ECLI:NL:RBAMS:2015:9083

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 november 2015
Publicatiedatum
16 december 2015
Zaaknummer
570581/ HA ZA 14-812
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige daad en zorgplicht bij renteswapovereenkomst tussen bank en onderneming

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 25 november 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen EZ-Blocker B.V. en ABN AMRO Bank N.V. over een renteswapovereenkomst. EZ-Blocker, een onderneming die zich richt op de ontwikkeling van medische hulpmiddelen, had in 2008 een kredietovereenkomst en een renteswapovereenkomst afgesloten met ABN AMRO. De renteswap was bedoeld om het renterisico van de lening te beheersen. EZ-Blocker stelde dat ABN AMRO haar zorgplicht had geschonden door een complex financieel product aan te bieden dat niet paste bij haar bedrijfsmodel en door onvoldoende te wijzen op de risico's van de renteswap. De rechtbank oordeelde dat ABN AMRO niet had voldaan aan haar zorgplicht, omdat zij EZ-Blocker niet adequaat had geïnformeerd over de gevolgen van de renteswap en de mogelijke financiële risico's bij een vervroegde beëindiging van de lening. De rechtbank concludeerde dat EZ-Blocker schade had geleden als gevolg van deze zorgplichtschending en dat ABN AMRO aansprakelijk was voor deze schade. De zaak werd verwezen naar de rol voor verdere behandeling van de schadebegroting.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/570581 / HA ZA 14-812
Vonnis van 25 november 2015
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
EZ-BLOCKER B.V.,
gevestigd te Delft,
eiseres,
advocaat mr. J. van Oijen te Etten-Leur,
tegen
naamloze vennootschap
ABN AMRO BANK N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat mr. F.R.H. van der Leeuw te Amsterdam.
Partijen zullen hierna EZ-Blocker en ABN AMRO of de bank genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 18 juli 2014 met producties;
  • de conclusie van antwoord met producties van de zijde van EZ-Blocker;
  • het ambtshalve gewezen tussenvonnis van 12 november 2014 waarbij een comparitie van partijen is gelast;
  • het proces-verbaal van de op 13 februari 2015 gehouden comparitie en de daarin genoemde processtukken en proceshandelingen;
- de brief van mr. Van Oijen van 14 april 2015 en de brief van mr. Van der Leeuw van 15 april 2015.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
EZ-Blocker is onderdeel van een groep van vennootschappen aan het hoofd waarvan de besloten vennootschap Rho-Dam Ventures B.V. (hierna: Rho-Dam) staat.
Rho-Dam houdt onder meer de aandelen in IQ Medical Ventures B.V. (hierna: IQ) dat zich ten doel stelt om, samen met artsen, innovatieve medische hulpmiddelen te ontwikkelen en op de markt te brengen. IQ doet dit via het zogenaamde “revolving incubator model”, hetgeen betekent dat wordt nagestreefd om eenmaal ontwikkelde en op de markt gebrachte producten, aan grotere industriële producenten te verkopen en om de daarmee verkregen opbrengst aan te wenden voor de ontwikkeling van nieuwe producten. Aan productvennootschappen, zoals EZ-Blocker, stelt IQ - als zogenaamde incubator - kapitaal, mankracht en huisvesting ter beschikking.
2.2.
EZ-Blocker is opgericht op 9 december 2005. Haar uiteindelijke activiteiten waren de ontwikkeling en het op de markt brengen van een speciaal type katheter - eveneens genaamd de EZ-Blocker.
2.3.
