ECLI:NL:RBAMS:2015:8790

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 december 2015
Publicatiedatum
10 december 2015
Zaaknummer
13/520109-09
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omkoping en verduistering door directeur woningcorporatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 10 december 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een medeverdachte van de voormalige directeur van woningcorporatie Rochdale. De verdachte werd beschuldigd van het zich laten omkopen, verduistering in dienstbetrekking, oplichting, witwassen, het doen van onjuiste belastingaangifte, valsheid in geschrift en meineed. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, als directeur van Nawon Holding B.V., betrokken was bij een systeem van omkoping waarbij hij aanzienlijke bedragen aan de directeur van Rochdale, [naam 1], heeft betaald om de zakelijke relatie tussen Nawon en Rochdale te behouden. De rechtbank heeft het bewijs van de omkoping en de bijbehorende betalingen als overtuigend beschouwd. De verdachte heeft verklaard dat hij deze betalingen deed om zijn bedrijf te beschermen en om de relatie met Rochdale te onderhouden, maar de rechtbank oordeelde dat dit niet rechtvaardigt dat hij zich schuldig maakte aan omkoping. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van één maand en een taakstraf van 240 uur. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn van de procedure, wat heeft geleid tot een vermindering van de straf.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/520109-09
Datum uitspraak: 10 december 2015
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboortegegevens] ,
ingeschreven in de Basisregistratie personen en verblijvende op het adres [geboortegegevens] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

1.1.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 22, 26 (inhoudelijke behandeling) en 27 oktober (requisitoir) 2015, 2 (pleidooi) en 3 (re- en dupliek en laatste woord verdachte) november 2015 en 3 december 2015 (sluiting).
1.2.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officieren van justitie mrs. M.A. Boheur en M.J. Dontje en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. J.S. Spijkerman, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

2.1.
Aan verdachte is nadat de tenlastelegging op 22 en 26 oktober is gewijzigd – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan het volgende.
Het feitelijk leiding geven aan niet-ambtelijke (actieve) omkoping van [naam 1] door Nawon. Subsidiair en meer subsidiair het feitelijk leiding geven aan ambtelijke omkoping door Nawon van [naam 1] om al dan niet in strijd met zijn plicht iets te doen of na te laten.
Niet-ambtelijke (actieve) omkoping van [naam 1] . Subsidiair en meer subsidiair ambtelijke omkoping van [naam 1] om al dan niet in strijd met zijn plicht iets te doen of na te laten.
2.2.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat op grond van het dossier [1] en het verhandelde ter zitting uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Verdachte was ten tijde van het ten laste gelegde directeur van Nawon Holding B.V. Deze rechtspersoon is opgericht op 30 december 1977. Onder deze holding zit de Nationale Woning Bezit Groep (NWBG). Deze vennootschap is opgericht op 15 februari 2000. De handelsnaam is Nawon. In de NWBG vonden de activiteiten plaats, maar verdachte gebruikte altijd de naam Nawon. [2] Verdachte richtte zich met Nawon op het beleggen in vastgoed en is haar directeur/leidinggevende. [3]
[naam 1] is op 1 april 1984 gaan werken bij de Beheersstichting Patrimonium. [4] Op 1 januari 1994 is hij algemeen directeur geworden bij Woningstichting Patrimonium. [5] Deze stichting is gefuseerd met Woningstichting Rochdale (Rochdale). [6] Op 1 januari 2004 is [naam 1] voorzitter van de Raad van Bestuur van Rochdale geworden. [7] Op 30 januari 2009 is hij door Rochdale ontslagen. [8]
[naam 1] was als bestuursvoorzitter bij Rochdale de eindverantwoordelijke ten aanzien van de beslissingen betreffende de aankoop, verkoop, herontwikkeling en verhuur van onroerend goed. [9] Hij had een belangrijke stem in de aankopen. [10] Bij Rochdale bestond een bestuursreglement waarin onder andere het mandaat van de bestuurder was opgenomen. [naam 1] had een mandaat van 50 miljoen euro. Hij had voor beslissingen tot dat bedrag vooraf geen toestemming nodig van de Raad van Commissarissen. [11]
In 1995 of 1996 heeft [naam 1] [naam 2] , projectverwerver bij Smits Bouw Bedrijf, benaderd met de vraag of hij een vertrouwde relatie kende voor het kopen van complete pakketten huurwoningen, omdat [naam 1] geen losse huurwoningen, maar een compleet flatgebouw met huurwoningen wilde verkopen. De aankoop voor een compleet flatgebouw liep hierdoor op tot investeringen tussen de 20 en 25 miljoen gulden. [naam 2] heeft vervolgens [naam 1] en verdachte bij elkaar gebracht voor de ver- en aankoop van dergelijke pakketten huurwoningen. [12]
