ECLI:NL:RBAMS:2015:9032

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 december 2015
Publicatiedatum
16 december 2015
Zaaknummer
C/13/586342 / HA ZA 15-433
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Erfrechtelijke geschillen over legaten en nalatenschap met betrekking tot aanvullend testament

In deze zaak, die voor de Rechtbank Amsterdam is behandeld, gaat het om een geschil tussen twee kinderen van de erflater over de verdeling van de nalatenschap en de geldigheid van legaten in een aanvullend testament. De erflater, die op [datum] is overleden, had eerder een testament opgesteld waarin zijn kinderen als erfgenamen waren benoemd. In een aanvullend testament heeft hij echter wijzigingen aangebracht die ter discussie staan. De eiser, [eiser], stelt dat de legaten aan de gedaagde, [gedaagde], zijn herroepen door het aanvullend testament, terwijl de gedaagde betwist dat dit het geval is. De rechtbank heeft vastgesteld dat de legaten aan [gedaagde] niet zijn herroepen en dat zij recht heeft op de toedeling van het appartement. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de auto’s 2 en 3 tot de nalatenschap behoren, terwijl auto 1 aan de kleinzoon is overgedragen. De vorderingen van [eiser] tot het verkrijgen van een gebruiksvergoeding en het afleggen van rekening en verantwoording door de executeur zijn afgewezen. De rechtbank heeft de vorderingen in reconventie van [gedaagde] toegewezen, waaronder de verkoop van de Dion Bouton via veiling. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/586342 / HA ZA 15-433
Vonnis van 16 december 2015
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser in conventie,
verweerder in (voorwaardelijke) reconventie,
advocaat mr. M. Mathijsen-Molenkamp,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in (voorwaardelijke) reconventie,
advocaat mr. G.L. Maaldrink.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het ambtshalve gewezen tussenvonnis van 8 juli 2015 waarbij een bijeenkomst van partijen is gelast, met de daarin vermelde stukken,
  • het proces-verbaal van comparitie van 3 november 2015, met de daarin vermelde stukken;
  • de brief van de zijde van gedaagde van 13 november 2015 met opmerkingen over het proces-verbaal.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] en [gedaagde] zijn de kinderen van [erflater] (hierna: erflater). Op [datum] is erflater overleden. [gedaagde] is executeur van de nalatenschap van erflater.
2.2.
In 1980 heeft erflater aan [eiser] een lening verstrekt van ƒ 259.465,27. Door jaarlijkse kwijtscheldingen door erflater in de jaren 1980 tot en met 1986 is deze lening teruggebracht tot nihil. De moeder van [eiser] en [gedaagde] is in 1983 overleden. Op dat moment was een bedrag van ƒ 150.000,- van de lening kwijtgescholden. Volgens de toen geldende wettelijke bepalingen heeft [eiser] een bedrag van ƒ 75.000,- (€ 34.034,-) in de nalatenschap van zijn moeder ingebracht.
2.3.
Bij leven heeft erflater een aantal auto’s in zijn bezit gehad. Dit betreffen de volgende auto’s:
- Ford T met kenteken [auto 1] (hierna: auto 1)
- Chevrolet met kenteken [auto 2] (hierna: auto 2)
- Ford T met kenteken [auto 3] (hierna: auto 3)
- Hupmobile zonder kenteken (hierna: auto 4)
- Overland met kenteken [auto 5] (hierna: auto 5)
- Dodge zonder kenteken (hierna: auto 6)
- VW Touran zonder kenteken (hierna: auto 7).
- Dion Bouton met kenteken [kenteken] (hierna: de Dion Bouton)
2.4.
Erflater heeft ten aanzien van auto 1 op 10 augustus 2004 een door hem ondertekende verklaring opgesteld. In die verklaring staat, voor zover hier van belang, het volgende vermeld:
“(…) Hierbij verklaart ondergetekende [erflater] (…) zijn Fordautomobiel type T Kenteken [auto 1] (…) te hebben overgedragen aan zijn kleinzoon [kleinzoon] .(…)’
2.5.
Op 17 juli 2007 heeft erflater een testament opgesteld (hierna: het testament). Bij het testament zijn [eiser] en [gedaagde] ieder voor gelijke delen tot erfgenaam benoemd. [gedaagde] is bij het testament benoemd tot executeur. Verder staat in het testament, voor zover hier van belang, het volgende vermeld:
“(…)
LEGAAT:
B. 1. Ik legateer aan [naam] (…) af te geven (…):
- het gebruik van de vierwielige personenauto De Dion Bouton (…);
- het appartementsrecht, rechtgevende op het uisluitend gebruik van de garage op de begane grond (…), plaatselijk bekend [adres 1] (…);
- mijn gereedschappen(…).
