ECLI:NL:RBAMS:2015:8545

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 december 2015
Publicatiedatum
30 november 2015
Zaaknummer
C/13/566117 / FA RK 14-4011
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming van een bijzondere curator in een zorgregeling voor een minderjarige

In deze beschikking van de Rechtbank Amsterdam, gedateerd 2 december 2015, is de benoeming van een bijzondere curator voor een minderjarige vastgesteld. De zaak betreft een geschil tussen de vrouw en de man over de zorgregeling en de kinderalimentatie voor hun minderjarige dochter. De rechtbank heeft eerder op 20 februari 2015 bepaald dat de man kinderalimentatie moet betalen en een voorlopige zorgregeling is vastgesteld. De vrouw heeft nu verzocht om een wijziging van de zorgregeling, omdat zij van mening is dat de huidige regeling niet in het belang van de minderjarige is. De man daarentegen is van mening dat de regeling goed functioneert en in het belang van het kind is.

Tijdens de zitting op 5 november 2015 zijn beide partijen en hun advocaten verschenen. De rechtbank heeft geconstateerd dat er communicatieproblemen zijn tussen de ouders, wat de situatie voor de minderjarige bemoeilijkt. De rechtbank heeft besloten dat, gezien de minderjarigheid van het kind, het noodzakelijk is om een bijzondere curator te benoemen. Deze curator zal de belangen van de minderjarige vertegenwoordigen en bemiddelen tussen de ouders.

De rechtbank heeft de bijzondere curator de opdracht gegeven om te onderzoeken of de huidige zorgregeling in het belang van de minderjarige is en hoe de communicatie tussen de ouders verbeterd kan worden. De rechtbank verwacht dat de bijzondere curator binnen drie maanden verslag uitbrengt over haar bevindingen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de verdere behandeling van de zorgregeling zal op een later moment plaatsvinden. De rechtbank heeft de partijen verzocht om hun beschikbaarheid voor een vervolgzitting door te geven.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rekestnummer: C/13/566117 / FA RK 14-4011 (HHo/ KO)
Beschikking van 2 december 2015 betreffende vaststelling van een kinderbijdrage en wijziging van de zorgregeling
in de zaak van:
[vrouw] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. A.C. Otten te Bussum,
tegen
[man] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de man,
advocaat mr. K.E. van Hoeve te Amsterdam.

1.De verdere procedure

1.1
De rechtbank heeft kennisgenomen van de ingekomen stukken.
1.2
Bij beschikking van deze rechtbank van 20 februari 2015 is -onder meer- bepaald dat de man een bedrag aan kinderalimentatie dient te betalen aan de vrouw en voorts is een voorlopige zorgregeling bepaald tussen de man en
[minderjarige], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] . De zaak is toen pro forma aangehouden, in afwachting van het verloop van de voorlopige zorgregeling. Deze beschikking wordt hier als herhaald en ingelast beschouwd.
1.3
De zaak is voorts behandeld ter terechtzitting met gesloten deuren van 5 november 2015, alwaar zijn verschenen: partijen en hun advocaten waarbij de man is bijgestaan door mevrouw M. dos Santos als tolk in de Italiaanse taal.

