ECLI:NL:RBAMS:2015:9018

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 november 2015
Publicatiedatum
16 december 2015
Zaaknummer
EA 15-977
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging ontslag op staande voet en verzoek tot ontbinding arbeidsovereenkomst

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 27 november 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen [verzoeker], vertegenwoordigd door mr. I. Rhodes, en Q-Park Beheer B.V., vertegenwoordigd door mr. E.V.C. Savelkoul. De zaak betreft de vernietiging van een ontslag op staande voet door Q-Park en een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst. [verzoeker] was sinds 12 november 2007 in dienst bij Q-Park en had zich op 4 september 2014 ziek gemeld. Q-Park heeft op 17 juli 2015 het ontslag op staande voet gegeven, omdat [verzoeker] zijn re-integratieverplichtingen niet zou zijn nagekomen en zonder toestemming op vakantie was gegaan naar New York. [verzoeker] heeft het ontslag bestreden en verzocht om vernietiging van de opzegging en doorbetaling van zijn loon. De rechtbank oordeelde dat er geen dringende reden was voor het ontslag, omdat Q-Park niet had voldaan aan de verplichting om een deskundigenverklaring over de re-integratieverplichtingen over te leggen. De rechtbank heeft het verzoek van [verzoeker] om vernietiging van het ontslag toegewezen en Q-Park veroordeeld tot doorbetaling van het loon. Het verzoek van Q-Park om ontbinding van de arbeidsovereenkomst werd afgewezen, omdat er geen sprake was van ernstig verwijtbaar handelen of een onherstelbare vertrouwensbreuk. De rechtbank heeft Q-Park ook veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
Clusternummer: 103.247
zaaknummer: 4454667 EA 15-977/ 4454685 EA 15-978/ 4589995 EA 15-1187
beschikking van: 27 november 2015
func.: 438

beschikking van de kantonrechter

I n z a k e

[verzoeker]

wonende te [plaats]
verzoeker, tevens verweerder in het tegenverzoek
nader te noemen: [verzoeker]
gemachtigde: mr. I. Rhodes
t e g e n

de besloten vennootschap Q-Park Beheer B.V.

gevestigd te Maastricht
verweerster, tevens verzoekster in het tegenverzoek
nader te noemen: Q-Park
gemachtigde: mr. E.V.C. Savelkoul

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

[verzoeker] heeft een verzoek gedaan, in de hoofdzaak gericht op vernietiging van de opzegging van de arbeidsovereenkomst door Q-Park en op doorbetaling van loon met overige nevenvorderingen, en bij wege van provisionele voorziening ex artikel 223 Rv tot doorbetaling van loon voor de duur van de procedure, met nevenvorderingen.
Q-Park heeft een verweerschrift ingediend en een zelfstandig verzoek gedaan tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst. In het geval het verzoek van [verzoeker] wordt toegewezen verzoekt Q-Park de arbeidsovereenkomst te ontbinden. In het geval het verzoek van [verzoeker] wordt afgewezen verzoekt Q-Park de arbeidsovereenkomst voorwaardelijk te ontbinden.
Naar aanleiding van het (voorwaardelijk) verzoek van Q-Park heeft [verzoeker] een (voorwaardelijk) verzoek gedaan om, in het geval de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden, Q-Park te veroordelen een transitievergoeding te betalen. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [verzoeker] zijn eis vermeerderd met het verzoek om, indien wordt ontbonden, een billijke vergoeding te betalen.
Op 19 november 2015 is de zaak mondeling behandeld. [verzoeker] is verschenen, vergezeld door zijn partner [naam 1] en mr. I. Rhodes als gemachtigde. Q-Park is verschenen bij [naam 2] , [naam 3] en [naam 4] , vergezeld door mr. E.V.C. Savelkoul als gemachtigde.
Q-Park heeft ter zitting een productie overgelegd. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht.
Beschikking is bepaald op heden.