Ten behoeve van de uitbreiding van haar bedrijfsactiviteiten heeft EZ-Blocker (toen nog genaamd: AnaesthetIQ B.V) op 13 juni 2008 met ABN AMRO een kredietovereenkomst gesloten. Daarbij werd de bestaande kredietfaciliteit uitgebreid met twee 12-jarige leningen - te weten een ‘borgstellingskrediet 12 jarige Euriborlening’ en een 12-jarige Euriborlening - van in totaal € 360.000,- (hierna samen: de lening). Over de lening was EZ-Blocker een rente gelijk aan het driemaands euribortarief verschuldigd, vermeerderd met een (debiteuren)opslag van 1,75% over het borgstellingskrediet en 2% over de Euriborlening. Ten behoeve van ABN AMRO zijn in verband met de lening verschillende zekerheden gevestigd.
2.4.
In de kredietovereenkomst is onder het kopje ‘OTC-Derivaten (nieuw)’ het volgende opgenomen:
“- ABN AMRO is bereid om, tot wederopzegging, aan Kredietnemer (..) de mogelijkheid te geven om derivatentransacties aan te gaan. (..)
- De Algemene Bepalingen Derivatentransacties mei 2001 en de Voorwaarden Treasurydienstverlening ABN AMRO, voor zover niet anders wordt overeengekomen, zijn van toepassing op alle derivatentransacties tussen de Cliënt en ABN AMRO.
(..)
Door ondertekening van deze Kredietovereenkomst verklaart de Cliënt een exemplaar van de brochure “Informatie Treasurydienstverlening ABN AMRO” te hebben ontvangen en daarmee volledig bekend te zijn. In genoemde brochure treft u naast bovengenoemde documenten ook het Informatieblad Treasurydienstverlening ABN AMRO aan met daarin een algemene beschrijving van de aard en risico’s van Over-The-Counter OTC derivaten.
- In aanvulling op artikel 8 van de Algemene Bepalingen Derivatentransacties mei 2001 zal gelden dat ABN AMRO, zonder dat enige sommatie of ingebrekestelling vereist zal zijn, eveneens één of meerdere lopende transacties onmiddellijk en in zijn geheel kan beëindigen en alles wat door de Cliënt uit hoofde daarvan, al dan niet opeisbaar of onder voorwaarde, is verschuldigd, onmiddellijk in zijn geheel tussentijds kan opeisen, indien en zodra de kredietfaciliteit bij ABN AMRO wordt beëindigd.(..)”
2.5.
Op het Informatieblad Treasurydienstverlening ABN AMRO, onderdeel van de brochure die ABN AMRO bij aangaan van de kredietovereenkomst aan EZ-Blocker heeft overhandigd, is onder meer het volgende vermeld:
“9. Kosten van voortijdige beëindiging
Indien u – om welke reden dan ook – een derivatentransactie wilt of moet beëindigen, kan dit aanzienlijke kosten met zich meebrengen. Een derivatentransactie is altijd gerelateerd aan de onderliggende waarde. De waarde van een derivatentransactie is dan ook afhankelijk van de fluctuaties in de prijs, dan wel de koers van de onderliggende waarde.
Indien een transactie vervroegd moet worden beëindigd, wordt gekeken of die transactie op dat moment een positieve dan wel een negatieve waarde heeft (waardering tegen marktwaarde). In geval van positieve waarde zal ABN AMRO deze met u verrekenen. Bij beëindiging van een transactie met een negatieve waarde dient u een bedrag aan ABN AMRO te betalen.”
2.6.
Een vertegenwoordiger van EZ-Blocker heeft namens EZ-Blocker op 16 juni 2008 de vragenlijst Cliëntenprofiel Treasury van ABN AMRO ingevuld en daarbij aangekruist geen enkele ervaring te hebben met derivatenproducten en evenmin kennis te hebben van de daaraan verbonden risico’s. In de vragenlijst is voorts onder meer het navolgende vermeld:
“B. Risicohouding en doelstelling
De marktwaarde van derivaten is afhankelijk van de ontwikkelingen op de geld-, kapitaal-, valuta-, energie-, klimaat- en grondstoffenmarkten en wisselt van moment tot moment. Dit brengt met zich mee dat de marktwaarde van derivaten de financiële positie van uw onderneming zowel positief als negatief kan beïnvloeden. Bij voortijdige sluiting van uw positie kan een negatieve marktwaarde voor uw onderneming leiden tot de verplichting aan de bank zekerheid te verstrekken of een bedrag aan de bank te betalen. De maximale omvang van deze potentiële betalingsverplichting is niet altijd te voorspellen.”