In 1997 heeft Nawon haar eerste transactie in dat kader met Rochdale gesloten. Het betrof de aankoop van het pakket Sloten. Nadien heeft Rochdale verscheidene onroerendgoedpakketten verkocht aan Nawon. In totaal was hier een bedrag van
€ 117.826.210 mee gemoeid. De laatste twee pakketten (Geldershoofd en Hogevecht) zijn op respectievelijk 30 november 2006 en 28 december 2007 verkocht waarbij het ging om onderscheidenlijk bedragen van € 22.590.000 en € 22.905.737. [13]
Op 26 september 2001 heeft [naam 1] twee appartementsrechten, met de nummers 13 en 14, gekocht in het te stichten appartementsgebouw genaamd Abacus te Lelystad. De beide appartementen hebben nadien als adres gekregen: [adres 1] respectievelijk [adres 1] te [adres 1] . De beide appartementen zijn vóór aanvang van de bouw samengevoegd tot één dubbelappartement. [14]
Op 28 mei 2004 heeft Nawon Holding B.V. ten behoeve van het (inmiddels) dubbelappartement [adres 1] en [adres 1] te [plaats] (het zogeheten appartementsgebouw Abacus, bouwnummers 13 en 14) een betaling van € 25.000,00 gedaan aan Lineale Interieurontwerp en Realisatie met als omschrijving aanbetaling meubels. [15]
Op 10 juni 2004 heeft verdachte € 140.030,52 aan de Stichting Derdengelden van een namens Lineale optredende advocaat en/of deurwaarder overgemaakt met als omschrijving ‘spoedopdracht Lineale’. [16] Vervolgens is op 11 juni 2004 € 130.030,52 en op 2 juli 2004 € 5.103,38 door Stichting Derdengelden aan Lineale Interieurontwerp & Realisatie overgeboekt met als omschrijving ‘ontvangen van dhr. Van Erkel’. [17]
Verdachte heeft hierover verklaard dat op een gegeven moment [naam 1] hem benaderde en vertelde dat er loonbeslag onder Rochdale lag door Lineale, een interieurbouwer, en dat hij in de knoei zat omdat hij de laatste termijn aan Lineale niet kon betalen. Hierop heeft verdachte besloten, aldus zijn verklaring, [naam 1] te helpen en vervolgens per omgaande het verschuldigde bedrag betaald. [18]
Op 28 december 2007 heeft Nationaal Woning Bezit Groep B.V. € 300.000,00 overgemaakt aan Boekel de Nerée Notarissen ter afbetaling van de lening van [naam 3] aan [naam 1] . [19]
Verdachte heeft hierover verklaard dat hij dat bedrag op verzoek van [naam 1] heeft betaald en dat het weer hetzelfde ‘huilverhaal van [naam 1] ’ was; hij stond voor het blok en moest € 300.000,00 terugbetalen aan [naam 3] . [naam 1] kon dat op dat moment niet zelf betalen en daarom heeft verdachte betaald. [naam 1] vroeg verdachte dit bedrag te betalen aan de notaris en die zou het verder afwikkelen. Verdachte heeft verder verklaard dat hij die betaling heeft gedaan omdat hij zich niet kon veroorloven het desbetreffende bedrag niet te betalen. Hij zat in verband met een aantal projecten “vast aan Rochdale”, kosten liepen uit de hand en de rekening-courantverhouding met Rochdale liep scheef. Rochdale was op dat moment feitelijk in de positie om zijn faillissement aan te vragen. Om tijd te kopen om alles af te wikkelen tussen Nawon en Rochdale heeft verdachte erin toegestemd om die
€ 300.000,00 te betalen, aldus zijn verklaring. [20] De rekening-courantverhouding tussen Rochdale en Nawon bedroeg op dat moment ongeveer € 19 miljoen.
[naam 1] heeft in de periode van 23 oktober 2003 tot 30 september 2009 gebruik gemaakt van de woning van verdachte, die op naam stond van Cap Negret Real Estate S.L., en de daar aanwezige inrichting en inventaris, gelegen op het adres [adres 2] . [21]
Verdachte heeft over het huis in Spanje onder meer verklaard dat [naam 1] een huis in Spanje had en een mooier en groter huis wilde. Hij kwam op een gegeven moment bij verdachte met het verhaal dat hij grond op het oog had in Spanje en dat hij al beschikte over tekeningen en dergelijke. Vervolgens heeft verdachte de betaling van de bouw van de woning volledig voor zijn rekening genomen. De enige afspraak die is gemaakt, is dat verdachte eigenaar zou worden van de woning, aldus nog steeds verdachte. Uiteindelijk is verdachte via Cap Negret SL, waar hij feitelijk de leiding had, eigenaar van het huis in Spanje geworden. Op de vraag wat verdachte kon vertellen over het gebruik van de woning in Spanje heeft hij onder meer geantwoord dat [naam 1] in het huis mocht verblijven en dat [naam 1] het moest onderhouden en beheren. Verdachte huurde het huis privé van Cap Negret SL en betaalde jaarlijks een bedrag voor huur aan Cap Negret SL. Zolang verdachte de woning als privépersoon huurde, mocht [naam 1] er gebruik van maken. Er was geen contract afgesloten voor het gebruik. Medio 2009 is het huurcontract met Cap Negret SL afgelopen en daarmee is het gebruik van de woning door [naam 1] beëindigd. [naam 1] betaalde geen huur aan verdachte of aan Cap Negret SL. Hij kon over de woning beschikken alsof deze van hemzelf was. Voor de buitenwereld leek het alsof de woning diens eigendom was en zo gedroegen [naam 1] en zijn vrouw zich ook. Ten slotte heeft verdachte verklaard dat hij niet wilde dat algemeen bekend werd dat [naam 1] in zijn woning in Spanje verbleef. [22]
4.2.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
4.2.1.