Feiten

1. Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend of niet (voldoende) weersproken, alsmede op grond van de overgelegde en in zoverre niet bestreden inhoud van de stukken, staat in dit geding het volgende vast:
1.1.
[verzoeker] , geboren [datum] , is op 12 november 2007 in dienst getreden bij de werkgever. De laatste functie die de werknemer vervulde, is die van Parking Host, met een salaris van € 11,96 bruto per uur, te vermeerderen met 8% vakantietoeslag, en met een arbeidsduur van 32 uur per week.
1.2.
Met ingang van 4 september 2014 heeft [verzoeker] zich ziek gemeld. Q-Park heeft hem vervolgens uitgenodigd voor een gesprek op maandag 8 september 2014. Deze afspraak heeft [verzoeker] per e-mail afgezegd, omdat hij niet in staat zou zijn naar dit gesprek te komen.
1.3.
Een afspraak bij de arbo-arts op dinsdag 9 september 2014 heeft [verzoeker] om dezelfde reden afgezegd. Volgens het Q-Park handboek operations en de ‘code of conduct’ dient een dergelijke afzegging telefonisch aan Q-Park door te worden gegeven. [verzoeker] heeft deze afzegging per e-mail gedaan, volgens [verzoeker] omdat hij geen beltegoed meer had.
1.4.
Bij e-mail van 9 september 2014 heeft Q-Park [verzoeker] uitgenodigd voor een gesprek op 10 september 2014 en daarbij aangezegd dat het loon zal worden opgeschort indien hij daaraan geen gevolg geeft.
1.5.
Na een gesprek met [verzoeker] heeft de Arbo-arts op 15 september 2014 geadviseerd dat het raadzaam is [verzoeker] kortdurend de kans te geven zaken op orde te stellen en dat tijdelijk geen sprake kan zijn van werkhervatting. De Arbo-arts adviseert Q-Park om [verzoeker] ziek te melden.
1.6.
Op 31 oktober 2014 heeft de Arbo-arts een probleemanalyse opgesteld. Daarin concludeert de Arbo-arts dat [verzoeker] op medische gronden vooralsnog geen tot marginaal benutbare mogelijkheden heeft.
1.7.
Op 11 november 2014 wordt een Plan van aanpak opgesteld, gericht op hervatting in eigen werk.
1.8.
De Arbo-arts acht [verzoeker] op 15 januari 2015 op medische gronden nog steeds volledig arbeidsongeschikt.
1.9.
[verzoeker] verschijnt niet op een afspraak bij de Arbo-arts op 5 februari 2014, zonder bericht van verhindering. Bij e-mail van 12 februari 2015 deelt [verzoeker] aan zijn leidinggevende mee dat hij de uitnodiging daarvoor niet heeft ontvangen.
1.10.
Bij brief van 19 februari 2015 heeft Q-Park [verzoeker] aangesproken op zijn slechte bereikbaarheid, op het niet verschijnen bij de Arbo-arts op 5 februari 2014, op het niet verschijnen op een gesprek bij de directeur Operations van Q-Park die onderzoek doet naar anonieme faxen, en hem uitgenodigd voor een gesprek op 5 maart 2015 voor het bespreken van zijn re-integratiemogelijkheden. Daarbij werd medegedeeld dat bij niet voldoen aan het verzoek telefonisch contact daarover op te nemen de loonbetaling zal worden stopgezet. Voorts wordt in die brief medegedeeld: ‘
Door bovengenoemde onrechtmatige afwezigheid dien je deze brief te beschouwen als een schriftelijke waarschuwing’.
1.11.
Op 5 maart 2015 en 7 april 2015 hebben gesprekken plaatsgevonden tussen partijen.
1.12.
Een afspraak bij de Arbo-arts op 8 juni 2015 is door [verzoeker] afgezegd omdat hij op het betreffende tijdstip zijn kinderen naar school moest brengen.
1.13.
Op 12 juni 2015 heeft de Arbo-arts geadviseerd om [verzoeker] met ingang van 22 juni 2015 zijn werkzaamheden te laten hervatten voor (vooralsnog) 2 uur per week.
1.14.
Op woensdag 17 juni heeft in verband daarmee een gesprek plaatsgevonden tussen Q-Park en [verzoeker] , waarin is afgesproken dat [verzoeker] op 24 juni 2015 zou beginnen van 9.00 tot 11.00 uur.
1.15.
In hetzelfde gesprek heeft [verzoeker] medegedeeld dat hij (in het tijdvak) van 6 juli tot en met 2 augustus 2015 op vakantie wilde gaan.
1.16.
[verzoeker] is op 24 juni 2015 aan het werk gegaan. In een toen aan hem overhandigde brief van 23 juni 2015 heeft Q-Park hem medegedeeld dat de Arbo-arts geen toestemming verleent om met vakantie te gaan, omdat dit de werkhervatting zou vertragen. Voorts wordt in die brief medegedeeld: ‘
Q-Park kan omwille van het advies van de bedrijfsarts jouw verlof niet goedkeuren en jij wordt geacht het re-integratie traject te volgen zoals reeds uitgestippeld door de bedrijfsarts’.
1.17.
In een e-mailbericht van [verzoeker] d.d. 24 juni 2015 heeft hij Q-Park verzocht om een nieuwe afspraak met de Arbo-arts omdat deze eerder niet heeft laten blijken niet positief te staan tegenover de voorgenomen vakantie. Een dergelijke afspraak is niet tot stand gekomen.
1.18.
Een afspraak van [verzoeker] met de Arbo-arts op 2 juli 2015 heeft Q-Park afgezegd.
1.19.
[verzoeker] heeft tijdens een verlof van zijn direct leidinggevende aan diens plaatsvervanger toestemming gevraagd, en enige tijd later ook verkregen, om de twee uren die hij zou moeten werken op 8 juli 2015 te verplaatsen naar 7 juli 2015 en de twee uren die hij zou werken op 15 juli 2015 te verplaatsen naar 18 juli 2015.
1.20.
Na per e-mail daarover te zijn benaderd door [verzoeker] heeft de Arbo-arts hem per
e-mailbericht van 6 juli 2015 bericht dat zij niet positief staat ten aanzien van de door [verzoeker] voorgenomen reis naar New York, mede omdat dit een (te) grote inspanning en ‘prikkelgevoelig’ wordt geacht.
1.21.
Op 6 juli 2015 heeft Q-Park in een aangetekend verzonden brief aan [verzoeker] medegedeeld dat de toestemming voor de verschuiving van uren als hiervoor bedoeld onder 1.19 werd ingetrokken. Eenzelfde mededeling heeft Q-Park gedaan per e-mailbericht, verzonden op 7 juli 2015 om 15:29 uur.
1.22.
[verzoeker] is met zijn gezin op 8 juli 2015 naar New York vertrokken en op 17 juli 2015 is hij teruggekeerd.
1.23.
Bij brief van 17 juli 2015 heeft Q-Park [verzoeker] op staande voet ontslagen. De in die brief genoemde redenen zijn, samengevat:
- Het is vanaf de aanvang van zijn arbeidsongeschiktheid vrijwel onmogelijk is geweest om (telefonisch) contact met [verzoeker] te krijgen. Q-Park heeft hem herhaaldelijk er op gewezen dat het onderhouden van (telefonisch) contact met zijn leidinggevenden een van zijn verplichtingen als werknemer is in het kader van de Wet Verbetering Poortwachter.
- Bovendien is [verzoeker] tot twee keer toe zonder bericht niet verschenen op een afspraak bij de bedrijfsarts. Ook daardoor heeft hij zijn re-integratie-verplichtingen ernstig geschonden.
- [verzoeker] is op 15 juli 2015, zonder bericht, niet op zijn werk verschenen, hoewel Q-Park vooraf duidelijk had laten weten geen toestemming te verlenen voor het opnemen van verlof op die dag, gelet op het negatieve advies van de bedrijfsarts, en daarbij uitdrukkelijk kenbaar heeft gemaakt hem op die dag op het werk te verwachten. Een en ander betekent dat [verzoeker] ongeoorloofd afwezig was en de opgedragen werkzaamheden zonder geldige reden niet heeft uitgevoerd en bovendien zijn re-integratie heeft belemmerd, althans daaraan niet mee heeft gewerkt, aldus Q-Park.
1.24.
Bij brief van 5 augustus 2015 van zijn gemachtigde heeft [verzoeker] geprotesteerd tegen het ontslag.