2. Ik legateer aan mijn dochter [gedaagde] , af te geven binnen acht maanden na mijn overlijden vrij van rechten en kosten:
- het appartementsrecht, rechtgevende op het uitsluitend gebruik van de flatwoning, gelegen op de tweede verdieping, alsmede de zich in de onderbouw bevindende berging, plaatselijk bekend Gemeente Amstelveen, [adres 2] (…)
- het appartementsrecht, rechtgevende op het uisluitend gebruik van de garage, plaatselijk bekend, [adres 3] (…)
VRIJSTELLING INBRENG:
Ik stel mijn afstammelingen vrij van de verplichting tot inbreng in mijn nalatenschap, tenzij bij enige schenking anders is bepaald.
Ik stel mijn erfgenamen vrij van de verplichting tot verrekening van schulden, die zij aan mij hebben, in mijn nalatenschap, deze schulden worden na mijn overlijden kwijtgescholden.”
2.6.
Op 1 juni 2011 heeft erflater een aanvullend testament opgemaakt (hierna: het aanvullend testament). In het aanvullend testament staat, voor zover hier van belang, het volgende vermeld:
“(…)
Heden, één juni tweeduizend elf, verscheen voor mij, mr. Sylvia Monique van Lenning, notaris te Amstelveen:
de heer
[erflater](…)
De verschenen persoon verklaarde als volgt:
Ten Eerste:
Ik houd in stand mijn uiterste wilsbeschikking op zeventien juli tweeduizend zeven verleden voor u, notaris, voor zover hierna daarop geen wijzigingen aangebracht.
Ten Tweede:
Het in gemelde uiterste wilsbeschikking onder ‘LEGAAT, onderdeel B’ bepaalde komt te vervallen en wordt vervangen door:
LEGAAT
B. Ik legateer, niet vrij van rechten en kosten, af te geven (…) aan [naam] , (…) het recht van gebruik van:
-
de vierwielige personenauto De Dion Bouton (…);
-
het appartementsrecht, rechtgevende op het uitsluitend gebruik van de garage op de begane grond (…), plaatselijk bekend [adres 1] (…);
-
mijn gereedschappen (…)
tevens legateer ik, niet vrij van rechten en kosten, af te geven (…) aan [naam] , (…) de erfbelasting die [naam] (…) dient te betalen over de verkrijging van bovenstaande drie gebruiksrechten.(…)
2.7.
Auto 7 is kort na het overlijden van erflater door [eiser] verkocht voor een bedrag van € 23.500,-. Hiervan heeft [eiser] een bedrag van € 16.500,- op de ervenrekening gestort. In januari 2015 heeft [eiser] een door erflater ondertekend codicil van 6 augustus 1996 geopenbaard. In dat codicil staat vermeld dat erflater zijn moderne auto aan zijn kleinzoons, de kinderen van [eiser] , legateert. Onder die omschrijving valt auto 7. [gedaagde] heeft vervolgens een bedrag van € 16.500,- aan de kleinzoons (ieder de helft) overgemaakt.
2.8.
Auto 2 staat bij de Dienst Wegverkeer (RDW) geregistreerd op naam van [eiser] . Auto 3 is bij de RDW op naam van [zoon] , zoon van [eiser] , gesteld.
2.9.
Op 6 november 2013 heeft de notaris die het aanvullend testament heeft opgesteld, mr. S.M. van Lenning (hierna: de notaris), een brief gestuurd aan [eiser] . In die brief staat, voor zover hier van belang, het volgende vermeld:
“(…)Uw vader heeft aan mij, toen het aanvullend testament werd opgemaakt, verklaard dat de legaten aan uw zuster in stand dienden te blijven (…)
Ik begrijp uw vraag aangaande het legaat en het was inderdaad duidelijker geweest als er in het aanvullend testament “het in gemelde uiterste wilsbeschikking onder ‘LEGAAT, onderdeel B. 1.’ bepaalde” had gestaan, waarvoor mijn excuses. Er bestaat echter wat mij betreft geen enkele twijfel over de intentie van uw vader ten tijde van het maken van zijn testament”.
2.10.