Op de daarna opgenomen vraag
“Is uw onderneming bereid de kans op een dergelijke betalingsverplichting te aanvaarden?”is namens EZ-Blocker bevestigend geantwoord. Ten slotte is op het vragenformulier aangekruist dat het rentederivaat zal worden gebruikt ter beheersing van renterisico’s.
2.7.
EZ-Blocker en ABN AMRO hebben op 23 juni 2008 een renteswapovereenkomst gesloten (hierna: de renteswap). Op grond daarvan was EZ-Blocker gehouden aan ABN AMRO een vaste rente van 5,2% te betalen in ruil voor de door ABN AMRO aan EZ-Blocker te vergoeden driemaands Euriborrente. De looptijd van de renteswap was van 1 juli 2008 tot 1 juli 2018. In de schriftelijke bevestiging van de renteswap is onder meer het navolgende opgenomen:
“5. Door ondertekening van deze bevestiging verklaart Cliënt:
• naar tevredenheid door de Bank te zijn ingelicht over de Transactie en alle gewenste informatie, waaronder een productbeschrijving en uitleg, van de Bank te hebben ontvangen.
• zelfstandig - of eventueel met behulp van door cliënt ingeschakelde (financiële) adviseurs - deze Transactie te hebben geanalyseerd.
• zich te realiseren dat de Bank uw contractspartij is en niet uw (financieel) adviseur.
• dat de Transactie past in de risicobeheersing strategie van de Cliënt.
• zich bewust te zijn van de mogelijke specifieke risico’s die inherent zijn aan het product.
• dat de in deze bevestiging vastgelegde variabelen van de Transactie volledig en correct
zijn weergegeven.
Tot slot melden wij u dat op deze Transactie zowel de Algemene Bepalingen Derivatentransacties ABN AMRO Bank N.V. mei 2001 (“ABD”), als de Voorwaarden Treasurydienstverlening ABN AMRO van toepassing zijn. Genoemde documenten maken deel uit van de brochure “Informatie Treasurydienstverlening ABN AMRO”, welke u via uw Treasuryadviseur of Accountmanager heeft ontvangen. (..)”
2.8.
In de loop van 2011 is EZ-Blocker met een grote commerciële partij (Teleflex) in onderhandeling getreden over de verkoop van het EZ-Blocker product.
2.9.
Bij brief van 22 december 2011 heeft ABN AMRO aan EZ-Blocker zorgen geuit over de financiële ontwikkelingen binnen haar onderneming en verder aan EZ-Blocker onder meer te kennen gegeven:
“(..) U heeft in het verleden (rente)derivaten afgesloten. Zoals met u besproken, kan de marktwaarde van deze derivaten afhankelijk van de marktomstandigheden snel toe- of afnemen. Mede gezien de bovenbedoelde zorg omtrent het toekomstperspectief van uw onderneming, alsmede de huidige marktomstandigheden, wijzen wij u er op dat uw transactie(s) momenteel een negatieve marktwaarde hebben van € 51.000,=. Wij adviseren u om u over deze marktwaarde nader te laten informeren en hierover contact op te nemen met uw Relatiemanager of onze Treasury-afdeling.(..)”
2.10.
In het voorjaar van 2012 heeft EZ-Blocker ABN AMRO verzocht de aan haar verstrekte zekerheden vrij te geven in verband met de voorgenomen verkoop van de activiteiten betreffende het EZ-Blocker product door middel van een activa/passiva transactie. Als gevolg van de verkoop zou een lege vennootschap resteren. ABN AMRO heeft op 19 maart 2012 te kennen gegeven tot vrijgave bereid te zijn onder de voorwaarden dat (onder meer) alle schulden werden afgelost en het lopende rentederivaat werd afgewikkeld.