Verzoek en standpunt [verzoeker]

2. [verzoeker] verzoekt in het verzoek door de rechtbank geregistreerd onder nummer
4454667 EA VERZ 15-977om bij beschikking voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, zoals geformuleerd in dat verzoekschrift:

I. de door Q-Park op 17 juli 2015 gegeven opzegging van de arbeidsovereenkomst tussen [verzoeker] en Q-Park te vernietigen;
II. Q-Park te veroordelen tot betaling per maand van het bruto maandloon vanaf
augustus 2015 ad. EUR 306,18 x het aantal weken in de betreffende maand, totdat het recht op loon ex artikel 7:629 lid 1 BW eindigt, onder afgifte van een deugdelijke netto-brutospecificatie, een en ander op straffe van een dwangsom van € 200,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat Q-Park in gebreke blijft om binnen drie dagen na betekening van de uitspraak aan het in deze te wijzen vonnis te voldoen;
III. Q-Park te veroordelen tot betaling van de maximale wettelijke verhoging over het
onder III gevorderde bedrag;
IV. Q-Park te veroordelen tot betaling van de wettelijke rente over de onder III en IV
gevorderde bedragen, met ingang van datum indiening verzoekschrift;
V. Q-Park te veroordelen in de kosten van dit geding, te vermeerderen met de nakosten van EUR 131,00, dan wel indien betekening van de uitspraak plaatsvindt van EUR 199,00, binnen acht dagen na dagtekening van de uitspraak te voldoen, bij niet-betaling binnen de bedoelde termijn te vermeerderen met wettelijke rente daarover vanaf de einddatum van bedoelde termijn tot de dag der algehele voldoening.”
Bij wege van voorlopige voorziening ex artikel 223 Rv verzoekt, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:

