het verweer dat hij niet bekend was met de aanwezigheid van het wapen in de garage, omdat het wapen onder een stapel spullen lag die al in de garage aanwezig waren toen hij de woning huurde, wordt verworpen, omdat zowel de verhuurder als de vorige huurder hebben verklaard dat de garage leeg is opgeleverd. Daarnaast is bij de verhuur slechts één sleutel overhandigd aan verdachte, waardoor niet aannemelijk is geworden dat anderen toegang tot de garage hadden.
Verdachte heeft erkend dat hij een vilmes aanwezig had. Hij verklaart dat hij niet wist dat hij het wapen niet mocht hebben. Dat is onvoldoende voor een beroep op rechtsdwaling; verdachte is hiervoor dus strafbaar.
Rechtmatigheid doorzoeking
Het verweer van de raadsman dat sprake zou zijn van onrechtmatig binnentreden en een onrechtmatige doorzoeking, op basis waarvan het gevonden aanvalsgeweer en vilmes van het bewijs zouden moeten worden uitgesloten, wordt verworpen. Door de raadsman is immers geen belang gesteld dat zou zijn geschonden, waardoor niet is gebleken dat enig nadeel is geleden door verdachte.
Heling van de BMW
Verdachte heeft de BMW met medeverdachte [medeverdachte] op een omslachtige manier opgehaald. Op een afgesproken punt is verdachte overgestapt vanuit zijn eigen auto in de auto van medeverdachte [medeverdachte] . [medeverdachte] reed vervolgens naar de BMW, waar hij verdachte afzette. Verdachte is vervolgens in de BMW gestapt en heeft medeverdachte [medeverdachte] twee straten verderop weer opgepikt. Dit alles kan geen ander doel hebben gehad dan dat de auto van medeverdachte [medeverdachte] niet in de directe omgeving van de koud gezette BMW mocht worden geparkeerd. Het ophalen gebeurde midden in de nacht. De BMW stond open, de sleutel zat in het contactslot. Tijdens het rijden in de BMW heeft medeverdachte [medeverdachte] tegen verdachte gezegd dat na afloop de auto in brand moest worden gestoken. Dit alles maakt dat verdachte tijdens het voorhanden krijgen van de BMW redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen voertuig betrof. Het verweer van de raadsman wordt dan ook verworpen.