ECLI:NL:RBAMS:2015:9033

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 december 2015
Publicatiedatum
16 december 2015
Zaaknummer
C/13/589685 / HA ZA 15-594
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid en exoneratie in het kader van een servicecontract voor koelinstallaties

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 16 december 2015 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen Achmea Interne Diensten N.V. en Nijssen Koeling B.V. De zaak betreft een geschil over de aansprakelijkheid van Nijssen voor schade die is ontstaan door een fout van een servicemonteur tijdens het onderhoud van een koelinstallatie. Achmea, als verzekeraar van Jumbo, heeft de schade van Jumbo vergoed, maar vordert nu een schadevergoeding van Nijssen op basis van een exoneratiebeding in de Algemene Voorwaarden van het servicecontract. De rechtbank heeft vastgesteld dat de servicemonteur niet handelde uit 'bewuste roekeloosheid', omdat hij zich niet bewust was van de kans op schade tijdens zijn werkzaamheden. De rechtbank oordeelt dat het beroep van Nijssen op de exoneratieclausule naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet onaanvaardbaar is, gezien de omstandigheden van de zaak, waaronder de professionele relatie tussen de partijen en het feit dat Jumbo verzekerd was voor de schade. De vordering van Achmea wordt afgewezen, en Achmea wordt veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/589685 / HA ZA 15-594
Vonnis van 16 december 2015
in de zaak van
de naamloze vennootschap
ACHMEA INTERNE DIENSTEN N.V.,
gevestigd te Utrecht,
eiseres,
advocaat mr. J.H. Duyvensz,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NIJSSEN KOELING B.V.,
gevestigd te Leiden,
gedaagde,
advocaat mr. Chr.H. van Dijk.
Partijen zullen hierna Achmea en Nijssen genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het ambtshalve gewezen tussenvonnis van 2 september 2015 waarbij een bijeenkomst van partijen is gelast, met de daarin vermelde stukken;
  • het proces-verbaal van comparitie van 3 november 2015, met de daarin vermelde stukken.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
In het distributiecentrum van Jumbo, gelegen op een industrieterrein in Raalte, heeft Nijssen een koelinstallatie (hierna: de koelinstallatie) aangelegd. Voor het onderhoud van de koelinstallatie heeft Nijssen op 4 april 2011 een servicecontract (hierna: het servicecontract) getekend met de rechtsvoorganger van Jumbo.
2.2.
Op het servicecontract zijn de Algemene aanbiedings-, verkoop-, leverings-, betalings-, installatie-, reparatie- en onderhoudsvoorwaarden (hierna: de Algemene Voorwaarden) van toepassing verklaard. In de Algemene Voorwaarden staat, voor zover hier van belang, het volgende vermeld:
“(…) ARTIKEL 8
Aansprakelijkheid
8.1.
De aansprakelijkheid van leverancier is beperkt tot nakoming van de in de afdelingen van de voorwaarden omschreven garantieverplichtingen.
8.2.
Behoudens opzet of bewuste roekeloosheid aan de zijde van leverancier, alsmede behoudens het bepaalde in lid 1, is alle aansprakelijkheid van leverancier, zoals voor bedrijfsschade, andere indirecte schade en schade als gevolg van aansprakelijkheid jegens derden, uitgesloten. (…)
2.3.
De koelinstallatie bestaat uit twee tanks die van elkaar gescheiden zijn. De ene tank is gevuld met kooldioxide (CO2) en de andere met ammoniak (NH3). De tank met CO2 bevindt zich op de grond en de tank met NH3 is met een trap te bereiken. Op de beide tanks zijn opvallende stickers geplaatst om aan te duiden of de tank NH3 of CO2 bevat. Beide tanks zijn voorzien van een vulnippel. Bij die vulnippels waren op 26 augustus 2013 geen waarschuwingsstickers geplaatst.
2.4.
Op 26 augustus 2013 kreeg de eerste servicemonteur van Nijssen, [servicemonteur] , de opdracht om CO2 in de koelinstallatie aan te vullen. Tijdens deze werkzaamheden is [servicemonteur] met de vulslang met CO2 de trap opgelopen en heeft die aangesloten op de vulnippel van de tank met NH3. Als gevolg hiervan ontstond een chemische reactie, waardoor het ammoniaksysteem stopte met functioneren en de koelinstallatie ermee ophield.
2.5.
[servicemonteur] heeft naar aanleiding van deze gebeurtenis op 4 september 2013 een schriftelijk verklaring afgelegd. Hij heeft, voor zover hier van belang, het volgende verklaard:
“(…) na een minuut realiseerde ik mij dat ik verkeerd bezig was!! en dat ik Co2 aan het vullen was in de ammoniak zijde. (…) Waarom dit is gebeurt? Ik was er niet met mijn gedachten bij waardoor ik niet goed heb opgelet bij het uitvoeren van de werkzaamheden. (…)”
2.6.
Het voorgaande heeft tot gevolg gehad dat Jumbo schade heeft geleden die is begroot op een bedrag van € 626.406,-. Achmea is de verzekeraar van Jumbo en heeft de door Jumbo geleden schade vergoed, met uitzondering van het eigen risico van € 50.000,-. Daarmee is Achmea gesubrogeerd in de rechten van Jumbo. Nijssen heeft Jumbo schadeloos gesteld ter zake van het eigen risico van € 50.000,-.