2.11.
Begin april 2012 zijn zowel de kredietovereenkomst als de renteswap beëindigd. Ter afwikkeling van het rentederivaat heeft ABN AMRO op 5 april 2012 aan EZ-Blocker een beëindigingsvergoeding van € 51.730,00 in rekening gebracht. Ondanks verzoeken daartoe van de zijde van EZ-Blocker, heeft ABN AMRO de renteswap niet in stand willen laten. EZ-Blocker heeft de beëindigingsvergoeding aan ABN AMRO voldaan.
2.12.
Bij brief van 31 mei 2012 heeft EZ-Blocker zich - kort gezegd - bij ABN AMRO beklaagd over de in rekening gebrachte beëindigingsvergoeding en haar advisering. In die brief schrijft zij onder meer:
“De bank had moeten weten dat er sprake zou zijn van een kortere looptijd van het krediet en dus van het rentederivaat, omdat ons businessmodel erop gericht is onze producten te verkopen aan grotere marktpartijen, zodra daar de gelegenheid voor is en heeft over het risico van een vervroegde aflossing van het krediet niet geadviseerd.”
2.13.
De algemene bepalingen voor kredietverlening door ABN AMRO, versie juli 2006, houden onder meer het volgende in:
“III. Algemene Bepalingen van toepassing op leningen
(…)
4 Vervroegde aflossing
4.1
Indien een vast rentepercentage van kracht is (…) is het de Kredietnemer toegestaan die lening vervroegd af te lossen zonder een vergoeding voor geleden verlies en gederfde winst aan ABN AMRO verschuldigd te zijn mits voldaan is aan de volgende voorwaarden:
(…)
c. de vervroegde aflossing bedraagt ten minste EUR 1.000,= en per kalenderjaar ten hoogste 5% van de oorspronkelijke hoofdsom van de lening;
(…)
Indien de Kredietnemer niet aan één of meer van de hiervoor genoemde voorwaarden voldoet (…), is de Kredietnemer aan ABN AMRO over het (anders of meer) vervroegd af te lossen bedrag en tegelijk met de betaling daarvan een vergoeding voor geleden verlies en gederfde winst verschuldigd. Deze vergoeding wordt door ABN AMRO bepaald op (…).
5 Opeising
5.1
Het nog niet afgeloste gedeelte van de hoofdsom van de lening kan, tezamen met rente en met al het overige door de Kredietnemer uit hoofde van de Kredietovereenkomst verschuldigde, terstond en in zijn geheel tussentijds door ABN AMRO worden opgeëist (…)
c. indien de Kredietnemer besluit tot beëindiging van zijn beroep op bedrijf, tot gehele of gedeeltelijke staking, verkoop, verhuur of vervreemding van zijn onderneming of praktijk (…)
5.3
Indien ABN AMRO tot opeising ingevolge het hiervoor bepaalde overgaat, zal de Kredietnemer bij wijze van vergoeding van door ABN AMRO geleden verlies en gederfde winst haar een direct opeisbare vergoeding ineens betalen. Deze vergoeding (…) wordt vastgesteld met overeenkomstige toepassing van het hiervoor onder 4.1 dan wel 4.2 bepaalde. (…).”

3.De vordering

3.1.
EZ-Blocker vordert - kort gezegd - dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis ABN AMRO veroordeelt:
a. tot betaling van een bedrag van € 51.730,00 vermeerderd met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf 15 juni 2012, althans 31 mei 2012, althans 15 april 2014 tot aan de dag der algehele voldoening;
b. in de kosten van het geding aan de zijde van EZ-Blocker.
3.2.
