4.4.Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen, die in de voetnoten zijn vervat, aannemelijk geworden dat veroordeelde uit de baten van strafbare feiten wederrechtelijk verkregen voordeel heeft verkregen en overweegt daartoe het volgende.
De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging dat het beginsaldo op € 80.550, - moet worden gesteld. Uit de gegevens van de Belastingdienst blijkt niet dat veroordeelde heeft opgegeven dat hij € 30.000, - heeft onttrokken aan zijn eenmanszaak en € 20.000, - heeft verdiend met de verkoop van de inboedel van die zaak. Veroordeelde heeft dit ook niet op een andere manier aannemelijk gemaakt. Veroordeelde heeft ook niet aannemelijk gemaakt dat hij een belastingaanslag van € 500.000, - heeft gehad, die hij uiteindelijk heeft kunnen afwikkelen voor ongeveer € 80.000, -. Ook als dat wel zo zou zijn geweest, wordt daarmee niet onderbouwd dat veroordeelde nog € 25.000, - aan contanten voorhanden heeft gehad bij aanvang van de onderzoeksperiode. Bovendien blijkt uit gegevens van de Belastingdienst dat veroordeelde van 1 januari 2006 tot en met 1 mei 2008 gemiddeld € 1.215,29 per maand aan zijn eenmanszaak onttrok. Het is aannemelijk dat verdachte gedurende die periode met dit geld in zijn levensonderhoud heeft voorzien en dat hiervan dus niets over was bij aanvang van de onderzoeksperiode.
Hoewel aan de hand van het door veroordeelde verstrekte huurcontract niet geverifieerd kan worden dat veroordeelde zijn woning aan de [adres 2] verhuurde, blijkt uit het dossier wel dat veroordeelde niet daar, maar op de [adres 3] woonde. De rechtbank acht daarom wel aannemelijk dat veroordeelde zijn woning heeft onderverhuurd en dat hij hiervoor ten minste evenveel ontving als hij zelf aan huur betaalde. Nu de huurder van de woning aan de hand van de door de verdediging overgelegde stukken niet kan worden getraceerd, acht de rechtbank onvoldoende onderbouwd dat veroordeelde maandelijks € 1.850, - contant aan huur ontving voor de onderverhuur van de woning aan de [adres 2] . Aannemelijk is dat verdachte de (onder-)huurinkomsten moest aanwenden om de lopende huur te betalen, en verdachte heeft op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt dat hij op 1 januari 2009 meerdere maandbedragen aan ontvangen (onder-)huurovereenkomsten onder zich had. De rechtbank zal daarom geen inkomsten uit verhuur bij het beginsaldo optellen.
Nu er verder geen aanwijzingen zijn over het bezit van contant geld op 1 januari 2009, wordt het beginsaldo op nihil gesteld.
Veroordeelde heeft in de onderzoeksperiode een aantal legale contante ontvangsten (inclusief bankopnamen) genoten. Op 9 september 2011 heeft hij een Volkswagen Golf verkocht aan [persoon 4] . [persoon 4] heeft hiervoor € 5.500, - betaald.Daarnaast heeft veroordeelde in totaal € 8.460, - van zijn SNS Reaal bankrekening en € 220, - van zijn ABN-AMRO bankrekening opgenomen.Ook heeft veroordeelde € 5.535, - uitgekeerd gekregen van de derdenrekening van zijn raadsman, nadat aan hem een vergoeding uit ’s Rijkskas was toegekend.Gelet op het hetgeen hiervoor is overwogen met betrekking tot de onderverhuur van de woning aan de [adres 2] , acht de rechtbank aannemelijk dat veroordeelde in de onderzoeksperiode ten minste evenveel huur contant heeft ontvangen als hij contant heeft betaald. De rechtbank zal daarom uitgaan van € 39.179,57 aan legale contante huurinkomsten in de onderzoeksperiode.
Op het moment dat veroordeelde op 17 november 2011 werd aangehouden, was hij in het bezit van € 275.360, - en € 1.230, -.Het Gerechtshof heeft echter vastgesteld dat veroordeelde geen eigenaar was van het geldbedrag van € 275.360, -, maar slechts als koerier van dat bedrag optrad.Het eindsaldo van het contant geld wordt dus bepaald op € 1.230, -. Het voorgaande brengt met zich dat de rechtbank het bedrag van € 275.360, -, dat door het Gerechtshof verbeurd is verklaard, ook niet van het wederrechtelijk verkregen voordeel zal aftrekken, hetgeen wel in het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel kasopstelling is gedaan.
Gelet op het voorgaande had de veroordeelde in de onderzoeksperiode € 57.664,57 legaal contant geld beschikbaar voor het doen van uitgaven.