De officieren van justitie hebben overeenkomstig het schriftelijk requisitoir gerekwireerd tot bewezenverklaring van het 1 primair en 2 primair ten laste gelegde en kort samengevat het volgende aangevoerd.
4.2.2.
De door verdachte c.q. Nawon aan [naam 1] verstrekte geldbedragen zijn steekpenningen. [naam 1] hoefde deze bedragen niet terug te betalen. Verdachte heeft verklaard dat hij alle betalingen, alsmede het gebruiksrecht (exclusief en om niet) van de Spaanse villa heeft verleend met het oog op de continuering van de zakelijke relatie tussen Nawon en Rochdale. Dat maakt dat wordt voldaan aan het bestanddeel ‘naar aanleiding van hetgeen hij in zijn betrekking heeft gedaan of nagelaten’. Er hoeft immers geen causaal verband te bestaan tussen een gift en een (rechts)handeling. Het doen van een gift teneinde een goede relatie in stand te houden, maakt (al) dat sprake is van omkoping. Voor verdachte was de noodzaak om die relatie in stand te houden evident. Hij voelde zich als directeur/eigenaar van Nawon afhankelijk van [naam 1] , de directeur/bestuurder van Rochdale. Zij was de enige partij waarmee Nawon zaken deed en Nawon had een almaar groeiende rekening-courantschuld bij Rochdale. Verdachte was daarom financieel afhankelijk van Rochdale. Zijn zaak zou onderuit zijn gegaan bij het verbreken van de relatie met Rochdale. Verdachte en [naam 1] zaten “aan elkaar vast”, zoals verdachte het heeft beschreven. [naam 1] heeft gebruik, of beter misbruik gemaakt van die positie. Er was eigenlijk nauwelijks een weg terug voor verdachte. Hij zat bij [naam 1] in de tang. Die vroeg steeds meer, en het was lastig voor verdachte om een punt achter de giften te zetten.
4.3.
Het standpunt van de verdediging
4.3.1.
De raadsman van verdachte heeft overeenkomstig zijn schriftelijk pleidooi vrijspraak bepleit en kort samengevat hiertoe het volgende aangevoerd.
4.3.2.
Verdachte meent dat hem geen strafrechtelijk verwijt gemaakt kan worden. Hij was nu juist niet van het zo verachte smeren en fêteren. Hij heeft [naam 1] , op diens uitdrukkelijk en herhaald verzoek af en toe financieel geholpen, maar daarbij nimmer giften of beloften gedaan om vervolgens voordelen te genieten.
4.3.3.
De door verdachte verrichte betalingen in het kader van Fivelingo en de afbetaling aan [naam 3] , waren geen giften aan [naam 1] , maar leningen en het ter beschikking stellen van een vakantiewoning moet worden gezien als het verlenen van een dienst, dat evenwel niet als zodanig ten laste is gelegd en bovendien niet strafbaar was in de ten laste gelegde periode. Subsidiair geldt dat voor het gebruik van de woning in Spanje wel degelijk door [naam 1] is betaald, waardoor geen sprake is van een gift.
4.4.
Het oordeel van de rechtbank
4.4.1.
De rechtbank is met de officieren van justitie en de verdediging van oordeel dat [naam 1] ten tijde van de ten laste gelegde periode kan worden gekwalificeerd als iemand die “anders dan als ambtenaar, werkzaam was in dienstbetrekking”. [naam 1] stond in een civielrechtelijke dienstbetrekking tot Rochdale en daarvoor tot haar rechtsvoorganger. Hoewel uit wet- en regelgeving volgt dat woningcorporaties invulling geven aan een overheidstaak, namelijk de volkshuisvesting, kan niet worden gezegd dat [naam 1] destijds onder (direct) toezicht en verantwoording van de overheid is aangesteld in een functie waaraan een openbaar karakter niet kan worden ontzegd om een deel van de taak van de Staat of zijn organen te verrichten, waardoor hij als ambtenaar zou kunnen worden gekwalificeerd (Vgl. Hoge Raad 7 april 2009, NJ 2009, 187). De overheid had (ten tijde van de verweten gedraging) geen inspraak in de benoeming en het ontslag van bestuurders en commissarissen van woningcorporaties. De corporaties zijn met de verzelfstandigingsoperatie midden jaren negentig financieel zelfstandig en verantwoordelijk geworden. Hierdoor kwam de overheid op grotere afstand te staan en is het toezicht verschoven van de Rijksoverheid naar de interne toezichthouder (Handelingen II 2014/15, 33 606, nr. 8, p. 156).
4.4.2.