EZ-Blocker legt haar vorderingen ten grondslag dat ABN AMRO in strijd heeft gehandeld met de op haar rustende zorgplicht en zo jegens EZ-Blocker onrechtmatig heeft gehandeld althans toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen. Ten onrechte heeft ABN AMRO EZ-Blocker niet geïnformeerd over de gevolgen van tussentijdse beëindiging van de lening, met inbegrip van de mogelijke nadelige financiële gevolgen uit hoofde van de renteswap. Gezien het business model van EZ-Blocker - dat immers gericht is op doorverkoop van het door haar ontwikkelde medische product - had een renteswap nooit aan haar mogen worden geadviseerd. EZ-Blocker is geen professionele belegger. Zij is een klant zonder specialistische kennis van, en ervaring met, rentederivaten. ABN AMRO heeft ook haar zorgplicht geschonden door de renteswap tegen de wil van EZ-Blocker te beëindigen bij gelegenheid van de vervroegde aflossing van de lening. EZ-Blocker zou nooit een renteswap zijn overeengekomen wanneer ABN AMRO haar juist had geïnformeerd. Een lening met een vaste rente zou een meer passend product zijn geweest omdat bij voortijdige aflossing in dat geval geen boeterente verschuldigd was geweest, aldus steeds EZ-Blocker.
3.3.
ABN AMRO voert verweer, zoals hierna, voor zover van belang, aan de orde zal komen.

4.De beoordeling

klachtplicht

4.1.
ABN AMRO heeft als meest verstrekkende verweer aangevoerd dat EZ-Blocker op grond van artikel 6:89 BW op een gebrek in haar prestatie geen beroep meer kan doen, omdat zij niet tijdig heeft geprotesteerd. De rechtbank overweegt het volgende. Artikel 6:89 BW houdt in dat de schuldeiser op een gebrek in de prestatie geen beroep meer kan doen, indien hij niet binnen bekwame tijd nadat hij het gebrek heeft ontdekt of redelijkerwijs had moeten ontdekken bij de schuldenaar ter zake heeft geprotesteerd. Anders dan ABN AMRO aanvoert, maakt de enkele omstandigheid dat al op basis van de medio 2008 verstrekte productinformatie door EZ-Blocker had kunnen worden opgemaakt dat bij vroegtijdige beëindiging van de renteswap een betalingsverplichting ontstond op zichzelf, en mede gezien de aard van de in deze procedure door EZ-Blocker gestelde normschending, nog niet dat EZ-Blocker al in 2008 had moeten begrijpen dat ABN AMRO is tekortgeschoten in haar dienstverlening of toen daarnaar onderzoek had moeten doen.
EZ-Blocker heeft gesteld dat zij voor het eerst in maart 2012 werd geconfronteerd met een negatieve waarde van de renteswap. ABN AMRO heeft aangevoerd dat EZ-Blocker al op een eerder moment, namelijk bij brief van 22 december 2011 (zie 2.9), op de hoogte was gesteld van de negatieve waarde van de renteswap. Wat daar ook van zij, met haar brief van 31 mei 2012 heeft EZ-Blocker naar het oordeel van de rechtbank hoe dan ook tijdig geprotesteerd. Er is geen sprake van verval van rechten als bedoeld in artikel 6:89 BW.
zorgplichtschending
4.2.
EZ-Blocker heeft gesteld dat ABN AMRO in strijd met de op haar rustende (bijzondere) zorgplicht heeft gehandeld door een complex financieel product aan te bieden dat niet paste bij haar businessmodel en door bovendien onvoldoende op de mogelijke nadelige gevolgen van tussentijdse beëindiging van de lening in combinatie met een renteswap te wijzen. ABN AMRO heeft dit een en ander weersproken.
4.3.
De rechtbank stelt voorop dat ABN AMRO jegens EZ-Blocker niet alleen is opgetreden als aanbieder van een financieel product en haar contractuele wederpartij, maar ook als haar adviseur. ABN AMRO heeft EZ-Blocker immers aangeraden haar renterisico onder de lening door middel van een renteswap af te dekken en haar in dat verband - zo is niet in geschil - ook van nader advies voorzien.