3.Het geschil

3.1.
Achmea vordert – samengevat – veroordeling van Nijssen tot betaling van:
- € 500.000,-, vermeerderd met wettelijke rente over een bedrag van € 200.000,- vanaf 8 oktober 2013, over een bedrag van € 250.000,- vanaf 19 december 2013 en over een bedrag van € 50.000,- vanaf 29 januari 2014;
- € 5.160,- aan buitengerechtelijke kosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van de dagvaarding;
- de procekosten, waaronder de nakosten.
3.2.
Achmea heeft – kort samengevat – het volgende gesteld. Nijssen dient de door Achmea aan Jumbo uitgekeerde schade aan Achmea te vergoeden. Achmea heeft het schadebedrag beperkt tot een bedrag van € 500.000,-. Nijssen komt geen beroep op de exoneratieclausule zoals vermeld in artikel 8.2. van de Algemene Voorwaarden toe, aangezien het handelen van [servicemonteur] dient te worden gekwalificeerd als “bewuste roekeloosheid”. Subsidiair heeft Achmea gesteld dat in de onderhavige zaak sprake is van een ernstige fout met ernstige gevolgen. Bovendien was Nijssen voor dergelijke schade verzekerd. Deze omstandigheden brengen met zich dat een beroep op de exoneratieclausule door Nijssen naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, aldus Achmea.
3.3.
Nijssen heeft betwist dat het handelen van [servicemonteur] dient te worden gekwalificeerd als “bewuste roekeloosheid”. Verder is bij de beoordeling of Nijssen een beroep op de exoneratieclausule toekomt van belang dat het servicecontract is gesloten tussen twee commerciële partijen, Jumbo veel groter is dan Nijssen en verzekerd is voor de schade. Gelet hierop kan Nijssen zich met recht beroepen op de exoneratieclausule van artikel 8.2. van de Algemene Voorwaarden en is dat beroep naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet onaanvaardbaar. Dit brengt met zich dat de vordering dient te worden afgewezen, aldus Nijssen.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Bewuste roekeloosheid?