I. Q-Park te veroordelen tot betaling per maand van het bruto maandloon vanaf
augustus 2015 ad. EUR 306,18 x het aantal weken in de betreffende maand, totdat het recht op loon ex artikel 7:629 lid 1 BW eindigt, onder afgifte van een deugdelijke netto-brutospecificatie, een en ander op straffe van een dwangsom van € 200,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat Q-Park in gebreke blijft om binnen drie dagen na betekening van de uitspraak aan het in deze te wijzen vonnis te voldoen;
II. Q-Park te veroordelen tot betaling van de maximale wettelijke verhoging over het
onder II gevorderde bedrag;
III. Q-Park te veroordelen tot betaling van de wettelijke rente over de onder II en III
gevorderde bedragen, met ingang van datum indiening verzoekschrift;
IV. Q-Park te verbieden de onder 1, II en III toe te kennen bedragen te verrekenen met
een vergoeding als bedoeld in artikel 7:677 lid 2 BW;
V. Q-Park te veroordelen in de kosten van dit geding, te vermeerderen met de
nakosten van EUR 131,00, dan wel indien betekening van de uitspraak plaatsvindt
van EUR 199,00, binnen acht dagen na dagtekening van de uitspraak te voldoen,
bij niet-betaling binnen de bedoelde termijn te vermeerderen met wettelijke rente
daarover vanaf de einddatum van bedoelde termijn tot de dag der algehele voldoening.”
3. Ter zitting heeft [verzoeker] zijn verzoek vermeerderd met het verzoek om Q-Park in de hoofdzaak te veroordelen tot betaling van buitengerechtelijke kosten ad € 462,50 en, voorwaardelijk (namelijk voor het geval het verzoek van Q-Park om ontbinding wordt toegewezen) om aan hem (ook) een billijke vergoeding toe te kennen wegens ernstig verwijtbaar handelen van Q-Park.
4. Aan zijn verzoek legt [verzoeker] ten grondslag – kort weergegeven – dat geen sprake is van een dringende reden voor ontslag op staande voet en dat dit ontslag niet onverwijld is gegeven. In reactie op het verzoek om ontbinding van Q-Park voert [verzoeker] onder meer het volgende aan. De wet biedt thans geen ruimte meer voor een voorwaardelijke ontbinding. [verzoeker] doet een beroep op het ontslagverbod tijdens ziekte. De arbeidsongeschiktheid wordt niet betwist. Voor zover het verzoek om ontbinding is gebaseerd op beweerdelijk niet nakomen van re-integratieverplichtingen is dit niet toewijsbaar omdat Q-Park geen verklaring van een deskundige als bedoeld in artikel 7:671b lid 5 onder b BW heeft overgelegd. Voor zover hem voor het overige een verwijt valt te maken rechtvaardigt dit geen beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Evenmin is er sprake van een onherstelbare verstoring van de arbeidsrelatie op grond waarvan van Q-Park niet meer kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst voort te laten duren. Voor zover er sprake is van een verstoring van de relatie kan dit worden hersteld in een gesprek of via mediation.

Verzoek en standpunt Q-Park

5. Q-Park verzoekt in het verzoek door de rechtbank geregistreerd onder nummer
4589995 EA VERZ 15-1187om bij beschikking voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, zoals geformuleerd in dat verzoekschrift:

a) te verklaren voor recht dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen op rechtsgeldige wijze en regelmatig is geëindigd door middel van het op 17 juli 2015 door Q-Park aan [verzoeker] gegeven ontslag op staande voet;
b) de arbeidsovereenkomst tussen partijen te ontbinden op de kortst mogelijke termijn, voor zover deze nog mocht bestaan, (primair wegens van (ernstig) verwijtbaar handelen van [verzoeker] (artikel 7:669 lid 3 sub e BW) en subsidiair wegens een ontstane onherstelbare vertrouwensbreuk (artikel 7:669 lid 3 sub g BW);
c) te verklaren voor recht dat Q-Park geen transitievergoeding aan [verzoeker] verschuldigd is althans een eventuele veroordeling tot betaling aan [verzoeker] van de transitievergoeding op dit punt niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren, althans te bepalen dat [verzoeker] voor een gelijk bedrag ten behoeve van Q-Park zekerheid dient te stellen op een wijze die voldoet aan artikel 6:51 BW;
d) [verzoeker] te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Q-Park te voldoen een bedrag van € 3.324,24, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 juli 2015 tot aan de dag der algehele voldoening;
e) één en ander met veroordeling van [verzoeker] in de kosten van de procedure, inclusief salaris gemachtigde, met wettelijke rente, en nakosten.”
6. Q-Park stelt – samengevat – dat er sprake was van een dringende reden voor ontslag omdat [verzoeker] bij herhaling en tegen de regels van [verzoeker] in telefonisch niet bereikbaar is, bij herhaling afspraken in het kader van zijn re-integratie niet nakomt, op slinkse wijze is blijven proberen om de door Q-Park verboden vakantie door te laten gaan, tegen dat verbod en het advies van de bedrijfsarts in toch op vakantie is gegaan en niet is komen werken op een dag dat hij dat wel had moeten doen. Er is niet alleen sprake van het niet nakomen van re-integratieverplichtingen, maar ook van zwaarwegende bijkomende omstandigheden. Q-Park heeft [verzoeker] voldoende gewaarschuwd. Q-Park voert bij overtreding van de regels een zero-tolerance beleid en zij verwijst naar een groot aantal uitspraken waarin de rechter in verband daarmee het ontslag in stand heeft gelaten dan wel de arbeidsovereenkomst heeft ontbonden. Volgens Q-Park is het ontslag wel onverwijld gegeven. Nu hij aanleiding heeft gegeven tot een dringende reden tot ontslag is [verzoeker] de gefixeerde schadevergoeding verschuldigd welke € 3.324,24 bedraagt.
7. Volgens Q-Park dient, in het geval het verzoek van [verzoeker] tot vernietiging van het ontslag wordt toegewezen, de arbeidsovereenkomst in elk geval te worden ontbonden. In het geval het ontslag in stand blijft dient de arbeidsovereenkomst voorwaardelijk te worden ontbonden, namelijk voor het geval in hoger beroep zou worden geoordeeld dat de arbeidsovereenkomst in stand is gebleven. In beide gevallen heeft [verzoeker] geen aanspraak op een transitievergoeding. Er is sprake van (ernstig) verwijtbaar handelen van [verzoeker] , althans van een door zijn handelen ontstane onherstelbare vertrouwensbreuk. Dat verwijtbaar handelen betreft niet alleen het niet nakomen van re-integratie-verplichtingen, het betreft het hele scala aan gedragingen. Voor zover [verzoeker] zich er op beroept dat er geen sprake is geweest van schending van de re-integratieverplichtingen had hij daaromtrent een deskundigen-verklaring dienen over te leggen. In elk geval behoeft Q-Park niet een zodanige verklaring over te leggen, nu er sprake is van een dringende reden en omdat zij vooraf voldoende heeft gewaarschuwd. [verzoeker] heeft zich ondanks waarschuwing veelvuldig niet aan de regels en afspraken gehouden. Daar kwam bij dat hij tegen het gezag van zijn werkgever is ingegaan door, ondanks een uitdrukkelijk verbod om op vakantie te gaan, eerst op slinkse wijze de te werken uren heeft proberen te verschuiven, en vervolgens toch op vakantie is gegaan. Door dit alles is er sprake van een onherstelbare vertrouwensbreuk en biedt mediation geen perspectief meer.