4.4.
Naar vaste rechtspraak rust op een bank, als bij uitstek deskundig te achten professionele financiële dienstverlener die een (beleggings)product adviseert, een zorgplicht die er mede toe strekt de klant te beschermen tegen de gevaren van eigen lichtvaardigheid of gebrek aan inzicht. De omvang van deze zorgplicht is steeds afhankelijk van de concrete omstandigheden van het geval, waaronder ook de van toepassing zijnde publiekrechtelijke regels. Mede afhankelijk van de aard en complexiteit van het te verstrekken advies of te adviseren (samenstel van) product(en), brengt deze zorgplicht mee dat de bank:
  • i) vooraf naar behoren onderzoek moet doen naar de financiële mogelijkheden, deskundigheid en doelstellingen van de klant om te kunnen bepalen of, en zo ja, in hoeverre en op welke manier zij de klant moet informeren over de werking en kenmerken van een voorgenomen transactie of bepaalde constructie en moet waarschuwen voor de daaraan verbonden risico’s; en
  • ii) de klant moet waarschuwen voor de bijzondere risico’s die daaraan zijn verbonden, alsook voor het feit dat de voorgenomen (beleggings)strategie van de klant niet past bij zijn financiële mogelijkheden of doelstellingen, zijn risicobereidheid of zijn deskundigheid (zie HR 3 februari 2012, HR:2012:BU9414).
Deze zorgplicht is niet alleen van toepassing in relatie tot een particuliere klant. De eisen van redelijkheid en billijkheid - waaruit deze zorgplicht voortvloeit - brengen mee dat een financiële dienstverlener, in de verhouding tot een ondeskundige wederpartij, steeds moet onderzoeken welke informatie aan die wederpartij moet worden verstrekt opdat deze voldoende geïnformeerd kan besluiten een bepaalde transactie of (combinatie van) product(en) al dan niet aan te gaan of af te nemen. Ten slotte neemt de rechtbank in aanmerking dat een financieel onderneming op grond van artikel 4:23 van de Wet op het financieel toezicht (Wft) - zijnde publiekrechtelijke regelgeving die, als overwogen, de zorgplicht mede inkleurt - gehouden is zijn advies af te stemmen op de ingewonnen informatie over de klant, oftewel om passend te adviseren.
4.5.
Aangenomen kan worden dat EZ-Blocker voorafgaand aan het aangaan van de renteswap geen enkele ervaring had met derivaten van welke aard ook, en evenmin op de hoogte was van de daaraan verbonden bijzondere risico’s. In het door EZ-Blocker ingevulde cliëntenprofiel komt die onervarenheid ook tot uitdrukking. De omstandigheid dat, zoals ABN AMRO benadrukt, EZ-Blocker (en haar groepsvennootschappen) over een kundig management team beschikte(n), onder wie een jurist, maakt haar nog niet ervaren met beleggingsproducten.
4.6.
Vast staat dat EZ-Blocker de renteswap niet om speculatieve redenen is aangegaan, maar enkel met het doel om het risico van een stijgende rente onder de lening te beperken. Met dat oogmerk heeft ABN AMRO de renteswap ook aan EZ-Blocker geadviseerd. Zonder de lening was tussen partijen ook geen renteswapovereenkomst afgesloten. Hoewel strikt genomen sprake is van twee op zichzelf staande overeenkomsten (die in dit geval bovendien op verschillende momenten zijn afgesloten), kunnen de kredietovereenkomst en de renteswap niet los van elkaar worden gezien en moeten zij als een samengesteld geheel worden gezien. Deze combinatie van een geldlening en een renteswap maakt dat sprake is van een complex product waaraan specifieke risico’s zijn verbonden en voor welke risico’s de bank de klant, onder omstandigheden, moet waarschuwen.