Op 30 april 2014 heeft [gedaagde] haar woning verkocht en intrek genomen in het appartement [adres 2] met bijbehorende garage [adres 3] te Amstelveen (hierna: het appartement). De WOZ-waarde van het appartement bedroeg in 2014 € 214.000,-.
2.11.
Het pand aan de [adres 4] te Leimuiden is verkocht voor een bedrag van € 212.500 k.k. De levering stond gepland op 1 december 2015.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
[eiser] vordert – samengevat – bij vonnis voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. te verklaren voor recht dat het legaat ten behoeve van [gedaagde] uit het testament is herroepen door het aanvullend testament;
II. [gedaagde] te veroordelen tot het betalen van een gebruiksvergoeding aan de boedel van € 1.500,- (te vermeerderen met de overige gebruikerslasten) per maand dat zij woonachtig is geweest in het appartement aan de [adres 2] te Amstelveen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 mei 2014 tot de dag der verdeling van de nalatenschap;
III. [gedaagde] als executeur testamentair op te dragen een (tussentijdse) rekening en verantwoording af te geven;
IV. [gedaagde] te veroordelen tot vergoeding van alle door [eiser] geleden en nog te lijden schade, waaronder adviseurs- en advocaatkosten, op te maken bij staat, vermeerderd met rente;
V. de verdeling van de nalatenschap vast te stellen ex artikel 3:185 van het Burgerlijk Wetboek (BW) in die zin dat in ieder geval alle automobielen en het pand te Leimuiden worden toebedeeld aan [eiser] ;
VI. [gedaagde] te veroordelen tot betaling van de proceskosten.
3.2.
[gedaagde] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in (voorwaardelijke) reconventie
3.4.
[gedaagde] vordert, na vermeerdering van eis – samengevat – bij vonnis voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. onder de voorwaarde dat de rechtbank zou oordelen dat het legaat aan [gedaagde] rechtens is herroepen, het appartement aan [gedaagde] wordt toegewezen tegen betaling c.q. verrekening van de waarde van € 214.000,-;
II.
primair: te verklaren voor recht dat het door erflater in het testament besproken legaat van [gedaagde] van het appartement niet is herroepen bij het aanvullend testament; in dat geval [gedaagde] te veroordelen om mee te werken aan notariële afgifte daarvan aan [gedaagde] , en daartoe zich binnen veertien dagen na betekening van het vonnis te melden bij een door [gedaagde] aan te wijzen notaris, bij gebreke van welke medewerking [gedaagde] te veroordelen tot betaling van een dwangsom;
subsidiair:het vonnis in plaats te stellen van de medewerking die voor afgifte van het legaat noodzakelijk is;
subsidiair:(onder de voorwaarde dat de vordering in conventie onder I zal worden toegewezen) de verdeling van de nalatenschap vast te stellen ex artikel 3:185 BW in die zin dat het appartement wordt toebedeeld aan [gedaagde] , tegen betaling c.q. verrekening van € 214.000,-;
III.
primair:te bevelen dat het pand te Leimuiden wordt verkocht ten einde de opbrengst aan de te verdelen massa toe te voegen;
subsidiair:onder de voorwaarde dat het pand zou worden toegewezen aan [eiser] een deskundigenbericht te gelaten ter beantwoording van de vraag welke waarde in het kader van bedoelde toedeling dient te worden toegekend aan het pand, met vaststelling van het voorschot;
IV. te verklaren voor recht dat [eiser] een inbrengplicht heeft ter grootte van € 34.034,-;
V.
primair:te verklaren voor recht dat de auto’s 1, 2 en 3 tot de nalatenschap behoren;
subsidiair:[eiser] te veroordelen om bewijs te leveren van zijn stelling dat de auto’s 1, 2 en 3 voor het overlijden van erflater door erflater zijn geleverd aan [eiser] dan wel zijn zoon [zoon] , en voorts de titel van de betreffende levering te onthullen;
VI.