Veroordeelde heeft in de onderzoeksperiode een aantal contante uitgaven (dan wel stortingen) gedaan. Hij heeft in deze periode in totaal € 32.700, - op zijn ABN-AMRO rekening gestort.Daarnaast heeft hij € 17.601,70 van de verschuldigde € 46.624,70 aan hypotheeklasten via zijn bankrekeningen betaald. Het is aannemelijk dat veroordeelde de resterende € 29.023, - heeft betaald middels contante stortingen bij het postkantoor.Veroordeelde heeft ook € 2.502,03 aan VvE bijdragen contant betaald via GWK Travelex.Op 17 december 2010 heeft Agis Zorgverzekeringen € 270,03 van veroordeelde ontvangen middels een incasso. Omdat deze betaling niet terug is te vinden op de bankrekeningen van veroordeelde, is aannemelijk dat hij de incasso contant betaald heeft. Ook heeft Agis € 387,08 van veroordeelde ontvangen middels een contante storting.Ook aan de Nuon heeft contant betaald. In totaal heeft hij € 2.293,76 contant betaald aan Nuon.In totaal heeft veroordeelde in de onderzoeksperiode minimaal € 4.036, - contant uitgegeven aan moneytransfers.Veroordeelde heeft de Volkswagen Golf, die hij op 9 september 2011 aan [persoon 4] verkocht, op 25 januari 2010 gekocht voor € 6.745, -. Omdat hiervoor geen betaling is terug te vinden op de bankrekeningen van veroordeelde, is aannemelijk dat hij dit bedrag contant heeft betaald.Veroordeelde heeft daarnaast ook een scooter gekocht bij [bedrijf 2] . Hiervoor betaalde hij op 4 juni 2011 € 500, - en op 27 juni 2011 € 2.800, -. Nu deze betalingen niet zijn terug te vinden op de bankrekeningen van veroordeelde, is aannemelijk dat deze scooter contant is betaald.Vanaf 8 september 2011 had veroordeelde een Volvo, type S40, op zijn naam. Veroordeelde heeft deze voor € 7.200, - gekocht van [persoon 5] . Hij heeft dit bedrag contant betaald.Ten slotte heeft veroordeelde, zoals hiervoor al overwogen, in de onderzoeksperiode in totaal € 39.179,57 aan huur betaald voor de woning aan de [adres 2] . Nu deze betalingen niet terug te vinden zijn op de bankrekeningen van veroordeelde is aannemelijk dat hij dit geld contant heeft betaald.
In het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel kasopstelling is daarnaast opgenomen dat veroordeelde in de onderzoeksperiode een aantal contante betalingen heeft gedaan voor kleding, schoenen en dekbedovertrekken. In de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel is echter geen post voor het levensonderhoud van veroordeelde opgenomen. De rechtbank zal daarom de prijs van de door veroordeelde gekochte goederen buiten beschouwing laten en in plaats daarvan een bedrag bepalen dat veroordeelde gemiddeld per maand aan levensonderhoud – inclusief de aanschaf van luxe producten – zal hebben uitgegeven. Gelet op de prijs van de door veroordeelde aangeschafte goederen, zoals € 548,95 voor dekbedovertrekken, acht de rechtbank – en zij maakt daarbij een uiterst conservatieve schatting – aannemelijk dat veroordeelde ten minste € 1.000, - contant geld per maand uitgaf aan zijn levensonderhoud. De rechtbank zal daarom voor de gehele onderzoeksperiode uitgaan van een post van € 34.500, - aan contante uitgaven voor levensonderhoud.
De rechtbank is met de verdediging van oordeel, dat onvoldoende aannemelijk is dat veroordeelde de lening van € 3.000, - van [persoon 2] aan hem heeft terugbetaald. Veroordeelde heeft dit zelf ontkend en [persoon 2] kan dit niet bevestigen. De rechtbank zal dit bedrag dus buiten beschouwing laten bij de contante uitgaven van veroordeelde.
De rechtbank is voorts met de verdediging van oordeel dat het bedrag van € 168.450, -, dat veroordeelde op 16 november 2011 heeft afgegeven, bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel buiten beschouwing moet worden gelaten. Het Gerechtshof heeft ten aanzien van dat geldbedrag vastgesteld dat veroordeelde geen eigenaar was van dat geld, maar slechts als koerier van dat bedrag optrad.Nu veroordeelde geen eigenaar was van dit geld, kan dit dus niet als een contante uitgave uit zijn vermogen worden aangemerkt.
Ten slotte zal de rechtbank ook het in het rapport berekende vervolgprofijt met betrekking tot de woning aan de [adres 3] buiten beschouwing laten bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Veroordeelde heeft ter terechtzitting verklaard dat deze woning onder dwang van de hypotheekverstrekker met verlies is verkocht, zodat aannemelijk is dat veroordeelde geen enkel profijt heeft genoten als gevolg van een waardevermeerdering van deze woning.
Resumerend houdt de rechtbank bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel rekening met de volgende geldbedragen, waarover verdachte heeft kunnen beschikken:
Beginsaldo contant geld € 0,00
Legale contante ontvangsten inclusief bankopnamen
Opbrengst Volkswagen Golf € 5.500,00
Opgenomen van bankrekeningen € 8.680,00
Opgenomen van derdengeldrekening € 5.535,00
Huurinkomsten [adres 2]
€ 39.179,57
Totaal: € 58.894,57
Eindsaldo contant geld€ 1.230,00
Beschikbaar (legaal) contant geld voor het doen van uitgaven € 57.664,57
Werkelijke contante uitgaven (inclusief) bankstortingen
Bankstortingen € 32.700,00
Contant betaalde hypotheeklasten € 29.023,00
Contant betaalde lasten VvE € 2.502,03
Contant betaalde premie Agis € 657,11
Contant betaalde lasten Nuon € 2.293,76
Moneytransfers € 4.036,00
Aankoop Volkswagen Golf € 6.745,00
Aankoop scooter € 3.300,00
Aankoop Volvo S40 € 7.200,00
Huurbetalingen [adres 2] € 39.179,57
Kosten levensonderhoud
€ 34.500,00
Totaal: € 162.136,47
Werkelijke contante uitgaven – beschikbaar (legaal) contant geld € 104.471,90
Gelet op het voorgaande heeft veroordeelde, naar het oordeel van de rechtbank, door middel van strafbare feiten dus voordeel verkregen dat de rechtbank schat op € 104.471,90.