4.7.
ABN AMRO moest uit hoofde van de op haar rustende zorgplicht aan EZ-Blocker een geschikt financieel product adviseren. Wanneer het door EZ-Blocker gewenste product niet paste bij haar financiële mogelijkheden of doelstellingen, haar risicobereidheid of deskundigheid, moest ABN AMRO haar daarvan op de hoogte stellen. Haar advies diende te zijn afgestemd op het cliëntenprofiel van de klant.
4.8.
Tussen partijen is niet in geschil dat de activiteiten van EZ-Blocker en de groep waartoe zij behoorde, erop gericht waren om een medisch product te ontwikkelen, dit in de markt te zetten en dit product uiteindelijk aan een derde - doorgaans een industrieel producent - te verkopen. Ten behoeve van deze bedrijfsactiviteiten werd de lening ook aangetrokken. ABN AMRO heeft niet betwist dat zij, gelijk EZ-Blocker heeft gesteld, van voormeld bedrijfsmodel op de hoogte was toen zij de lening verstrekte en de renteswap adviseerde; de betrokken accountmanager van ABN AMRO heeft in dit verband ter comparitie verklaard dat hij ervan op de hoogte was dat de activiteiten van EZ-Blocker verkocht zouden worden.
4.9.
Tegen deze achtergrond vormde het samenstel van een 12-jarige Euribor-lening en een renteswap met een looptijd van 10 jaar voor EZ-Blocker geen geschikt product. Het was immers van aanvang de bedoeling dat het binnen EZ-Blocker ontwikkelde medische product zou worden verkocht. Haar activiteiten waren daar zelfs op gericht. Tegelijkertijd vormde staking van (een deel van) de bedrijfsactiviteiten een grond voor opzegging van de kredietovereenkomst (zie artikel 5.1 van Deel III van de algemene bepalingen voor kredietverlening). En beëindiging van de lening verschafte ABN AMRO de bevoegdheid de renteswap te beëindigen, met mogelijk een aanzienlijke betalingsverplichting voor de klant tot gevolg. Zou de renteswap immers tussentijds worden beëindigd op een moment waarop het driemaand euribor-tarief lager was dan het swaptarief, dan zou de renteswap een negatieve waarde voor de klant ontwikkelen die door de klant moest worden vergoed. ABN AMRO heeft dus een financieel product aan EZ-Blocker geadviseerd dat niet paste bij haar bedrijfsmodel en doelstellingen. Reeds dit maakt dat ABN AMRO niet heeft voldaan aan de op haar rustende zorgplicht. De overige verwijten van EZ-Blocker behoeven geen verdere bespreking.
Causaal verband en toerekening
4.10.
In het onderhavige geval heeft het in 4.9 beschreven scenario zich ook daadwerkelijk voltrokken. Toen EZ-Blocker haar bedrijfsactiviteiten in het kader van haar normale bedrijfsuitoefening (onbezwaard) aan een derde wenste te verkopen, was zij jegens ABN AMRO gehouden de lening vervroegd af te lossen en heeft ABN AMRO gebruik gemaakt van haar contractuele bevoegdheid om ook de renteswap te beëindigen tegen betaling van de negatieve waarde die deze op dat moment had. Zoals in de stellingen van EZ-Blocker besloten ligt (zie 4.11 hierna), en door ABN AMRO onvoldoende is weersproken, was EZ-Blocker geen beëindigingsvergoeding verschuldigd geweest wanneer ABN AMRO haar passend had geadviseerd. EZ-Blocker heeft dus als gevolg van de zorgplichtschending schade geleden (in de zin van conditio sine qua non-verband). De schade die het gevolg is van de schending van de zorgplicht door ABN AMRO
kan aan de bank worden toegerekend.
schadebegroting
4.11.
