ECLI:NL:RBAMS:2015:850

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 februari 2015
Publicatiedatum
19 februari 2015
Zaaknummer
13-751774-14 RK 14-8156 _
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Internationaal publiekrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering aan Spanje toegestaan; onschuldverweer verworpen in zaak van internetfraude

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 17 februari 2015 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de overlevering van een verdachte aan Spanje. De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie en betreft een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat op 23 juni 2014 door de Juzgado de Instruccion No. 3 van Torrevieja, Spanje, is uitgevaardigd. De verdachte, geboren in Joegoslavië en met zowel de Nederlandse als Montenegrijnse nationaliteit, werd verdacht van internetfraude, waarbij de rechtbank oordeelde dat de weigeringsgrond als bedoeld in artikel 13 van de Overleveringswet (OLW) aan de orde was. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de vordering behandeld op de openbare zitting van 3 februari 2015, waarbij de officier van justitie en de raadsvrouw van de verdachte aanwezig waren.

De rechtbank heeft overwogen dat de opgeëiste persoon niet in staat is geweest zijn onschuld aan te tonen tijdens het verhoor. Het verweer van de verdachte, dat hij slachtoffer is van identiteitsfraude, werd verworpen. De rechtbank oordeelde dat de onschuldbewering niet kan leiden tot weigering van de overlevering, aangezien dit een bewijsverweer betreft dat door de Spaanse rechter moet worden beoordeeld. De rechtbank heeft ook de garantie van de Spaanse autoriteiten in acht genomen, die waarborgt dat de verdachte zijn straf in Nederland kan ondergaan indien hij wordt veroordeeld.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat het EAB voldoet aan de eisen van de OLW en dat er geen weigeringsgronden zijn die aan de overlevering in de weg staan. De rechtbank heeft daarom de overlevering van de verdachte aan de Spaanse autoriteiten toegestaan, waarbij de beslissing is genomen in het belang van een goede rechtsbedeling.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM,

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751774-14
RK nummer: 14/8156
Datum uitspraak: 17 februari 2015
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 12 december 2014 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 23 juni 2014 door de Juzgado de Instruccion No. 3 van Torrevieja (Alicante), Spanje, en het strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats], Joegoslavië (
Montenegro), op [geboortedatum] ,
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens en verblijvend op het adres [adres 1, te plaats]
hierna te noemen “de opgeëiste persoon”.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 3 februari 2015. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. A. Oswald.
De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadsvrouw, mr. S. van den Berg, advocaat te Amsterdam. De raadsvrouw heeft zich, met uitzondering van een op basis van artikel 26, 4e lid OLW gevoerd verweer, gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak zou moeten doen met dertig dagen verlengd. De reden hiervan is gelegen in het feit dat de rechtbank er niet in slaagt binnen de in de wet bepaalde termijn uitspraak te doen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij zowel de Nederlandse als de Montenegrijnse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een aanhoudingsbevel gedateerd 23 juni 2014.
Referentie: verkorte procedure 105/14.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar het recht van Spanje strafbaar feit.
Dit feit is omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

4.Strafbaarheid

Feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW
Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit het strafbare feit heeft aangeduid als een feit vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. Het feit valt op deze lijst onder de nummers 1, 9, 20 en 23, te weten:
1.
1. deelneming aan een criminele organisatie
9.
9. witwassen van opbrengsten van misdrijven

20. oplichting

23. vervalsing van administratieve documenten en handel in valse documenten; vervalsing van betaalmiddelen.

Volgens de in rubriek c) van het EAB vermelde gegevens is op dit feit naar het recht van Spanje een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren gesteld.

5.Onschuldverweer

De opgeëiste persoon heeft verklaard niet schuldig te zijn aan het feit, waarvoor de overlevering wordt verzocht. Hij heeft aangevoerd dat hij al langere tijd slachtoffer is van identiteitsfraude. Hij heeft in 2009 aangifte gedaan van vermissing van zijn paspoort en het proces-verbaal van deze aangifte aan de rechtbank overgelegd. Hij heeft beweerd dat het hem bekend is dat er iemand in Duitsland is aangehouden die ten onrechte zijn personalia heeft gebruikt. Deze onbekende zou in werkelijkheid ‘[persoon 1]’ heten. Ter onderbouwing van dit verweer heeft de raadsvrouw verschillende stukken aan de rechtbank overgelegd.
De rechtbank overweegt het volgende.
Artikel 26, vierde lid OLW bepaalt dat een opgeëiste persoon zijn beweerde onschuld tijdens het verhoor ter terechtzitting dient aan te tonen.
De rechtbank is van oordeel dat de opgeëiste persoon er niet in is geslaagd zijn onschuld aanstonds tijdens het verhoor ter zitting aan te tonen. De onschuldbewering kan dan ook niet leiden tot weigering van de overlevering. Hetgeen de opgeëiste persoon in dit verband naar voren heeft gebracht is in feite een bewijsverweer, dat beoordeeld moet worden door de Spaanse rechter die zich inhoudelijk over de strafzaak zal buigen en die daarbij – anders dan de overleveringsrechter – de beschikking heeft over het volledige dossier.