primair:te bevelen dat de Dion Bouton wordt verkocht middels veiling door Bonham & Co (hierna: Bonham), en [eiser] te gelasten binnen veertien dagen na vonnis deze auto af te leveren bij Bonham & Co;
subsidiair:onder de voorwaarde dat de rechtbank de Dion Bouton aan [eiser] zou toedelen een deskundigenbericht te gelasten ter beantwoording van de vraag welke waarde in het kader van bedoelde toedeling dient te worden toegekend aan de Dion Bouton, met vaststelling van het aan de deskundige te betalen voorschot;
VII. de verdeling van de nalatenschap te gelasten op de wijze als in de conclusie van antwoord omschreven, althans een wijze van verdeling vast te stellen c.q. te gelasten en vast te stellen dat geen van de partijen wordt overbedeeld, althans met inachtneming van de waarde van hetgeen ieder van partijen krachtens de wijze van verdeling zal verkrijgen, de vordering wegens overbedeling te begroten en te bepalen dat de partij die is overbedeeld, het bedrag van de overbedeling aan de ander dient te voldoen, ten tijde van de verdeling;
VIII. partijen te veroordelen de nalatenschapschap ten overstaan van een notaris te verdelen, met de benoeming van een notaris, als de notaris ten overstaan van wie – zo partijen het over de keuze van de notaris niet eens zijn – de verdeling zal geschieden, en met de benoeming van een advocaat tot onzijdig persoon, die de partij die niet meewerkt aan de verdeling, zal vertegenwoordigen;
IX.
primair:[eiser] te veroordelen om binnen veertien dagen na vonnis aan zijn zoons (legatarissen) gezamenlijk uit te betalen het bedrag van € 7.000,-;
subsidiair:[eiser] te veroordelen een bedrag van € 7.000,- aan de nalatenschap te betalen binnen veertien dagen na vonnis:
X.
primair:[eiser] te veroordelen in de kosten van het geding;
subsidiair:de proceskosten te compenseren.
3.5.
[eiser] voert verweer.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie en reconventie
Het pand [adres 4] te Leimuiden
4.1.
Het pand (aan de [adres 4] ) te Leimuiden is verkocht en de levering stond gepland op 1 december 2015. De rechtbank gaat er vanuit dat die levering inmiddels heeft plaatsgevonden. Gelet hierop zullen de vordering in conventie onder V ten aanzien van dit pand en de vordering in reconventie onder III primair en subsidiair bij gebrek aan belang worden afgewezen.
De legaten aan [gedaagde]
4.2.
Tussen partijen is in geschil of bij het aanvullend testament de legaten aan [gedaagde] zijn komen te vervallen. [eiser] heeft zich op het standpunt gesteld dat in de onderhavige zaak de lezing van het aanvullend testament ook zonder uitleg duidelijke zin heeft. Derhalve kan niet worden toegekomen aan de verklaring van erflater buiten zijn uiterste wil om. Er dient te worden aangesloten bij de letterlijke tekst van het aanvullend testament en daaruit blijkt dat de legaten aan [gedaagde] zijn komen te vervallen, aldus [eiser] .
4.3.
[gedaagde] heeft dit betwist. Uit de verklaring van de notaris die de uiterste wil heeft geredigeerd, blijkt dat het aanvullend testament onduidelijk is. Gelet hierop dient het aanvullend testament te worden uitgelegd. Nu erflater geen enkele bedoeling had de legaten aan [gedaagde] bij aanvullend testament te herroepen, zijn die legaten niet komen te vervallen, aldus [gedaagde] .
4.4.
De rechtbank stelt op voorop dat het aanvullend testament ook een uiterste wilsbeschikking is als bedoeld in artikel 4:46 BW. Bij de vaststelling of de uiterste wilsbeschikking duidelijke zin heeft, wordt de door artikel 4:46 BW gehanteerde maatstaf gebruikt. Dat brengt met zich dat bij de beantwoording van de vraag of de bewoordingen van een uiterste wilsbeschikking duidelijk zijn mede dient te worden gelet op de verhoudingen die de erflater bij zijn wilsbeschikking heeft willen regelen en op de omstandigheden waaronder deze zijn gemaakt. Dit kan ertoe leiden dat, hoewel een uiterste wilsbeschikking in beginsel duidelijk lijkt te zijn, die toch geen duidelijke zin heeft.
4.5.
Bij de vraag hoe dient te worden omgegaan met daden en verklaringen van erflater buiten de uiterste wil om, is de rechtbank van oordeel dat die daden en verklaringen kunnen worden aangemerkt als omstandigheden die de wilsbeschikking onduidelijk kunnen maken. Dat betekent dat ook verklaringen die de erflater jegens de notaris die de uiterste wil heeft opgemaakt, heeft afgelegd, met zich kan brengen dat de uiterste wil geen duidelijke zin heeft in de zin van artikel 4:46 BW.
4.6.