4.1.
Tussen partijen is in geschil hoe het begrip “bewuste roekeloosheid” in artikel 8.2. van de Algemene Voorwaarden dient te worden uitgelegd. De uitleg van bepalingen in een contract dient te worden vastgesteld aan de hand van de zogenaamde “Haviltex-maatstaf”. In de onderhavige zaak is de bepaling waarover discussie bestaat opgenomen in de Algemene Voorwaarden. Gesteld noch gebleken is dat partijen over de bepalingen van de Algemene Voorwaarden nader hebben onderhandeld. Evenmin is gebleken dat zij ten aanzien van het begrip “bewuste roekeloosheid” een andere betekenis hebben willen toekennen dan de taalkundige of de juridische betekenis. Als gevolg hiervan valt de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepaling mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten, niet te destilleren. Dat brengt met zich dat bij de uitleg van het begrip “bewuste roekeloosheid” dient te worden aangesloten bij de taalkundige, dan wel de juridische, betekenis.
4.2.
Bij de taalkundige betekenis van het begrip “bewuste roekeloosheid” gaat het om de vraag of de schadeveroorzaker zich bewust is van de aanmerkelijke kans op – in dit geval – schade die zijn handelen (of het nalaten daarvan) meebrengt, maar verwacht of veronderstelt dat dit gevolg niet zal intreden. Uit de hiervoor onder 2.5. opgenomen verklaring van [servicemonteur] , waarvan de juistheid onvoldoende is betwist, blijkt dat hij bij het aansluiten van de vulslang met CO2 op de vulnippel van de tank met NH3, waardoor schade is ontstaan, zich niet bewust is geweest van een kans op schade. Hij heeft immers verklaard dat hij er niet met zijn gedachten bij was. Dat brengt met zich dat het handelen van [servicemonteur] op grond van de taalkundige betekenis niet kan worden gekwalificeerd als “bewuste roekeloosheid”.
4.3.
In de jurisprudentie wordt bij de vraag of sprake is van “bewuste roekeloosheid” uitgegaan van een mogelijkheidsbewustzijn (verwijtbare nalatigheid). Het achterwege laten van eenvoudige maatregelen ter voorkoming van dreigende aanzienlijke schade valt daarmee ook onder “bewuste roekeloosheid”.
4.4.
Hoewel in de onderhavige zaak door een fout van [servicemonteur] – het aansluiten van de vulslang met CO2 op de vulnippel van de tank met NH3 – schade is ontstaan, speelde daarbij de mogelijkheid van dreigende schade bij [servicemonteur] geen rol. Bij hem bestond toen geen twijfel dat er iets mis zou kunnen gaan. Hij dacht immers niet na en had dus toen niet voor ogen dat door zijn handelen de mogelijkheid bestond dat schade zou ontstaan. Als dat anders zou zijn, had hij toen maatregelen ter voorkoming van die schade moeten nemen. Maar voor een beslissing hierover heeft [servicemonteur] toen niet gestaan. Gelet hierop heeft [servicemonteur] evenmin “bewust roekeloos” gehandeld in de juridische betekenis van het begrip. De door Achmea aangevoerde omstandigheid dat op Nijssen een verzwaarde zorgplicht rustte om schade te voorkomen, doet aan dit oordeel niet af.
4.5.
Voor zover Achmea heeft bedoeld te stellen dat het enkel niet plaatsen van waarschuwingsstickers op de vulpunten op zichzelf met zich brengt dat sprake is van “bewuste roekeloosheid”, heeft zij die stelling onvoldoende onderbouwd.
Naar de maatstaven redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar?
4.6.
Vooropgesteld dient te worden dat bij de vraag of de omstandigheden met zich brengen dat een beroep op de exoneratieclausule naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, de rechtbank de nodige terughoudendheid dient te betrachten.
4.7.
In de onderhavige zaak is sprake van een overeenkomst tussen twee professionele en commerciële partijen die behoren tot bedrijfstakken die regelmatig met elkaar van doen hebben en waarin algemene voorwaarden met exoneraties gebruikelijk zijn. Verder is weliswaar sprake van een eenvoudig te voorkomen fout met ernstige gevolgen, maar kan deze fout in beginsel iedereen een keer overkomen. Hoewel de gevolgen van de fout, zoals overwogen, ernstig zijn en het schadebedrag hoog, weegt bij de beoordeling anderzijds mee dat Jumbo een veel groter bedrijf is dan Nijssen en was zij bovendien voor de schade –behoudens het eigen risico, die zij echter ook vergoed heeft gekregen – verzekerd. Gelet op al deze omstandigheden in onderlinge samenhang bezien acht de rechtbank het beroep van Nijssen op de exoneratieclausule naar de maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet onaanvaardbaar.
Conclusie
4.8.
Het voorgaande brengt met zich dat Nijssen een beroep toekomt op de exoneratieclausule zoals vermeld in artikel 8.2. van de Algemene Voorwaarden. Ingevolge die exoneratieclausule is de aansprakelijkheid van Nijssen voor de door Achmea gestelde schade uitgesloten. De vordering van Achmea zal dan ook worden afgewezen.
4.9.
Bij deze uitkomst van de procedure zal ook de vordering tot vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten worden afgewezen.
4.10.
Achmea zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten, zoals gevorderd te vermeerderen met wettelijk rente, worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Nijssen worden begroot op:
- griffierecht € 3.864,00
- salaris advocaat €
1.788,00(2,0 punten × tarief € 894,00)
Totaal € 5.652,00
4.11.
De door Nijssen gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden begroot en toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt Achmea in de proceskosten, aan de zijde van Nijssen tot op heden begroot op € 5.652,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 van het Burgerlijk Wetboek (BW) over dit bedrag met ingang van veertien dagen dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt Achmea in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Achmea niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.4.
verklaart dit vonnis wat de kostenveroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Kloosterhuis, rechter, bijgestaan door mr. H.D. Coumou, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 16 december 2015. [1]

Voetnoten

1.*