6.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Zijn overlevering kan daarom alleen worden toegestaan, indien naar het oordeel van de rechtbank is gewaarborgd dat, zo hij ter zake van het feit waarvoor de overlevering kan worden toegestaan in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf wordt veroordeeld, hij deze straf in Nederland zal mogen ondergaan.
De Magistraat-rechter in de Onderzoeksrechtbank Nr. 3 van Torrevieja heeft bij Besluit van 24 december 2014 de volgende garantie gegeven:
Er wordt overeengekomen, overeenkomstig de gestelde voorwaarden door de toepasselijke internationale en Europese regelgeving, de garantie te erkennen voor de beschuldigde, [verdachte], de straf in het land waarvan hij onderdaan is, Nederland, uit te zitten waartoe hij zou kunnen worden veroordeeld in het definitief vonnis dat een einde zou maken aan deze strafrechtelijke procedure, via de omzetting van deze straf overeenkomstig de wetgeving van het land van oorsprong.
Uit artikel 2:13, eerste lid, aanhef en onder f, van de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging vrijheidsbenemende en voorwaardelijke sancties volgt dat deze garantie alleen kan worden geëffectueerd, indien het feit ook naar Nederlands recht een strafbaar feit oplevert.
Het onder 4 bedoelde feit is inderdaad naar Nederlands recht strafbaar kan als volgt worden gekwalificeerd:
  • deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven;
  • medeplegen van witwassen, meermalen gepleegd;
  • medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd;
  • medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd.
Aan de voorwaarde is voldaan.
Naar het oordeel van de rechtbank is de hiervoor vermelde garantie voldoende.
7.
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 13, eerste lid, aanhef en onder a, van de OLW
Het primaire standpunt van de officier van justitie is dat de weigeringsgrond als bedoeld in artikel 13 OLW niet aan de orde is. De aangifte is gedaan in Spanje door een in Spanje gevestigde gedupeerde. Spanje moet worden gezien als de primaire pleegplaats, aldus de officier van justitie.
De rechtbank stelt daarentegen vast dat het EAB mogelijk mede betrekking heeft op een strafbaar feit dat geacht wordt geheel of gedeeltelijk op Nederlands grondgebied te zijn gepleegd, immers strafbare handelingen die verlopen via het internet kunnen wereldwijd – dus ook in Nederland – plaatsvinden. De rechtbank overweegt daarbij dat de opgeëiste persoon al langere tijd in Nederland woonachtig is. Om die reden kan niet worden uitgesloten dat bedoelde weigeringsgrond aan de orde is. Uitgaande van Nederlands grondgebied als pleegplaats, verbiedt artikel 13, eerste lid, aanhef en onder a, van de OLW in een dergelijk geval de overlevering voor deze feiten.
Subsidiair heeft de officier van justitie overeenkomstig artikel 13, tweede lid, van de OLW gevorderd dat wordt afgezien van de weigeringsgrond en daartoe de volgende argumenten aangevoerd:
de bewijsmiddelen bevinden zich in Spanje. De vervolging is in Spanje aangevangen.De medeverdachten worden in Spanje vervolgd en het slachtoffer is in Spanje gevestigd.
Het voorgaande brengt volgens de officier van justitie mee dat uit het oogpunt van een goede rechtsbedeling overlevering aan de Spaanse autoriteiten dient plaats te vinden en overname van de strafzaak door Nederland niet de voorkeur verdient.
De rechtbank stelt voorop dat artikel 13, tweede lid, van de OLW haar slechts een marginale toetsing van de vordering van de officier opdraagt en voor een verdergaande beoordeling geen ruimte biedt. Gelet op de door de officier van justitie aangevoerde argumenten heeft de officier van justitie in redelijkheid tot haar vordering kunnen komen. Er dient dan ook te worden afgezien van de in artikel 13, eerste lid, aanhef en onder a, van de OLW bedoelde weigeringsgrond.

8.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

9.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 47, 140, 225, 326 en 420bis Wetboek van Strafrecht en 2, 5, 6, 7 en 13 Overleveringswet.

10.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[verdachte]aan de Juzgado de Instruccion No. 3 van Torrevieja (Alicante), Spanje, ten behoeve van het in Spanje tegen hem gerichte strafrechtelijk onderzoek naar het feit waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.
Aldus gedaan door
mr. J.O. Rutten, voorzitter,
mrs. M. van Mourik en B. Poelert, rechters,
in tegenwoordigheid van L.C. Werkman en R. Rog, griffiers,
en uitgesproken ter openbare zitting van 17 februari 2015.
De jongste rechter is buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.