In de onderhavige zaak heeft de notaris bij brief te kennen gegeven dat erflater aan haar heeft verklaard dat de legaten aan [gedaagde] in stand dienden te blijven en dat zij verder geen enkele twijfel heeft over de intentie van erflater ten tijde van het maken van het aanvullend testament (zie 2.9.). Hoewel de tekst van het aanvullend testament duidelijk lijkt te zijn, leidt deze verklaring van de notaris ertoe dat het aanvullend testament desalniettemin geen duidelijke zin heeft in de zin van artikel 4:46 BW. Derhalve kan worden gekeken naar daden of verklaringen van de erflater voor de uitleg van het aanvullend testament. Gelet op de – duidelijke – verklaring van de notaris is de rechtbank van oordeel dat het aanvullend testament dient te worden uitgelegd in die zin dat erflater bij het aanvullend testament slechts de legaten aan [naam] heeft willen wijzigen en de bedoeling had de legaten aan [gedaagde] in stand te houden. Voor zover [eiser] heeft gesteld dat erflater hem te kennen heeft gegeven dat erflater het testament had laten aanpassen zodat [eiser] en [gedaagde] ieder een gelijk deel in zijn nalatenschap zouden verkrijgen, heeft [eiser] – zeker in het licht van stellingen in dit verband van [gedaagde] – onvoldoende onderbouwd dat erflater hiermee de legaten aan [gedaagde] bedoelde. De rechtbank zal dan ook voor recht verklaren dat de legaten aan [gedaagde] in het testament niet zijn herroepen bij het aanvullend testament.
4.7.
Het voorgaande brengt met zich dat [gedaagde] recht heeft op toedeling van het appartement. Derhalve zal de rechtbank op straffe van na te melden dwangsom [eiser] veroordelen medewerking te verlenen aan de notariële levering van het appartement aan [gedaagde] . De gevorderde dwangsom zal worden beperkt tot maximaal € 250.000,-.
4.8.
Nu de voorwaarde als bedoeld in de vordering in reconventie onder I niet is ingetreden, komt de rechtbank niet toe aan de bespreking van die vordering. Die vordering zal dan ook worden afgewezen. De vordering in reconventie onder II primair zal worden toegewezen, waardoor de rechtbank niet toekomt aan de bespreking van het onder II subsidiair gevorderde, waaronder de voorwaardelijke subsidiaire vordering. Gelet op hetgeen hiervoor is geoordeeld zal de vordering in conventie onder I worden afgewezen.
De gebruikersvergoeding van het appartement
4.9.
Dat brengt met zich dat eveneens de door [eiser] onder II gevorderde gebruikersvergoeding van het appartement zal worden afgewezen. [eiser] heeft niet gesteld dat hij, ook in geval wordt geoordeeld dat de legaten aan [gedaagde] niet door erflater zijn herroepen, recht heeft op een gebruiksvergoeding.
De auto’s
4.10.
Tussen partijen is in geschil of de auto’s 1, 2 en 3 tot de nalatenschap van erflater behoren. Volgens [eiser] heeft erflater deze auto’s aan hem en zijn zonen geschonken, waardoor zij eigenaar van deze auto’s zijn geworden. [gedaagde] heeft dit betwist.
4.11.
Ten aanzien van auto 1 heeft erflater op 10 augustus 2004 een verklaring opgesteld en ondertekend waarin hij heeft verklaard dat hij auto 1 aan zijn kleinzoon [kleinzoon] heeft overgedragen (zie 2.4.). Dientengevolge is [kleinzoon] de eigenaar van auto 1 geworden en behoort auto 1 niet tot de nalatenschap van erflater. De vordering in reconventie onder V primair en subsidiair ten aanzien van auto 1 zal dan ook worden afgewezen.
4.12.
[eiser] heeft ten aanzien van de auto’s 2 en 3 erkend dat erflater daarvan eigenaar is geweest. Hij heeft echter gesteld dat erflater die auto’s aan de zonen van [eiser] heeft overgedragen. [eiser] heeft echter onvoldoende voor het bewijs vatbare feiten en omstandigheden naar voren gebracht waaruit blijkt dat sprake is geweest van een eigendomsoverdracht van de auto’s 2 en 3 aan de zonen van [eiser] . De enkele verklaring van [eiser] ter terechtzitting inhoudende dat het zo gegroeid is dat de auto’s 2 en 3 aan zijn zonen toebehoren, is daarvoor onvoldoende. Ook de omstandigheid dat de auto’s 2 en 3 in het RDW op naam van [eiser] en zijn zoon [gedaagde] staan, doet aan dit oordeel niet af. De tenaamstelling in het RDW betekent immers niet dat degene op wiens naam een auto staat, tevens de eigenaar van die auto is. De rechtbank zal derhalve voor recht verklaren dat auto’s 2 en 3 tot de nalatenschap behoren en de vordering in reconventie onder V primair ten aanzien van auto’s 2 en 3 toewijzen. Gelet hierop komt de rechtbank ten aanzien van de auto’s 2 en 3 niet toe aan de bespreking van de vordering in reconventie onder V subsidiair.