Uit de stukken blijkt dat verdachte (of een van de bv’s waarvan hij de directeur was) de in de tenlastelegging genoemde betalingen ten behoeve van [naam 1] heeft verricht. Een en ander wordt ook niet betwist. De raadsman heeft ten aanzien hiervan betoogd dat geen sprake was van giften maar van leningen. De rechtbank is van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat het inderdaad om leningen ging. Ten aanzien van de betalingen ten behoeve van [adres 1] verschillen de direct betrokkenen ( [naam 1] en verdachte) over de aard van de geldverstrekking. [naam 1] heeft verklaard dat het wat hem betreft ging om een investering, dat er niets op papier is gezet en dat weliswaar zijn handtekening op een schriftelijke leningsovereenkomst staat, maar dat geen sprake was van een lening. Verdachte had bij het geven van het geld geen zekerheid met betrekking tot het terugbetalen ervan. Hij heeft achteraf, na de betalingen, formele leningsovereenkomsten opgesteld, maar deze zijn zo summier ten aanzien van de bedingen die normaal gesproken deel uitmaken van dergelijke overeenkomsten, dat niet aannemelijk is dat het daadwerkelijk ging om leningen. In de leningsovereenkomsten is bijvoorbeeld beschreven dat de leningen tegen de gebruikelijke condities worden verstrekt, echter nergens is vastgelegd wat deze gebruikelijke condities inhouden. Zo is niets vermeld ten aanzien van de looptijd, het rentepercentage, de hoogte van de aflossingstermijnen en/of welke zekerheid er wordt gesteld.
4.4.3.1. Ten aanzien van het gebruik van de villa in Spanje heeft de raadsman aangevoerd dat sprake is van een dienst en dat dit (terecht) niet is ten laste gelegd omdat dit bestanddeel ten tijde van de ten laste gelegde periode nog geen deel uitmaakte van de delictsomschrijving en dus toen nog niet strafbaar was. De conclusie van de raadsman is dat verdachte daarom dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
4.4.3.2. Het doen van een gift (in het kader van omkoping) heeft een andere betekenis dan die van enkel uit vrijgevigheid schenken. Het omvat elk overdragen aan een ander van iets dat voor die ander waarde heeft (HR 25 april 1916, NJ 1916, p. 551). Het begrip is daarmee niet beperkt tot materieel voordeel of stoffelijke zaken. De Commissie niet-ambtelijke corruptie (Commissie Mulder), die de strafbaarstelling van anderen dan Nederlandse ambtenaren heeft onderzocht en wier wetsvoorstel is overgenomen, schrijft in haar verslag
“De omkoping kan in één en dezelfde relatie zeer aanzienlijke vormen aannemen en zich over jaren uitstrekken. (…). Dure reizen en prestaties als het in bruikleen geven van een auto, het schenken van een hijskraan voor een plezierjacht en het verbouwen van een woning zijn andere vormen waarin steekpenningen zijn voorgekomen.”(Handelingen II 1966/67, 8437 nr. 4, pagina 10, rechterkolom - Bijlage bij de Memorie van Toelichting). Hieruit volgt dat de wetgever destijds bij het strafbaar stellen van niet-ambtelijke omkoping bij het bestanddeel het doen van een gift ook het leveren van een immaterieel voordeel en verlenen van gunsten/diensten voor ogen heeft gestaan.
De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 31 mei 1994 (NJ 1994, 673) duidelijk gemaakt dat het ontvangen van seksuele gunsten ook kan worden aangemerkt als het aannemen van een gift als bedoeld in artikel 363 van het Wetboek van Strafrecht (aannemen van steekpenningen).
Met ingang van 1 april 2010 is het aannemen of vragen respectievelijk het verlenen van een dienst aan de wettekst toegevoegd. Anders dan de verdediging, is de rechtbank van oordeel dat uit de Memorie van Toelichting niet kan worden afgeleid dat de wetgever het verlenen van een dienst alsnog of aanvullend en anders dan voorheen strafbaar heeft willen stellen. De wettekst is aangepast om misverstanden te voorkomen aangezien niet absoluut en altijd duidelijk vaststond dat het aanbieden dan wel het aannemen van een dienst, zoals het voor een vriendenprijs ter beschikking stellen van een vakantiebungalow en het gebruik van een appartement zonder daarvoor huur te betalen, ook onder het begrip het doen of aannemen van een gift vielen en strafbare omkoping konden opleveren. Bezien in het licht van het voorgaande was die toevoeging dus niet noodzakelijk en niets nieuws.
4.4.4.
De raadsman heeft ten aanzien van het gebruik van de woning in Spanje subsidiair aangevoerd dat [naam 1] hiervoor (een reële/redelijke vergoeding) heeft betaald. De rechtbank is van oordeel dat wat betreft betalingen door [naam 1] voor de woning in Spanje slechts is komen vast te staan dat hij € 15.000 euro heeft betaald voor het terras bij het zwembad. Uit het dossier blijkt onvoldoende dat hij ook andere betalingen of door hem zelf gefinancierde investeringen heeft gedaan. Hieruit volgt dat, gelet op de (kennelijke gebruiks)waarde van de villa, geen sprake was van een vergoeding voor het gebruik van de woning, maar van onderhoudskosten.
4.4.5.1. De woorden “naar aanleiding van hetgeen deze in zijn betrekking of bij de uitvoering van zijn last heeft gedaan of nagelaten dan wel zal doen of nalaten” houden in dat niet is vereist dat van een bepaalde prestatie van degene die wordt omgekocht sprake moet zijn (HR 27 november 1990, NJ 1991, 318). Zo is bijvoorbeeld voldoende dat de omkoper giften aan de omgekochte doet om zijn zakelijke relatie met de werkgever van de omgekochte in stand te houden of te verbeteren terwijl de omgekochte daarop invloed had en dit moet hebben begrepen (HR 16 januari 1990, DD 90.197).