Beoordeling

Naar aanleiding van het verzoek van [verzoeker] met zaaknummer 4589995 EA VERZ 15-1187

8. Bij de beoordeling of en zo ja, in welke mate [verzoeker] verwijtbaar heeft gehandeld door van 8 tot en met 17 juli 2015 (met zijn gezin) op vakantie naar New York te gaan, moet onderscheid worden gemaakt tussen enerzijds de vraag of [verzoeker] zonder toestemming op 15 juli 2015 niet is verschenen op zijn werk en anderzijds de vraag of hij, door naar New York te gaan, heeft gehandeld op een wijze die zijn re-integratie belemmert of kan belemmeren.
9. Niet gebleken is dat de onder 1.21 bedoelde mededelingen (aangetekende brief d.d. 6 juli 2015 en e-mailbericht d.d. 7 juli 2015), waarin de reeds gegeven toestemming voor het verschuiven van de te werken uren werd ingetrokken, [verzoeker] daadwerkelijk hebben bereikt voor 17 juli 2015. Voorts is komen vast te staan dat Q-Park [verzoeker] heeft laten werken op 7 juli 2015, conform de toestemming van de (de plaatsvervanger van) zijn leidinggevende als bedoeld onder 1.19 tot het verschuiven van de te werken uren.
Q-Park heeft toen niet aan [verzoeker] medegedeeld dat die toestemming zou zijn ingetrokken. Een en ander betekent dat [verzoeker] er op mocht vertrouwen dat hij ook op 18 juli 2015 in plaats van 15 juli 2015 de twee in het kader van zijn re-integratie te werken uren per week zou mogen vervullen. Dat betekent dat er geen sprake is geweest van ongeoorloofde afwezigheid op 15 juli 2015.
10. Niet valt in te zien waarom [verzoeker] het verwijt kan worden gemaakt dat hij de hiervoor bedoelde toestemming ‘op slinkse wijze’ zou hebben verkregen. In de brief van 23 juni 2015, waarin Q-Park hem mededeelde dat geen toestemming werd gegeven voor de vakantie, beriep Q-Park zich daarvoor op het oordeel van de Arbo-arts. Daarom heeft [verzoeker] getracht om de Arbo-arts tot een ander oordeel te bewegen, waarover hierna meer. In diezelfde brief deelde Q-Park echter mee dat zij van [verzoeker] verwachtte dat deze het re-integratietraject te volgen zoals uitgestippeld door de Arbo-arts. Dat betekende dat [verzoeker] , naast een heroverweging door de Arbo-arts, toestemming diende te hebben van Q-Park om de door hem te werken uren zo te verschuiven dat het mogelijk zou zijn om alsnog de reeds geplande reis te maken en tevens de door de Arbo-arts vastgestelde twee uur per week te werken. Vast staat dat zijn direct leidinggevende met verlof was en diens plaatsvervanger de aangewezen persoon was om de toestemming te vragen. Ook heeft Q-Park niet betwist dat deze plaatsvervanger de betreffende toestemming niet aanstonds heeft gegeven, maar pas na enige tijd, zodat [verzoeker] er van uit mocht gaan dat binnen Q-Park overleg was gevoerd over de verschuiving van de te werken uren. En ten slotte is niet gebleken dat Q-Park in haar belangen werd geschaad door het feit dat [verzoeker] de twee uren die hij in het kader van zijn re-integratie wekelijks diende te werken, één dag eerder respectievelijk drie dagen later zou vervullen dan aanvankelijk was gepland.
11. Vast staat dat de Arbo-arts aan [verzoeker] heeft medegedeeld geen toestemming te geven voor de reis naar New York, omdat de belasting daarvan belemmerend werd geacht voor de re-integratie van [verzoeker] . Ook staat vast dat [verzoeker] desondanks naar New York is vertrokken. Bij de beoordeling van de verwijtbaarheid daarvan zijn de volgende omstandigheden van belang.
12. Vast staat dat [verzoeker] arbeidsongeschikt was en is wegens (zware) depressieve klachten. Hij was daarvoor onder behandeling van een psycholoog. Volgens [verzoeker] heeft zijn psycholoog hem aangeraden er op uit te gaan. Het oordeel van de Arbo-arts berustte volgens [verzoeker] op onjuiste informatie van de zijde van Q-Park, inhoudende dat [verzoeker] gedurende de gehele periode van 6 juli tot en met 2 augustus 2015 op vakantie zou gaan en bovendien dat het vakanties naar zowel Suriname als naar New York zou betreffen. Het ging echter slechts ging om een veel kortere vakantie in dat tijdvak, en bovendien uitsluitend naar New York. Volgens [verzoeker] heeft de Arbo-arts bovendien geen goed beeld gehad van hetgeen hij en zijn gezin in New York zouden gaan doen.
13. Om de Arbo-arts juist te informeren en om een heroverweging te verzoeken heeft [verzoeker] verzocht om een afspraak met de Arbo-arts. Hij heeft daarop een uitnodiging ontvangen voor een afspraak op 2 juli 2015. Die afspraak is vervolgens door Q-Park ingetrokken. [verzoeker] heeft vervolgens getracht een telefonische afspraak te krijgen met de Arbo-arts maar deze had het daarvoor te druk, aldus [verzoeker] . Het gevolg is geweest dat slechts e-mailverkeer tussen de Arbo-arts en [verzoeker] heeft plaatsgevonden, namelijk een verzoek van [verzoeker] op vrijdag 3 juli 2015 en een eenregelig antwoord van de bedrijfsarts op maandag 6 juli 2015. Deze gang van zaken is door Q-Park niet (gemotiveerd) betwist.
14. Niet uitgesloten kan worden dat de Arbo-arts met betrekking tot de reis tot een positief advies had kunnen komen indien [verzoeker] in de gelegenheid was gesteld om zijn voornemens in een persoonlijk gesprek met de Arbo-arts uiteen te zetten. Uit de overgelegde e-mailberichten blijkt in elk geval dat het aanvankelijke (negatieve) oordeel van de Arbo-arts was gebaseerd op de van Q-Park verkregen informatie dat [verzoeker] zowel naar Suriname als naar New York zou gaan. Wat er ook zij van eventuele plannen van [verzoeker] om naar Suriname te gaan (deze worden door [verzoeker] betwist), begin juli 2015 stond uitsluitend ter discussie of de reis naar New York wel of niet schadelijk zou kunnen zijn voor het herstel van [verzoeker] . Door een reeds geplande afspraak met de Arbo-arts op 2 juli 2015 door te halen heeft Q-Park aan [verzoeker] de mogelijkheid ontnomen om zijn voornemens op een behoorlijke wijze aan de Arbo-arts uiteen te zetten en onjuiste veronderstellingen weg te nemen. Gelet op het grote belang van het oordeel van de Arbo-arts omtrent de (on)wenselijkheid van de reis naar New York heeft Q-Park niet als goed werkgever gehandeld door aan [verzoeker] die mogelijkheid te ontnemen.
15. [verzoeker] heeft verwijtbaar gehandeld door tegen het advies van de Arbo-arts in met zijn gezin naar New York te reizen, maar gelet op de onjuiste informatie van Q-Park aan de Arbo-arts en op laatstbedoelde tekortkoming van Q-Park kan dit niet worden aangemerkt als een dringende reden voor opzegging door Q-Park.
16. Hetgeen Q-Park voor het overige ten grondslag heeft gelegd aan het ontslag vormt niet een dringende reden waardoor van Q-Park redelijkerwijs niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst voort te laten duren. Hoewel [verzoeker] eind 2014 en begin 2015 verwijten zijn te maken betreffende zijn bereikbaarheid van [verzoeker] en het nakomen door hem van (gespreks)afspraken, is – zij het met de nodige waarschuwingen – de communicatie tussen partijen op gang gebleven, is [verzoeker] het spreekuur van de Arbo-arts blijven bezoeken, en heeft hij ook zijn werkzaamheden hervat conform het advies van de Arbo-arts. Voor zover er sprake was van (structureel) tekortschieten door [verzoeker] (wat door Q-Park is gesteld maar door [verzoeker] is betwist) had Q-Park redelijkerwijs eerst een minder vergaande sanctie kunnen opleggen, zoals een schorsing of het stopzetten van de loonbetaling, hetgeen nimmer heeft plaatsgevonden. Daarbij is eveneens van belang dat aannemelijk is dat het niet bereikbaar zijn en het niet nakomen van afspraken om op een spreekuur of een gesprek te verschijnen verband hielden met de ziekte van [verzoeker] .
17. Uit het voorgaande volgt dat er geen dringende reden was tot ontslag, waardoor de opzegging van de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig was.
18. Uit artikel 7:681 lid 1, onderdeel a, BW volgt dat de kantonrechter op verzoek van de werknemer de opzegging van de arbeidsovereenkomst door de werkgever kan vernietigen, indien de werkgever heeft opgezegd in strijd met artikel 7:671 BW. Nu hiervoor is geoordeeld dat de opzegging van de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig is, zal het verzoek van [verzoeker] om vernietiging van die opzegging worden toegewezen.
19. Omdat de opzegging wordt vernietigd, duurt de arbeidsovereenkomst voort en heeft de werknemer recht op loon. De vordering van de werknemer tot loonbetaling zal daarom eveneens worden toegewezen. Nu Q-Park de omvang van het door [verzoeker] gevorderde loon niet heeft betwist zal dit worden toegewezen.
20. De vordering tot afgifte van loonspecificaties wordt afgewezen nu gesteld noch gebleken is dat Q-Park in het verleden daarmee in gebreke is gebleven of dit in de toekomst zal zijn, en hetzelfde geldt ten aanzien van de daaraan verbonden dwangsom.
21. De gevorderde wettelijke verhoging van artikel 7:625 BW en de wettelijke rente zullen ook worden toegewezen, omdat Q-Park te laat heeft betaald, waarbij de wettelijke verhoging zal worden beperkt tot 25%. In verband daarmee zal bij de toewijzing van de loonvordering onderscheid worden gemaakt tussen de reeds opeisbare termijnen en de toekomstige termijnen.
22. De vordering tot betaling van buitengerechtelijke kosten ad € 462,50 is als zodanig niet betwist en toewijsbaar.
23. Nu in deze beschikking al een beslissing wordt gegeven over het verzoek van de werknemer, is er geen reden meer om met toepassing van artikel 223 Rv een voorlopige voorziening te treffen. Een voorlopige voorziening op grond van dat artikel kan immers alleen worden getroffen voor de duur van het geding.
24. Als de in overwegende mate in het ongelijk gestelde partij zal Q-Park worden veroordeeld in de proceskosten.