4.13.
Nu de rechtbank heeft geoordeeld dat de auto’s 2 en 3 tot de nalatenschap behoren, begrijpt de rechtbank dat [eiser] in zijn vordering onder V ook heeft gevorderd dat de auto’s 2 en 3 aan hem zullen worden toebedeeld. Toedeling is echter in die zin niet mogelijk, dat onbekend is wat de waarde van de auto’s 2 en 3 is en dus tegen welke waarde zou moeten worden toegedeeld. Uit hetgeen hierna onder 4.14. staat vermeld, blijkt dat partijen ten aanzien van de auto’s 4, 5 en 6 tot een verdeling zijn gekomen en het daarbij ook eens zijn geworden over de waardering. De rechtbank gaat er derhalve vanuit dat partijen ook ten aanzien van de auto’s 2 en 3 tot een verdeling zullen komen. De vordering in conventie onder V ten aanzien van de auto’s 2 en 3 zal worden afgewezen.
4.14.
Partijen zijn het erover eens dat de auto’s 4, 5 en 6 tot de nalatenschap behoren en dat die auto’s in de verdeling van de nalatenschap voor een bedrag van € 33.000,- aan [eiser] kunnen worden toebedeeld. De rechtbank zal derhalve bij de verdeling van de nalatenschap de auto’s 4, 5 en 6 aan [eiser] toewijzen en de auto’s 4, 5 en 6 bij de vaststelling van de waarde van de nalatenschap van erflater waarderen op € 33.000,-. Dit leidt tot toewijzing van de vordering in conventie onder V ten aanzien van de auto’s 4, 5 en 6.
4.15.
[eiser] heeft onder V gevorderd dat alle automobielen aan hem zullen worden toebedeeld. Uit de stukken en het debat op zitting blijkt echter dat ten aanzien van de Dion Bouton tussen partijen slechts een geschil bestaat over hoe de Dion Bouton dient te worden verkocht. Gelet hierop begrijpt de rechtbank dat [eiser] met zijn vordering onder V niet heeft bedoeld te vorderen dat de Dion Bouton aan hem zal worden toebedeeld.
4.16.
[gedaagde] heeft ten aanzien van de Dion Bouton gevorderd dat de rechtbank beveelt dat de Dion Bouton middels veiling door Bonham zal worden verkocht. [eiser] is echter van mening dat de opbrengst van de veiling na de aftrek van de door Bonham begrootte (veiling)kosten minimaal is en daarom onderhandse verkoop tot een beter resultaat leidt.
4.17.
De rechtbank stelt vast dat de Dion Bouton tot de nalatenschap van erflater behoort. [eiser] heeft in ieder geval sinds het overlijden van erflater de Dion Bouton onder zich gehad. In die periode is nimmer tot een verkoop van de Dion Bouton gekomen. Bovendien heeft de raadsvrouw van [eiser] ter terechtzitting te kennen gegeven dat de markt voor de verkoop van de Dion Bouton erg klein is. Nu iedere deelgenoot – en dus ook [gedaagde] – recht heeft op verdeling van de nalatenschap, is de rechtbank, gelet op het voorgaande, van oordeel dat alleen met verkoop door middel van een veiling door Bonham kan worden zeker gesteld dat de Dion Bouton zal worden verkocht en kan worden verdeeld. Derhalve zal de rechtbank daartoe bevelen en de vordering in reconventie onder VI primair toewijzen. Bij toewijzing van de primaire vordering, komt de rechtbank niet toe aan het subsidiair gevorderde.
4.18.