4.4.5.2. Nawon deed zeker in haar beginperiode uitsluitend zaken met Rochdale. Verdachte wist zich hierdoor afhankelijk van Rochdale omdat hij maar één leverancier had en zijn bedrijf onderuit zou gaan als de relatie tussen Nawon en Rochdale verbroken zou worden. [23] Hij heeft over de meergenoemde woning verklaard dat [naam 1] gebruik mocht maken van deze woning in Spanje omdat zij zakenvrienden waren en hij in die tijd zijn eerste project van Rochdale had gekocht, het project Sloten, en dat hij wilde dat het zakendoen tussen Nawon en Rochdale (Patrimonium) gecontinueerd werd, zonder dat hij geld betaalde. [24] Verdachte heeft verder verklaard dat hij de onderhandelingen voerde met de gebiedsdirecteuren van Rochdale maar dat als de onderhandelingen stroef verliepen, [naam 1] erbij werd gehaald om de boel weer vlot te trekken. [naam 1] was volgens verdachte ook degene die ‘er uiteindelijk een klap’ op gaf. [25] Bovendien was [naam 1] degene die door verdachte werd benaderd na het stagneren van de doorbetaling van de huurinkomsten door Rochdale aan Nawon.
4.4.6.
De tussenconclusie is dat verdachte betalingen ten behoeve van [naam 1] heeft gedaan om ervoor te zorgen dat hun relatie bestendig bleef omdat verdachte in Rochdale een zeer aantrekkelijke en cruciale zakenpartner had en hij met zijn bedrijf na verloop van tijd nagenoeg volkomen afhankelijk van Rochdale was geworden.
4.4.7.1. Ten slotte is de vraag of de betalingen en het gebruik van de woning in Spanje van dien aard of onder zodanige omstandigheden waren, dat verdachte redelijkerwijs heeft moeten aannemen dat [naam 1] die in strijd met de goede trouw zou verzwijgen tegenover zijn werkgever.
4.4.7.2. Gelet op de exclusieve zakelijke relatie tussen verdachte en Nawon enerzijds en Rochdale anderzijds, de rol van [naam 1] in die relatie tussen Rochdale en verdachte, de omvang van de betalingen aan of ten behoeve van [naam 1] en de waarde van de villa waar [naam 1] vrijwel gratis mocht verblijven, dient die vraag bevestigend te worden beantwoord. Verdachte heeft dit ook onderkend. Hij heeft immers op de vraag of [naam 1] de betalingen van in totaal € 780.000 en de andere betalingen die verdachte voor hem heeft verricht, heeft gemeld bij het bestuur van Rochdale, dan wel bij de Raad van Commissarissen, geantwoord dat iedereen kan vermoeden dat hij dat niet gemeld heeft en dat hij er nooit met [naam 1] over heeft gesproken. [26]
4.4.8.
De conclusie is dat kan worden bewezen dat verdachte ‘smeergeld’ heeft betaald aan [naam 1] en zich schuldig heeft gemaakt aan hetgeen strafbaar is gesteld bij artikel 328ter lid 2 van het Wetboek van Strafrecht.

5.Bewezenverklaring

Door de wettige bewijsmiddelen die staan vermeld in de voetnoten, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel – ook in onderdelen – slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat ten laste gelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft de rechtbank de overtuiging verkregen en acht zij bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde heeft begaan met dien verstande dat
1. Vevo Beheer B.V. en/of Nawon Holding B.V en/of Nationaal Woning Bezit Groep B.V. in de periode van 28 mei 2004 tot en met 30 januari 2009 in Nederland aan iemand die anders dan als ambtenaar, namelijk aan [naam 1] als bestuurder van Woningstichting Rochdale naar aanleiding van hetgeen die [naam 1] in zijn betrekking heeft gedaan of nagelaten dan wel zou doen of nalaten, giften hebben gedaan, van dien aard of onder zodanige omstandigheden, dat zij redelijkerwijs moesten aannemen dat die [naam 1] die gift
en)in strijd met de goede trouw heeft verzwegen en/of zou verzwijgen tegenover zijn werkgever, immers hebben zij, aan die [naam 1] , die werkzaam was als voorzitter van de Raad van Bestuur van Woningstichting Rochdale en (als zodanig) belast met en/of (mede) (eind)verantwoordelijk voor de aan- en verkoop van onroerend goed en/of het sluiten van overeenkomsten daaromtrent, meermalen een gift gedaan, te weten:
- een betaling d.d. 28-05-2004 van EURO 25.000,00 door Nawon Holding BV aan Lineale Interieurontwerp en Realisatie met als omschrijving aanbetaling meubels ten behoeve van het dubbelappartement [adres 1] en [adres 1] , [adres 1] (appartementsgebouw Abacus, bouwnummers 13 en 14)
en
- een betaling d.d. 28-12-2007 van EURO 300.000,- door Nationaal Woning Bezit Groep BV aan Boekel de Nerée Notarissen ter afbetaling van de lening van [naam 3]
dat Nawon Holding B.V en Nationaal Woning Bezit Groep B.V. en/of een of meer andere (aan verdachte gelieerde) rechtsperso(o)n(en) voornoemd feit hebben gepleegd,
aan welke vorenomschreven verboden gedraging hij, verdachte, feitelijk leiding heeft gegeven;
2. hij in de periode van 23 oktober 2003 tot en met 30 januari 2009 in Nederland en Spanje, aan iemand die anders dan als ambtenaar, namelijk aan [naam 1] als directeur/bestuurder van Woningstichting Patrimonium en als bestuurder van Woningstichting Rochdale, naar aanleiding van hetgeen die [naam 1] in zijn betrekking heeft gedaan of nagelaten dan wel zou doen of nalaten, giften heeft gedaan, van dien aard of onder zodanige omstandigheden, dat hij, verdachte, redelijkerwijs moest aannemen dat die [naam 1] die giften in strijd met de goede trouw heeft verzwegen en zou verzwijgen tegenover zijn werkgever, immers heeft hij, aan die [naam 1] , die werkzaam was als bestuurder van Woningstichting Patrimonium en als bestuurder van Woningstichting Rochdale en (als zodanig) belast met en/of (mede) (eind)verantwoordelijk voor de aan- en verkoop van onroerend goed en/of het sluiten van overeenkomsten daaromtrent, meermalen een gift gedaan, te weten:
- een betaling d.d. 10-06-2004 van EURO 140.030,52 aan Stichting Derdengelden met als omschrijving ‘spoedopdracht Lineale’ ten behoeve van het dubbelappartement [adres 1] en [adres 1] , [adres 1] (appartementsgebouw Abacus, bouwnummers 13 en 14)
en
- het gebruik van een woning in Spanje en de daar aanwezige inrichting en inventaris, gelegen op het adres [adres 2] in de periode 23-10-2003 tot 30-09-2009, toebehorende aan verdachte en/of (via) Cap Negret Real Estate S.L, zulks om niet.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen

8.1.
De eis van het Openbaar Ministerie
8.1.1.
De officieren van justitie hebben gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 7 maanden en daarbij opgemerkt dat rekening is gehouden met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht en de overschrijding van de redelijke termijn.
8.1.2.
De officieren van justitie hebben de eis als volgt onderbouwd. Verdachte heeft geen weerstand kunnen en willen bieden aan de verleiding meermalen steekpenningen te betalen. Hij heeft [naam 1] voor ongeveer € 600.000 begunstigd. Verdachte heeft verklaard dat de gifbeker leeg moest. Hierin schuilt juist het kwalijke en het gevaarlijke van omkoping; het tot elkaar veroordeeld zijn. Bij de behandeling van de persoonlijke omstandigheden heeft verdachte verklaard niet te zijn weggelopen voor de zaak. Tot op zekere hoogte kan het Openbaar Ministerie zich hierin vinden. De verklaring van verdachte over het handhaven van de zakenrelatie laat aan duidelijkheid niets te wensen over. Hij noemt dit zelf geen omkoping, maar geeft wel opening van zaken over het waarom van de geldstroom. De strafzaak zal een bepaalde mate van invloed hebben gehad op het economisch welzijn van Nawon, het bedrijf van verdachte. De staat van faillissement waarin Nawon thans verkeert is echter niet aan de strafzaak te wijten en dient dus geen matigende invloed te hebben op de op te leggen straf.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
8.2.1.
De verdediging heeft verzocht verdachte, mocht hij onverhoopt niet integraal worden vrijgesproken, in ieder geval geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Een taakstraf met eventueel daaraan gekoppeld, als stok achter de deur, een voorwaardelijke gevangenisstraf doet recht aan de ernst en ouderdom van de feiten, de flagrante overschrijding van de redelijke termijn (4 jaar), de afwezigheid van relevante documentatie en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
8.2.2.
De verdediging heeft hiertoe kort samengevat het volgende aangevoerd. Verdachte begrijpt nu dat het onderhouden van een goede relatie zonder daarbij feitelijke voordelen te genieten, mogelijk omkoping kan opleveren. Hij heeft dat evenwel nooit zo ervaren, temeer nu hij nooit enig financieel voordeel heeft gehad van Rochdale en hij van de andere kant, voor zover hij weet, Rochdale geen enkel nadeel heeft berokkend. Integendeel, zo meent verdachte. Uit het dossier volgt immers dat de schuld die Nawon had bij Rochdale in zijn geheel en (ruim) voordat verdachte werd geconfronteerd met het strafrechtelijke onderzoek, door Nawon is afgelost. Hoewel geen harde voorwaarde voor omkoping, is het zeker in het kader van de strafmaat relevant dat Rochdale aldus geen schade heeft geleden. Omgekeerd heeft verdachte ook geen direct voordeel genoten.
8.2.3.
De gevolgen van deze strafzaak voor verdachte liegen er niet om. Verdachte is zakelijk geruïneerd. Het eens zo vermogende Nawon is failliet. Het faillissement is niet zozeer het gevolg van de transacties met Rochdale of de rekening-courant met Rochdale, maar met name het gevolg van de negatieve publiciteit naar aanleiding van het Rochdale-onderzoek. De banken waar Nawon de verschillende binnenlandse en buitenlandse projecten had gefinancierd, trokken deze financiering in, met (onder andere) een verwijzing naar negatieve berichten in de media. Ook voor verdachte zelf leidde het faillissement van Nawon tot grote financiële problemen. Inmiddels heeft de curator van Nawon (samen met de fiscus) het persoonlijk faillissement van verdachte aangevraagd. Verdachte hoopt dat dit nog afgewend kan worden, maar is daar bepaald nog niet zeker van. Hij leeft momenteel slechts van een AOW-uitkering en heeft hoge schulden. Gezien zijn leeftijd, thans 66 jaar oud, is het niet waarschijnlijk dat hij ooit weer geheel uit de financiële malaise zal geraken. Daarbij komt nog dat verdachte heeft geleden onder de aanhoudende stroom negatieve media-aandacht. De verdediging verzoekt ook de negatieve media-aandacht een mitigerende rol te laten spelen in de eventueel op te leggen straf, aldus de raadsman.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
8.3.1.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
8.3.2.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf een taakstraf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
8.3.3.
Verdachte heeft feitelijk leiding gegeven aan zijn vastgoedbedrijf dat zich heeft schuldig gemaakt aan het betalen van € 325.000,00 smeergeld aan [naam 1] , bestuurder van Woningstichting Rochdale. Verdachte heeft zich ook als persoon daaraan schuldig gemaakt. Hij heeft [naam 1] € 140.000,00 gegeven en een villa in Spanje aan hem ter beschikking gesteld. Aannemelijk is geworden dat ook vóór de ten laste gelegde periode andere vergelijkbare betalingen door verdachte aan [naam 1] zijn gedaan.
8.3.4.
Verdachte heeft verklaard dat hij de bewezen verklaarde betalingen ten behoeve van [naam 1] op diens verzoek heeft gedaan. Hij deed dit omdat hij het zich volgens eigen zeggen niet kon veroorloven niet te betalen. De kosten liepen uit de hand, in projecten deden zich aanzienlijke onvoorziene meerkosten voor en de rekening-courantverhouding met Rochdale liep scheef, resulterend in een debetsaldo van ongeveer € 19 mln. Rochdale was feitelijk in de positie om het faillissement van verdachtes ondernemingen aan te vragen en wat verdachte nodig had volgens eigen zeggen, was tijd, om de relatie met Rochdale af te kunnen wikkelen.
8.3.5.
Verdachte heeft tijdens zijn verhoren ten overstaan van de FIOD en tijdens de zitting uitgebreid verklaard over zijn motieven zich in te laten met [naam 1] , in te gaan op diens wensen en hem deze giften te verstrekken. Hij heeft verklaard deze gang van zaken achteraf te betreuren en zich in de toekomst niet meer met dergelijke praktijken te zullen inlaten. Hij zat echter klem en [naam 1] en hij waren tot elkaar veroordeeld, aldus verdachte.
8.3.6.
Hoewel het initiatief tot het verstrekken van deze giften van [naam 1] is uitgegaan, heeft verdachte op puur zakelijke gronden hier gehoor aan gegeven. Daarin is ook het kwalijke van zijn handelen gelegen. Immers er was geen sprake van het op normale wijze onderhouden van bevriende zakelijke contacten. De enige reden om de desbetreffende giften te verstrekken was het bestendigen, vloeiende houden en veilig stellen van de zakelijke relatie en de in dat kader voor de vennootschappen van verdachte te verkrijgen opdrachten en de daarmee de zakelijke inkomstenstroom vanuit Rochdale. Het ging hier met andere woorden om smeergeld.
8.3.7.
Door de raadsman van verdachte is gewezen op de toenmalige tijdgeest. Waar heden ten dage met afgunst wordt geoordeeld over uitbundige uitgaven voor relatiedoeleinden, was dat ten tijde van de ten laste gelegde periode juist de gewoonste zaak van de wereld. Iedereen met enige invloed binnen Rochdale wist van de wijze waarop [naam 1] zich manifesteerde jegens zijn zakelijk partners, aldus de raadsman.
8.3.8.
De rechtbank onderschrijft die visie omtrent de tijdgeest niet. Ook in de door verdachte genoemde periode was dat bepaald niet de gewoonste zaak van de wereld. De rechtbank wijst in dat verband op haar overwegingen in een uitspraak van 30 november 2000 (ECLI:NL:RBAMS:AA8706) omtrent artikel 328ter van het Wetboek van Strafrecht. “Blijkens de wetsgeschiedenis is deze strafbaarstelling ingegeven door de vrees van de wetgever voor verval van de publieke moraal. Het vertrouwen dat een werkgever of lastgever een werknemer of lasthebber moet schenken zal toenemen waar bevoegdheden meer worden gedelegeerd en specialisatie binnen ondernemingen voortschrijdt. In een maatschappij waarin de welvaart toeneemt, zo overwoog de wetgever, zal de verleiding toenemen om zich op normatief onregelmatige wijze bezit toe te eigenen. Wanneer daartegen niet strafrechtelijk kon worden opgetreden, zo vreesde de wetgever, dreigde omkoping een maatschappelijk geaccepteerd verschijnsel te worden waarmee een verzwakking van de publieke moraal gepaard zou gaan, nu was gebleken dat niet iedereen het moreel verwerpelijke van dergelijk handelen aanstonds inzag. Voorts achtte de wetgever bescherming van vertrouwensverhoudingen bij het vervullen van contracten, meer in het bijzonder in de dienstbetrekking, van openbaar belang.” Dat in het geval van verdachte – en anders dan in de hiervoor genoemde zaak – sprake is van het in het tweede lid van artikel 328ter van het Wetboek van Strafrecht strafbaar gestelde (de actieve variant van niet-ambtelijke omkoping) maakt dat niet anders. Uit het voorgaande blijkt dat ook in de bewezen verklaarde periode (2003 tot 2009) – anders dan verdachte heeft gesteld – het handelen van verdachte reeds als verwijtbaar en verwerpelijk werd aangemerkt.
8.3.9.
De rechtbank sluit in navolging van het Gerechtshof Amsterdam in de zogenoemde Klimop-zaak, als uitgangspunt voor de hoogte van de op te leggen gevangenisstraf, aan bij de door het LOVS in 2012 vastgestelde oriëntatiepunten die van toepassing zijn op fraudezaken, ook waar zoals in de zaak van verdachte sprake is van een feitencomplex van voor 2012. Op grond van die oriëntatiepunten geldt dat bij een omkopingsbedrag als waarvan hier sprake is in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf aangewezen is.
8.3.10.
De rechtbank is van oordeel dat, mede gelet op de maatschappelijke impact, het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gerechtvaardigd is, zowel ter generale preventie als ter vergelding.
8.3.11.
Zij ziet in de omstandigheden van verdachte, de gevolgen die deze zaak zowel zakelijk als persoonlijk voor verdachte heeft gehad, het spelen van betrekkelijk open kaart door verdachte tijdens het strafrechtelijk onderzoek en diens schuldbesef, aanleiding een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen van kortere duur dan door de officieren van justitie is geëist. De rechtbank acht het daarbij wel aangewezen bovendien een onvoorwaardelijke taakstraf van de maximale duur op te leggen.
8.3.12.
Op 5 november 2009 is de woning van verdachte doorzocht. Vanaf dat moment kon verdachte er in redelijkheid rekening mee houden dat hij door het Openbaar Ministerie zou kunnen worden vervolgd. De rechtbank doet heden, 10 december 2015, uitspraak. De rechtbank is van oordeel dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM, die voor de behandeling in eerste aanleg 2 jaar is, met 4 jaar is overschreden. Van een bijzondere omstandigheid die deze overschrijding kan rechtvaardigen, is geen sprake. Uit (vaste) jurisprudentie van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2008:BD2578) volgt dat bij een termijnoverschrijding van meer dan 12 maanden naar bevind van zaken dient te worden gehandeld. In de overschrijding van de redelijke termijn ziet de rechtbank de straf die zij zou opleggen als de zaak binnen de redelijke termijn zou zijn afgerond met een maand te verminderen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 22c, 22d, 51, 57, 63 en 328ter van het Wetboek van Strafrecht. Deze wettelijke voorschriften zijn toepasselijk zoals geldend ten tijde van het bewezengeachte.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op:
Het doen van een gift aan iemand die, anders dan als ambtenaar, werkzaam in dienstbetrekking, naar aanleiding van hetgeen hij in zijn betrekking heeft gedaan of nagelaten dan wel zal doen of nalaten, onder zodanige omstandigheden, dat hij redelijkerwijs moet aannemen dat deze de gift in strijd met de goede trouw zal verzwijgen tegenover zijn werkgever, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij feitelijke leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging, meermalen gepleegd.
Het doen van een gift aan iemand die, anders dan als ambtenaar, werkzaam in dienstbetrekking, naar aanleiding van hetgeen hij in zijn betrekking heeft gedaan of nagelaten dan wel zal doen of nalaten, onder zodanige omstandigheden, dat hij redelijkerwijs moet aannemen dat deze de gift in strijd met de goede trouw zal verzwijgen tegenover zijn werkgever, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
1 (één) maand.
Veroordeelt verdachte tot een
taakstrafbestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van
240 (tweehonderdveertig) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van
4 (vier) maanden.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.M. van Dijk, voorzitter,
mrs. P.J. van Eekeren en C. Klomp, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. Cordia, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 10 december 2015.

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar hierna wordt verwezen naar verklaringen, betreft het ambtsedig opgemaakte processen-verbaal van de FIOD, bevattende een verklaring van een getuige of een verdachte. AH staat voor ambtshandeling. V staat voor proces-verbaal van verhoor verdachte. G staat voor proces-verbaal van verhoor getuige. Waar wordt verwezen naar ‘D’, betreft het andere geschriften als bedoeld in artikel 344 lid 1 onder 5 Wetboek van Strafvordering.
2.AH-115
3.De verklaring van verdachte ter terechtzitting
4.D-0552
5.D-0473
6.V-001-01, p. 9
7.D-003
8.D-0553
9.G037-01, p. 10 ( [naam 3] )
10.G041-01, p. 5 ( [naam 4] )
11.G26-02, p. 2 ( [naam 5] )
12.AH-112
13.AH-102
14.D-0005 en AH-017
15.D-0030, D-0617 en AH-017
16.D-0032 3/5, D-0618 4/5
17.D-0031
18.V002-01, p. 6
19.D-0235, AH-073
20.V002-01, p. 8
21.AH-114
22.V-002-01, p. 3 en 4 en V-002-02, p. 6 en 7
23.V002-03 p. 4
24.V002-02, p.2
25.Verklaring verdachte ter zitting.
26.V002-05, pagina 8.