Naar aanleiding van het verzoek van Q-Park met zaaknummer 4589995 EA VERZ 15-1187

25. Q-Park heeft haar verzoek om ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [verzoeker] gebaseerd op twee gronden afzonderlijk te beoordelen gronden, te weten (ernstig) verwijtbaar handelen van [verzoeker] (artikel 7:669 lid 3 sub e BW) en (subsidiair) een onherstelbare vertrouwensbreuk (artikel 7:669 lid 3 sub g BW).
25. Voor zover het door Q-Park bedoelde verwijtbaar handelen van [verzoeker] gelegen is in het niet nakomen van zijn re-integratieverplichtingen is het verzoek niet toewijsbaar, omdat Q-Park niet heeft voldaan aan de in artikel 7:671b lid 5 onder b BW bedoelde verplichting om een verklaring van een deskundige over te leggen. Aangezien Q-Park stelt dat [verzoeker] zijn re-integratieverplichtingen niet is nagekomen rust op haar de verplichting een dergelijke verklaring over te leggen. Er is geen sprake van een uitzondering op die verplichting, aangezien er geen dringende reden is tot ontslag, en omdat er evenmin sprake is geweest van staking van de loonbetaling (anders dan ingevolge de hiervoor vernietigde opzegging) als prikkel tot nakomen van de re-integratieverplichtingen. Evenmin is er sprake van een situatie waarin Q-Park op behoorlijke wijze heeft gemaand tot nakoming van re-integratieverplichtingen zonder dat [verzoeker] daaraan vervolgens gevolg heeft gegeven. Met betrekking tot het afreizen naar New York heeft te gelden dat niet is komen vast te staan dat de onder 1.21 bedoelde berichten [verzoeker] voorafgaande aan de reis hebben bereikt. De onder 1.16 bedoelde brief van 24 juni 2015 kan niet worden aangemerkt als een aanmaning als bedoeld in artikel 7:671b lid 5 onder a BW, omdat de strekking daarvan was een beslissing te geven op het verzoek van [verzoeker] om op vakantie te mogen gaan, en niet om, in een situatie waarin de werknemer tekortschoot, hem alsnog de gelegenheid te bieden de re-integratieverplichtingen na te komen. Redenen waarom redelijkerwijs van Q-Park niet zou kunnen worden gevergd een verklaring van een deskundige over te leggen zijn niet gebleken.
25. Onder verwijzing naar hetgeen hiervoor onder 16. reeds is overwogen geldt voor hetgeen Q-Park overigens aan haar ontbindingsverzoek ten grondslag heeft gelegd dat er geen sprake is van een zodanig verwijtbaar handelen van [verzoeker] dat van Q-Park niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst voort te laten duren. Het feit dat Q-Park een ‘zero-tolerance’-beleid zegt te voeren maakt dat niet anders. In dat verband heeft Q-Park wel gewezen op een groot aantal rechterlijke beslissingen waarin haar beroep op dat beleid slaagde, maar reeds uit de opgave van Q-Park blijkt dat het in die gevallen ging om zaken als verduistering, diefstal, fraude, drugsbezit en beledigende uitlatingen jegens klanten en leidinggevenden, welke van een geheel andere orde zijn dan de thans aan [verzoeker] gemaakte verwijten.
25. Ook het beroep van Q-Park op de subsidiair gestelde grond dat er sprake is van een onherstelbare vertrouwensbreuk artikel 7:669 lid 3 sub g BW slaagt niet. Mede gelet op het voorgaande is niet gebleken dat er sprake is voor objectieve gronden daarvoor. Voorts blijkt uit niets dat er in de periode tot 7 juli 2015, toen [verzoeker] voor het laatst zijn werkzaamheden (in het kader van zijn re-integratie) heeft verricht, sprake is geweest van een dergelijke onherstelbare vertrouwensbreuk. In tegendeel, uit de overgelegde correspondentie blijkt weliswaar dat Q-Park (in elk geval enkele malen terecht) [verzoeker] heeft aangesproken op zijn bereikbaarheid en het nakomen van afspraken, maar daaruit blijkt ook dat [verzoeker] daarop heeft gereageerd en dat hij gemaakte afspraken – uiteindelijk – ook is nagekomen. Ook blijkt daaruit dat de situatie zodanig was dat partijen overleg konden voeren over het begin van de re-integratie en die ook konden gaan uitvoeren. Nadat [verzoeker] van vakantie terug is gekeerd heeft Q-Park geen gesprek meer gevoerd met [verzoeker] . Ter zitting heeft Q-Park weliswaar verklaard dat mediation geen zin heeft en dat geen van zijn leidinggevenden meer met [verzoeker] wil werken, maar een dergelijke verklaring alleen is onvoldoende voor de vaststelling dat is voldaan aan de door de wetgever bedoelde beëindigingsgrond als bovengenoemd. Juist in een geval van een vernietigd ontslag op staande voet mag van de werkgever worden verlangd dat deze zich inspant om door gesprekken, al dan niet in de vorm van mediation, de relatie tussen werknemer en diens leidinggevende te herstellen, dan wel te onderzoeken in hoeverre tewerkstelling op een andere plaats dan wel een andere vestiging van het bedrijf een oplossing kan bieden. Bovendien bestaat in dit geval daarvoor alle gelegenheid, omdat niet in geschil is dat [verzoeker] op medische gronden nog steeds volledig arbeidsongeschikt is zonder dat er uitzicht bestaat op een spoedig herstel.
29. Dat betekent dat het verzoek van Q-Park wordt afgewezen. De overige (tegen)verzoeken van [verzoeker] en stellingen van partijen behoeven daarmee geen behandeling meer.
29. Als de in overwegende mate in het ongelijk gestelde partij zal Q-Park eveneens worden veroordeeld in de proceskosten betreffende haar tegenverzoek.