Tussen partijen is niet in geschil dat [eiser] een bedrag van € 7.000,- van de verkoop van auto 7 onder zich heeft gehouden. [gedaagde] heeft in reconventie onder IX gevorderd dat [eiser] dat bedrag aan de kleinzonen van erflater uitbetaalt, aangezien erflater auto 7 aan zijn kleinzonen door middel van codicil heeft gelegateerd. Een dergelijke vordering komt [gedaagde] noch persoonlijk, noch in haar hoedanigheid van executeur, echter niet toe. Gelet daarop zal de vordering in reconventie onder IX primair worden afgewezen. Wat betreft de vordering in reconventie onder IX subsidiair geldt dat [gedaagde] onbetwist heeft gesteld dat partijen hebben afgesproken dat hij het bedrag zou behouden in verband met door hem gemaakte kosten ten behoeve van de nalatenschap. Ook deze vordering wordt daarom afgewezen.
de overige vorderingen in conventie
De rekening en verantwoording door de executeur
4.19.
[eiser] heeft gesteld dat [gedaagde] als executeur geen rekening en verantwoording heeft afgelegd. [gedaagde] heeft dat gemotiveerd betwist. Zij heeft te kennen gegeven dat zij de noodzakelijke informatie over ontvangsten en uitgaven van de boedelrekening heeft verschaft en dat andere relevantie informatie over het beheer door [gedaagde] aan [eiser] is verstrekt. Nu [eiser] tegenover die gemotiveerde betwisting heeft nagelaten te concretiseren waarover [gedaagde] rekening en verantwoording dient af te leggen, zal de vordering in conventie onder III als onvoldoende gesteld en onderbouwd worden afgewezen.
De adviseurs- en advocaatkosten
4.20.
Aan de vordering in conventie onder IV heeft [eiser] ten grondslag gelegd dat [gedaagde] als executeur onrechtmatig heeft gehandeld. Hij heeft gesteld dat [gedaagde] de zorgvuldigheidsnorm heeft geschonden door – behalve niet jaarlijkse rekening en verantwoording af te leggen, waarvan hierboven al is overwogen dat niet kan worden vastgesteld dat [gedaagde] tekort is geschoten – zichzelf het woongenot van het appartement te verschaffen, terwijl dat legaat haar niet toekwam. Verder is [gedaagde] gebruik blijven maken van de diensten van een notaris die een foutieve aangifte erfbelasting heeft ingevuld en ingediend. Als gevolg hiervan heeft [eiser] adviseurskosten moeten maken en derhalve schade geleden, aldus [eiser] .
4.21.
Nu is geoordeeld dat de legaten aan [gedaagde] niet in het aanvullend testament zijn herroepen gaat de stelling dat [gedaagde] de zorgvuldigheidsnorm heeft geschonden door zichzelf het woongenot van het appartement te verschaffen, terwijl dat legaat haar niet toekwam, niet op.
4.22.
Verder heeft [gedaagde] betwist dat door het indienen van een foutieve aangifte erfbelasting een zorgvuldigheidsnorm is geschonden. Daarnaast heeft zij betwist dat [eiser] enige schade heeft geleden. Gelet op die betwisting had het op de weg van [eiser] gelegen nader te onderbouwen in welk opzicht het indienen van een foutieve aangifte erfbelasting ertoe heeft geleid dat [gedaagde] als executeur een zorgvuldigheidsnorm heeft geschonden –en- dat hij daardoor advocaat- en adviseurskosten heeft moeten maken die als schade zijn aan te merken. [eiser] heeft dat onvoldoende gedaan, waardoor geen aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad kan worden vastgesteld.
4.23.
Het voorgaande brengt met zich dat de vordering in conventie onder IV zal worden afgewezen.
de overige vorderingen in reconventie
De inbrengverplichting van € 34.034,-
4.24.
Ten tijde van het overlijden van de moeder van [eiser] en [gedaagde] was van de lening van ƒ 259.465,27 aan [eiser] door erflater een bedrag van ƒ 150.000,- kwijtgescholden. De helft van dat bedrag, te weten ƒ 75.000,- (€ 34.034,-), heeft [eiser] ingebracht in de nalatenschap van zijn moeder. De discussie tussen partijen gaat om de vraag of [eiser] in de nalatenschap van erflater de andere helft dient in te brengen.
4.25.
[gedaagde] heeft gesteld dat [eiser] uit hoofde van de boedelscheiding bij de verdeling van de nalatenschap van erflater gehouden is om een bedrag van € 34.034,- in te brengen. Deze verplichting is immers niet komen te vervallen door de invoering van het nieuwe erfrecht, aldus [gedaagde] .
4.26.