2.De verdere beoordeling

2.1
De rechtbank dient nog te beslissen op de volgende verzoeken:
Het verzoek van de vrouw te bepalen dat de kosten van de tenuitvoerlegging van deze beslissing voor rekening van de man komen.
Het verzoek van de man een (definitieve) zorgregeling met vakantieregeling te bepalen.
Standpunt vrouw
2.2
De vrouw stelt dat de verdeling van de zorgregeling bij helfte, zoals bepaald in de eerdere beschikking niet in het belang van [minderjarige] is. Het heeft niet de voor [minderjarige] gewenste duidelijkheid en rust gebracht. [minderjarige] leeft in twee werelden. Sinds deze zorgregeling gaat het volgens de vrouw niet goed met [minderjarige] . Zo wil zij vaak niet naar school, wil zij ineens niet meer met vriendinnen na school spelen en wil zij alleen maar bij haar moeder in de buurt zijn.
Tevens stelt de vrouw dat de communicatie tussen partijen is verslechterd. Volgens de vrouw is er geen enkel overleg met de man mogelijk. De man informeert de vrouw niet over het welzijn van [minderjarige] . De man wenst geen medewerking te verlenen aan de activiteiten van [minderjarige] , waardoor zij is gestopt met ballet. Voorgesteld is om samen naar Kinderen uit de Knel te gaan, maar de man wenst hieraan niet mee te werken, aldus de vrouw. Op school vertoont [minderjarige] dit gedrag niet, maar enkel in aanwezigheid van haar moeder, aldus de vrouw. De vrouw werkt binnen de schooltijden van [minderjarige] . De vrouw verzoekt de rechtbank de tijdelijke gelijke verdeling van de zorgregeling te beëindigen en de volgende zorgregeling te bepalen: [minderjarige] verblijft elke twee weken van donderdag uit school tot maandagochtend naar school en daarbij elke woensdag uit school tot donderdagochtend naar school bij de man. De verdeling van de vakanties volgen zoals bepaald bij beschikking van 20 februari 2015.
Standpunt man
2.3
De man weerspreekt het door de vrouw gestelde. Hij is van mening dat de huidige verdeling wél in het belang van [minderjarige] is. Volgens de man vindt [minderjarige] de verdeling ook prettig en gaat het goed met haar. De man weerspreekt dat partijen geen overleg hebben. Zo zijn partijen bijvoorbeeld gezamenlijk naar een oudergesprek op school geweest. De juf van [minderjarige] bevestigde dat het goed gaat met haar. School is voor [minderjarige] een veilige omgeving, aldus de man. De man geeft aan -in beginsel- mee te willen werken aan hulpverlening, maar hij is terughoudend omdat hij [minderjarige] niet wil belasten met problematiek als het goed met haar gaat, zoals volgens de man nu het geval is. Mocht er dan toch hulpverlening nodig zijn, dan wenst de man dat de Raad voor de Kinderbescherming zich hierover uitlaat. De man geeft aan advies te hebben ingewonnen bij het programma Kinderen uit de Knel. Volgens de man werd hem toen aangegeven dat het gezin niet één van de zwaardere gezinnen betreft waarvoor het programma Kinderen uit de Knel zou zijn bedoeld. De man stelt zich aldus op het standpunt dat wederom een wijziging niet in het belang van [minderjarige] is.
Beoordeling rechtbank
2.4
De rechtbank constateert dat partijen van mening verschillen over de invloed van de voorlopige zorgregeling op het welzijn van [minderjarige] . Volgens de man verloopt de zorgregeling die bij helfte tussen partijen wordt gedeeld goed en gaat het goed met [minderjarige] . De vrouw daarentegen geeft aan dat, sinds deze regeling van kracht werd, het niet goed gaat met [minderjarige] en dat [minderjarige] als zij bij haar moeder is, erg aanhankelijk gedrag vertoont. [minderjarige] van 7 jaar is te jong om door de rechtbank gehoord te worden, en het is dan ook niet bekend wat zij vindt van de huidige regeling, evenals of deze regeling in haar belang is. Wel staat vast, mede gelet op de stukken in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting, dat er sprake is van communicatieproblemen tussen de ouders. De ouders hebben andere opvattingen over hoe vaak en waarover zij dienen te communiceren en hebben over en weer andere verwachtingen over de wijze waarop de ander dient te communiceren. De rechtbank schat in dat zonder (professionele) ondersteuning geen verandering zal optreden in deze situatie. De rechtbank is van oordeel dat het in het belang van de [minderjarige] is dat bekeken wordt welke zorgregeling in haar belang is en hoe de communicatie tussen de ouders verbeterd kan worden, zodat [minderjarige] daar niet mee belast wordt.
2.5
Nu [minderjarige] thans nog minderjarig is, ziet de rechtbank aanleiding om in het belang van [minderjarige] met toepassing van artikel 1:250 van het Burgerlijk Wetboek (BW) een bijzondere curator te benoemen om de minderjarige ter zake te vertegenwoordigen en die namens haar bemiddelend tussen de ouders kan optreden.
2.6
Anders dan de man, is de rechtbank van oordeel dat het benoemen van een bijzonder curator in deze meer gerade voorkomt dan een onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming, nu een bijzonder curator expliciet de stem van het kind kan laten horen en in staat is, om in samenspraak met de ouders, de belangen van [minderjarige] in deze te behartigen, daartoe voorstellen te doen en mogelijk de ouders (in het belang van [minderjarige] ) daarbij verder te helpen.
2.7
De bijzonder curator zal tot haar taak hebben om de belangen van [minderjarige] te behartigen in het conflict tussen de ouders over de zorgregeling, in of buiten rechte. Alhoewel het optreden van de bijzondere curator vormloos is en hij zelf de richting van het curatorschap zal mogen invullen, acht de rechtbank het noodzakelijk dat op enkele concrete vragen antwoord komt:
1) Is de huidige co-ouderschapregeling in het belang van [minderjarige] ? Zo nee, welke zorgregeling is in het belang van [minderjarige] , daarbij ook rekening houdend met haar buitenschoolse activiteiten en het feit dat beide ouders familie in het buitenland hebben?
2) Hoe zou de communicatie tussen de ouders verbeterd kunnen worden?
3) Geeft het onderzoek de bijzondere curator anderszins aanleiding tot het maken van opmerkingen of het geven van advies?
2.8
De bijzonder curator wordt verzocht de antwoorden op de vragen ook in het na te noemen verslag op te nemen. Aan de bijzondere curator wordt gevraagd om op een zo laagdrempelig mogelijke manier met [minderjarige] en de ouders te spreken, om te inventariseren hoe [minderjarige] de huidige zorgregeling ervaart, wat de invloed is van de zorgregeling op het welzijn van [minderjarige] , in welke mate de conflicten tussen de ouders daarbij een rol spelen, en vervolgens te beoordelen of er voor de bijzondere curator een nadere rol is weggelegd. Het doel daarbij is om te proberen in een betrekkelijke korte tijd via de interventie van de bijzondere curator een beter overzicht te krijgen over eventuele oplossingsrichtingen. Mocht de bijzondere curator zelf al in de gelegenheid zijn om oplossingen te bereiken, dan bestaat daartoe uiteraard de ruimte.
2.9
[naam] heeft zich bereid verklaard de benoeming als bijzonder curator te aanvaarden.
2.1
De rechtbank gaat ervan uit dat de bijzondere curator binnen drie maanden haar werkzaamheden zou moeten kunnen hebben afgerond. Verwacht kan dan ook worden dat zij uiterlijk
15 februari 2016een rapportage aan de rechtbank kan uitbrengen. Partijen worden in de gelegenheid gesteld om uiterlijk
29 februari 2016te reageren op voornoemde rapportage.
2.11
De rechtbank acht het voor de voortgang van de zaak gewenst reeds nu een datum te bepalen voor een zitting bij voorkeur in de maand maart 2016. De voorkeur van de rechtbank gaat uit naar 10 of 24 maart 2016 (in de ochtend). Partijen en de bijzonder curator worden verzocht zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk 21 december 2015, de rechtbank te informeren of deze data voor hen mogelijk zijn. Zo niet, dan dienen partijen en de bijzondere curator andere verhinderdata door te geven voor de periode maart-mei 2016. De rechtbank zal de behandeling voor het opgeven van verhinderdata hiertoe
pro formaaanhouden tot
21 december 2015.
Op grond van het vorenstaande beslist de rechtbank als volgt.