EZ-Blocker moet zoveel mogelijk in de toestand worden gebracht waarin zij zou hebben verkeerd wanneer ABN AMRO haar zorgplicht niet had verzaakt. Ter bepaling van de hoogte van de schade moet de huidige situatie dus worden vergeleken met de situatie die zich zou hebben voorgedaan wanneer ABN AMRO wel een juist (samenstel van) product(en) aan EZ-Blocker zou hebben geadviseerd (de hypothetische situatie).
4.12.
In dat kader kan er niet zonder meer vanuit worden gegaan dat EZ-Blocker in de hiervoor bedoelde hypothetische situatie een vastrentende lening zou hebben aangetrokken. Weliswaar heeft EZ-Blocker dat in haar processtukken wel betoogd, daarbij ging zij - zo blijkt uit haar eigen toelichting - er vanuit dat bij verkoop van de onderneming of (gedeeltelijke) staking van haar bedrijfsactiviteiten onder een vastrentende lening geen boeterente of andere vergoeding aan de bank verschuldigd zou zijn. Op basis van de door ABN AMRO in het geding gebrachte stukken - zie artikel 4.1 van de algemene bepalingen voor kredietverlening door ABN AMRO (zie 2.13 hiervoor) zoals deze ten tijde van het aangaan van de kredietovereenkomst golden en, naar mag worden aangenomen, op de rechtsverhouding met EZ-Blocker van toepassing zouden zijn verklaard - stelt de rechtbank vast dat die veronderstelling van EZ-Blocker onjuist is. ABN AMRO had dus ook een (met de thans aan EZ-Blocker in rekening gebrachte vergoeding vergelijkbare) beëindigingsvergoeding bij EZ-Blocker in rekening kunnen brengen wanneer aan EZ-Blocker een vastrentende lening was verstrekt en deze gedurende de looptijd was beëindigd.
4.13.
Het ligt op de weg van ABN AMRO om toe te lichten welke financieringsvorm (vast/variabelrentend; looptijd) zij in de hypothetische situatie - als passend bij onder meer haar bedrijfsmodel en doelstellingen - aan EZ-Blocker had geadviseerd. Daarbij dient ABN AMRO inzichtelijk te maken tot welke kosten en/of voordelen dit voor EZ-Blocker had geleid ten opzichte van de huidige situatie. EZ-Blocker zal vervolgens in de gelegenheid zijn hierop bij akte te reageren. De zaak zal daartoe naar de rol worden verwezen. Aan de hand van de nader verstrekte informatie en met inachtneming van de ter zake van de schade reeds gevoerde overige verweren, zal de rechtbank de door EZ-Blocker geleden schade begroten.
4.14.
In afwachting van de hiervoor bedoelde akten, houdt de rechtbank iedere verdere beslissing aan.
overige tekortkomingen of zorgplichtschendingen
4.15.
Naar het oordeel van de rechtbank was ABN AMRO, anders dan EZ-Blocker stelt, wel bevoegd de kredietovereenkomst en de renteswap te beëindigen en bestond daartoe ook voldoende contractuele grondslag. EZ-Blocker heeft onvoldoende gesteld om aan kunnen nemen dat bij haar het gerechtvaardigde vertrouwen is gewekt dat de renteswap niet zou worden beëindigd bij verkoop van haar onderneming en beëindiging van de kredietovereenkomst. In zoverre is van een tekortkoming of van een zorgplichtschending door ABN AMRO geen sprake.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
verwijst de zaak naar de rol van
6 januari 2016voor de
onder 4.13 bedoelde akteaan de zijde van
ABN AMRO, na ontvangst van welke akte de zaak opnieuw naar de rol zal worden verwezen voor
antwoordakteaan de zijde van
EZ-Blocker, zulks op een roltermijn van
zes weken;
5.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.M. van Hassel, rechter, bijgestaan door mr. A. van Aldijk, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 25 november 2015. [1]

Voetnoten

1.type: