ECLI:NL:RBAMS:2015:8787

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 november 2015
Publicatiedatum
9 december 2015
Zaaknummer
13-751821-15 RK 15-6389
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Internationaal publiekrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering aan Groot-Brittannië toegestaan met uitzondering van failure to surrender to bail

Op 26 november 2015 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan Groot-Brittannië. De rechtbank heeft de vordering tot overlevering toegestaan voor de feiten die in het Europees Aanhoudingsbevel (EAB) zijn vermeld, te weten conspiracy to supply cannabis, conspiracy to supply cocaïne, possession of a firearm en possession of ammunition. De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden zijn voor deze feiten.

De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de overlevering voor het feit 'failure to surrender to bail' moet worden geweigerd, omdat dit feit naar Nederlands recht niet strafbaar is. De opgeëiste persoon, geboren in Groot-Brittannië, was gedetineerd en heeft zich laten bijstaan door een raadsman en een tolk. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd en de procesgang is behandeld op een openbare zitting.

De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak met dertig dagen verlengd, omdat zij niet binnen de wettelijke termijn kon oordelen. De officier van justitie heeft de vordering ingediend op 22 september 2015, en het EAB is uitgevaardigd door de District Judge in Londen. De rechtbank heeft de relevante feiten en de toepasselijke wetsartikelen besproken en is tot de conclusie gekomen dat de overlevering voor de genoemde feiten kan plaatsvinden, terwijl de overlevering voor het feit 'failure to surrender to bail' wordt geweigerd.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM,

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751821-15
RK-nummer: 15/6389
Datum uitspraak: 26 november 2015
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 22 september 2015 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 21 september 2015 door the District Judge, Magistrates’ Court, sitting at Westminster Magistrates’ Court, Londen, Groot-Brittannië, en het strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] , Groot-Brittannië, op [geboortedatum] 1955,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in de [detentieadres] ,
hierna te noemen “de opgeëiste persoon”.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 12 november 2015. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. K. van der Schaft..
De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadsman, mr. H. Bakker, advocaat te Amsterdam en door een tolk in de Engelse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak zou moeten doen met dertig dagen verlengd. De reden hiervan is gelegen in het feit dat zij er
niet in slaagt binnen de in de wet bepaalde termijn uitspraak te doen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht.
De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Britse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB is uitgevaardigd in verband met
een aanhoudingsbevel (warrant of arrest), uitgevaardigd door the Inner London Crown Court op 14 mei 2010, in verband met het schenden van de voorwaarden waaronder borgtocht was verleend en
een vonnis, gewezen in absentia, op 18 februari 2011 door the Inner London Crown Court, waarbij de strafmaat op 13 september 2011 is vastgesteld.
De overlevering wordt verzocht
ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar het recht van Groot-Brittannië strafbaar feit, te weten ‘
failure to surrender to bail.’
ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van veertien jaren (waarvan 182 dagen reeds doorgebracht in voorlopige hechtenis), door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat.
De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij voornoemd vonnis, wegens de volgende in het EAB onder e) genoemde feiten:
1.
conspiracy to supply cannabis
2.
conspiracy to supply cocaïne
3.
possessing a firearm en
4.
possession ammunition.
Referentie: T20097422
Deze feiten zijn nader omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

4.Strafbaarheid

4.1
Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
1.
conspiracy to supply cannabis
2.
conspiracy to supply cocaïne
Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten, kort aangeduid als
conspiracy to supply cannabisen
conspiracy to supply cocaïne, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit deze strafbare feiten heeft aangeduid als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen op deze lijst onder nummer 5, te weten:
illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen.
Volgens de in rubriek c) van het EAB vermelde gegevens is op deze feiten naar het recht van Groot-Brittannië een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren gesteld.
4.2
Feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De feiten 3 en 4 hebben betrekking op executieoverlevering.
3.
possession of a firearm
4.
possession of ammunition.
5.
failure to surrender to bail.
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft deze feiten niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt.
Ten aanzien van de feiten 3 en 4, die beide betrekking hebben op executieoverlevering, overweegt de rechtbank als volgt.
De rechtbank toetst deze feiten aan de vereisten van artikel 7, eerste lid OLW en stelt vast dat aan deze eisen, kaderconform uitgelegd zoals in haar uitspraak van 30 oktober 2015 (ECLI:RBAMS:2015:7460), is voldaan.
Zij kunnen worden gekwalificeerd als:
Feit 3:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen uit categorie IIIen
Feit 4:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Feit 5 heeft betrekking op vervolging.
Ten aanzien van feit 5 (
failure to surrender to bail) is de rechtbank van oordeel dat de overlevering moet worden geweigerd nu dit feit naar Nederlands recht geen strafbaar feit oplevert.

6.6Beroep op de in artikel 12 OLW bedoelde weigeringsgrond.

Standpunt raadsmanVast staat dat de opgeëiste persoon niet aanwezig is geweest bij de behandeling van zijn zaak op 14 februari 2011, waarbij zijn veroordeling is uitgesproken en evenmin bij het bekend maken van de strafmaat op 13 september 2011. Dat betekent dat het vonnis bij verstek is gewezen. De Britse autoriteiten maken in hun brief van 21 oktober 2015 melding van de mogelijkheid van een rechtsmiddel (
Q3: [opgeëiste persoon] does have the right to request an appeal in respect of both his conviction and sentence). Dit is geen onvoorwaardelijke garantie zoals bedoeld in artikel 12 OLW en dit moet primair tot weigering van de verzochte overlevering leiden en subsidiair geeft dit aanleiding tot het vragen om een op artikel 12 OLW beter toegesneden verzetgarantie.
Standpunt officier van justitie.
De door de raadsman ingeroepen weigeringsgrond doet zich niet voor.
In de door de raadsman geciteerde brief is onder Q1 nog eens duidelijk verklaard dat de opgeëiste persoon op 11 november 2009 op de zitting aanwezig is geweest en dat hem de datum waarop de zitting zou worden voortgezet is aangezegd. Op 16 december 2009 is hij opnieuw ter zitting verschenen. Zijn detentie is met ingang van die datum geschorst onder de in die brief nog eens herhaalde voorwaarden. Hem is gezegd dat als hij desondanks niet op de volgende zitting zou verschijnen, de behandeling van zijn zaak doorgang zou vinden.
De opgeëiste persoon heeft er zelf voor gekozen de voorwaarden waaronder hij was vrij gelaten, te schenden en is gevlucht. Hij heeft Groot Brittannië verlaten en is niet op de zitting verschenen. Opmerkelijk is de vermelding in het EAB dat een aanvankelijk op 11 oktober 2010 geplande zitting geen doorgang vond omdat de raadsman verhinderd was. Hieruit blijkt mede hoe zorgvuldig de Britse justitiële autoriteiten hebben gewaakt over de belangen van de opgeëiste persoon als verdachte in de strafprocedure.
De toezegging die onder Q3 is geformuleerd in de aanvullende brief duidt op een eventueel rechtsmiddel indien het vonnis niet op goede gronden zou zijn gewezen; het is geen verzetgarantie als bedoeld in artikel 12 OLW.
Oordeel rechtbankDe rechtbank volgt de officier van justitie in zijn standpunt. Op basis van de informatie die in het EAB wordt gegeven en die in de aanvullende brief van 21 oktober 2015 wordt bevestigd, stelt de rechtbank vast dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen op tenminste twee behandelingen van zijn strafzaak en dat hij, toen hij op borgtocht vrij kwam, op de hoogte was van de datum van voortzetting van de behandeling ter terechtzitting die uiteindelijk tot de beslissing heeft geleid. De opgeëiste persoon heeft er bewust voor gekozen zich aan het verdere verloop van de strafzaak tegen hem te onttrekken en geen contact te onderhouden met zijn Britse advocaat. Hij kan hier nu geen recht op een nieuw proces aan ontlenen als bedoeld in artikel 12 OLW. Het verweer faalt.

5.Slotsom

Nu ten aanzien van de feiten 1, 2, 3 en 4 waarvoor de overlevering wordt gevraagd is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering voor die feiten te worden toegestaan. Voor het overige moet zij worden geweigerd.

6.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 26 en 55 Wet wapens en munitie en 2, 5 en 7 Overleveringswet.

7.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan the District Judge, Magistrates’ Court, sitting at Westminster Magistrates’ Court, Londen, Groot-Brittannië ten behoeve van de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf, te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat, die is opgelegd wegens de in het EAB onder 1, 2, 3 en 4 omschreven feiten waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.
WEIGERTde overlevering van
[opgeëiste persoon]voor zover het EAB betrekking heeft op het tegen hem gerichte strafrechtelijk onderzoek naar het feit, aangeduid als ‘
failure to surrender to bail’, waarvoor zijn overlevering eveneens wordt verzocht.
Aldus gedaan door
mr. M. van Mourik, voorzitter,
mrs. A.J. Dondorp en M.J.J.P. Luchtman, rechters,
in tegenwoordigheid van L.C. Werkman, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 26 november 2015.
De jongste rechter is buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.