3.De beslissing

De rechtbank:
- benoemt met ingang van heden tot bijzonder curator over voornoemde minderjarige:
[naam] ,
[adres]
,
telefoon [telefoonummer] ;
teneinde voornoemde minderjarige te vertegenwoordigen als bedoeld in artikel 1:250 van het Burgerlijk Wetboek;
- verzoekt de bijzonder curator
uiterlijk 18 februari 2016schriftelijk verslag van vertegenwoordiging en begeleiding van de minderjarige aan de rechtbank (onder gelijktijdige verstrekking aan partijen) over te leggen, alles met inachtneming van hetgeen hiervoor onder r.o. 2.7, 2.8 en 2.10 is overwogen;
- draagt de griffier op afschriften van de processtukken van het dossier aan de bijzondere curator te zenden;
- verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
- bepaalt dat de behandeling omtrent de (definitieve) zorgregeling,
pro formawordt voortgezet op
21 december 2015, voor het opgeven van verhinderdata zoals overwogen in r.o. 2.11;
- en houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. H.C. Hoogeveen, rechter, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. K. van Oirschot, griffier, op
2 december 2015. [1]
.

Voetnoten

1.Voor zover tegen de beschikking hoger beroep openstaat kan dit via een advocaat worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam (IJdok 20 / Postbus 1312, 1000 BH).