[eiser] heeft betoogd dat bij het kwijtschelden van de vordering van erflater op [eiser] geen melding is gemaakt van de verplichting tot inbreng in de nalatenschap van erflater. Bovendien is in het testament van erflater bepaald dat schenkingen niet hoeven te worden ingebracht. Gelet hierop bestaat er voor [eiser] geen inbrengverplichting meer, aldus [eiser] .
4.27.
Ingevolge artikel 139 Overgangswet Nieuw BW (Ow NBW) blijft een door de wet geroepen erfgenaam in neerdalende lijn, indien hij vóór 1 januari 2003 niet is ontheven van zijn verplichting tot inbreng van de gedane gift, ook na dat tijdstip tot inbreng verplicht. Dit behoudens indien de erflater nadien anders heeft bepaald.
4.28.
Vast kan worden gesteld dat [eiser] vóór 1 januari 2003 niet is ontheven van zijn verplichting tot inbreng van de kwijtschelding van de schuld van [eiser] aan erflater. Erflater heeft echter bij het testament van 17 juli 2007, en dus nadien, bepaald dat hij zijn afstammelingen vrijstelt van de verplichting tot inbreng in zijn nalatenschap, tenzij bij enige schenking anders in bepaald. (zie 2.5.). Nu niet is gebleken dat bij de kwijtschelding van de schuld door erflater anders is bepaald, heeft erflater [eiser] vrijgesteld van de inbrengverplichting. De vordering van [gedaagde] onder IV zal dan ook worden afgewezen.
De verdeling van de nalatenschap
4.29.
Gelet op hetgeen hiervoor is geoordeeld heeft [gedaagde] geen belang meer bij haar vordering tot verdeling van de nalatenschap en de vordering tot verdeling van de nalatenschap ten overstaan van een notaris. Dit leidt ertoe dat de vorderingen in reconventie onder VII en VIII zullen worden afgewezen.
Conclusie in conventie en reconventie
4.30.
De vordering in conventie onder V ten aanzien van de auto’s 4, 5 en 6 zal worden toegewezen. Bij de vaststelling van de waarde van de nalatenschap van erflater zullen de auto’s 4, 5 en 6 worden gewaardeerd op € 33.000,-.
4.31.
De vorderingen in conventie onder II primair, V primair ten aanzien van de auto’s 2 en 3 en VI primair zullen worden toegewezen. Voor het overige worden de vorderingen afgewezen.
4.32.
Gelet op de omstandigheid dat partijen broer en zus zijn, zullen de proceskosten in conventie en reconventie tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
stelt de wijze van verdeling van de nalatenschap van erflater met betrekking tot de
auto’s 4, 5 en 6 als volgt vast:
bepaalt dat auto’s 4, 5 en 6 zullen worden toebedeeld aan [eiser] voor een waarde van € 33.000,-;
5.2.
verklaart dit vonnis in conventie wat de onder 5.1. genoemde beslissing betreft uitvoerbaar bij voorraad,
5.3.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.4.
verklaart voor recht dat de legaten aan [gedaagde] in het testament van 17 juli 2007 niet zijn herroepen bij het aanvullend testament van 1 juni 2011;
5.5.
veroordeelt [eiser] medewerking te verlenen aan de notariële levering van het appartement [adres 2] te Amstelveen met bijbehorende garage [adres 3] te Amstelveen aan [gedaagde] en daartoe zich binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis te melden bij een door [gedaagde] aan te wijzen notaris;
5.6.
veroordeelt [eiser] om aan [gedaagde] een dwangsom te betalen van € 500,- voor iedere dag dat hij niet aan de in 5.5. uitgesproken hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van € 250.000,- is bereikt,
5.7.
verklaart voor recht dat de auto’s 2 en 3 tot de nalatenschap van erflater behoren;
5.8.
bepaalt dat de Dion Bouton op een veiling door Bonham & Co ter verkoop wordt aangeboden;
5.9.
gebiedt [eiser] binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis de Dion Bouton af te geven aan Bonham & Co;
5.10.
verklaart dit vonnis in reconventie wat de onder 5.5., 5.6, 5.8 en 5.9 genoemde beslissingen betreft uitvoerbaar bij voorraad,
5.11.
wijst het meer of anders gevorderde af.
in conventie en reconventie
5.12.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Kloosterhuis, rechter, bijgestaan door mr. H.D. Coumou, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 16 december 2015. [1]

Voetnoten

1.*