BESLISSING

De kantonrechter:
in het verzoek van [verzoeker] met zaaknummer 4589995 EA VERZ 15-1187 / 4454685 EA 15-978:
vernietigt de door Q-Park op 17 juli 2015 gegeven opzegging van de arbeidsovereenkomst;
veroordeelt Q-Park tot betaling aan [verzoeker] van tot betaling per maand van het bruto maandloon ad € 306,18 maal het aantal weken in de betreffende maand, vanaf 1 augustus 2015 tot en met 30 november 2015, te vermeerderen met 25 % daarvan terzake van de wettelijke verhoging, het totaal vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 17 september 2015, althans vanaf de opeisbaarheid van de respectievelijke termijnen voorzover dit op een later tijdstip het geval is geworden, tot aan de dag van de gehele betaling;
veroordeelt Q-Park tot betaling aan [verzoeker] van tot betaling per maand van het bruto maandloon ad € 306,18 maal het aantal weken in de betreffende maand, vanaf 1 december 2015 totdat het recht op loon ex artikel 7:629 lid 1 BW eindigt;
veroordeelt Q-Park tot betaling aan [verzoeker] van € 462,50 wegens buitengerechtelijke kosten;
veroordeelt Q-Park in de proceskosten, aan de zijde van [verzoeker] tot op heden begroot op:
-griffierecht: € 221,00
-salaris gemachtigde: € 600,00
--------------
Totaal: € 821,00
inclusief eventueel verschuldigde BTW;
veroordeelt Q-Park tot betaling van een bedrag van € 50,00 aan nasalaris, te verhogen met een bedrag van € 68,00 onder de voorwaarde dat betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden en Q-Park niet binnen 14 dagen na aanschrijving vrijwillig aan het vonnis heeft voldaan, een en ander voor zover van toepassing, inclusief btw;
laat het verzoek om een provisionele voorziening buiten behandeling;
wijst af hetgeen meer of anders is verzocht;
in het verzoek van Q-Park met zaaknummer 4589995 EA VERZ 15-1187:
wijst het verzoek af;
veroordeelt Q-Park in de proceskosten, aan de zijde van [verzoeker] tot op heden begroot op € 300,00 aan salaris van zijn gemachtigde, inclusief eventueel verschuldigde BTW;
in beide verzoeken:
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
Deze beschikking is gegeven door mr. C.L.J.M. de Waal, kantonrechter en op 27 november 2015 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter