Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM,
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
[adres] , [plaats] ,
1.Procesgang
2.Identiteit van de opgeëiste persoon
3.Grondslag en inhoud van het EAB
4.Strafbaarheid
5.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW
“voor zover ten aanzien van hem de verwachting bestaat dat hij niet zijn recht op verblijf in Nederland verliest ten gevolge van een hem na overlevering opgelegde straf of maatregel”verhoudt zich niet met de onschuldspresumptie, zoals neergelegd in artikel 6, tweede lid EVRM en artikel 48 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (het Handvest), althans dient hierover een prejudiciële vraag gesteld te worden aan het Hof van Justitie. Subsidiair bestaat in de zaak van de opgeëiste persoon niet de verwachting dat hij zijn recht van verblijf zal verliezen.
6.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 13, eerste lid, aanhef en onder a, OLW
- het onderzoek is in Finland aangevangen;
- de verdovende middelen waren bestemd voor Finland en dus is met name de rechtsorde van Finland geschaad;
- de verdovende middelen zijn in Finland ingevoerd en in beslag genomen;
- de ontvanger van de verdovende middelen is in Finland gearresteerd en vervolgd;
- van drie medeverdachten is de overlevering naar Finland reeds toegestaan.
7.Slotsom
8.Toepasselijke wetsartikelen
9.Beslissing
[opgeëiste persoon]aan the District Prosecutor, verbonden aan the Sisä-Suomi District Prosecutor’s Office te Tampere, Finland, ten behoeve van het in Finland tegen hem gerichte strafrechtelijk onderzoek naar het feit waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.