ECLI:NL:RBAMS:2015:8334

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 oktober 2015
Publicatiedatum
25 november 2015
Zaaknummer
HA RK 253.2015
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek wegens schijn van vooringenomenheid door kantonrechter

Op 9 oktober 2015 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een wrakingsprocedure, waarin het verzoek tot wraking van de kantonrechter werd afgewezen. Het verzoek was ingediend door mr. R. Moszkowicz, mede namens een onbekende partij, en was gebaseerd op de stelling dat de kantonrechter de schijn van vooringenomenheid had gewekt door een verzoek om uitstel af te wijzen zonder te verifiëren of er sprake was van een klemmende reden. De wrakingskamer oordeelde dat de afwijzing van het uitstel niet voldoende was om te concluderen dat de rechter vooringenomen was. De rechtbank benadrukte dat een rechter vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. In dit geval was het verzoek tot wraking ongegrond, omdat de enige aangevoerde reden voor het uitstel het verblijf in het buitenland was, wat niet voldeed aan de strenge criteria voor wraking. De rechtbank besloot dat het wrakingsverzoek niet in behandeling werd genomen en dat verdere wrakingsverzoeken in deze zaak niet meer in behandeling zouden worden genomen. De beslissing werd genomen in aanwezigheid van de griffier, mr. P. Tanis, en er stond geen voorziening open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Uitspraak: 9 oktober 2015
Beschikking op het op 12 augustus 2015 ingekomen en onder rekestnummer HA RK 253.2015 ingeschreven verzoek van:
Mr. R. Moszkowicz, mede namens [naam 1], te [ ],
welk verzoek strekt tot wraking van
mr. C.L.J.M. de Waal, in zijn hoedanigheid van kantonrechter in deze rechtbank, hierna ook: de kantonrechter.

Verloop van de procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de navolgende processtukken:
- een schriftelijk verzoek tot wraking (met bijlagen) van 12 augustus 2015;
- de schriftelijke reactie van 24 augustus 2015 van de rechter op het ingediende wrakingsverzoek, waaruit blijkt dat de kantonrechter niet in de wraking berust;
- een e-mailbericht van [ ] van 29 september 2015, strekkende tot aanhouding van de behandeling van onderhavig wrakingsverzoek tot een zitting gelegen na 8 oktober 2015 wegens ziekte;
- een proces-verbaal van de terechtzitting van 30 september 2015, waaruit blijkt dat de behandeling van het wrakingsverzoek is aangehouden tot
9 oktober 2015, teneinde [ ] de gelegenheid te geven zijn wrakingsverzoek ter zitting toe te lichten. Daarbij is vermeld dat verder uitstel – in het belang van de voortgang van de bodemzaak – niet zal worden verleend. De heer [ ] is verzocht om bij onverhoopte verhindering vervanging te regelen;
- een e-mailbericht van de kantonrechter van 30 september 2015 en
8 oktober 2015, waaruit blijkt dat hij niet ter zitting zal verschijnen.
Op 9 oktober 2015 heeft de wrakingskamer de behandeling voortgezet.
De wrakingskamer heeft voor aanvang van de zitting van de bode begrepen dat
[ ] zojuist telefonisch had laten mededelen dat hij niet ter zitting zal verschijnen in verband met ziekte.
[ ] en de kantonrechter zijn derhalve niet ter zitting verschenen.
De wrakingskamer heeft daarop het verzoek behandeld en terstond mondeling uitspraak gedaan. Hierna volgt de schriftelijke uitwerking van deze uitspraak.

De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten:
  • mevrouw [ ] en [ ] zijn gedaagden in een procedure bij deze rechtbank, team Kanton, onder nummer 4199609 CV EXPL 15-4450;
  • [ ] is in deze procedure tevens Jurist-Gevolmachtigde van [ ];
  • [ ] en [ ] zijn op 2 juni 2015 gedagvaard tegen de zitting van de kantonrechter van 15 juni 2015;
  • [ ] heeft op 4 juni 2015 om uitstel verzocht voor het nemen van de conclusie van antwoord, welk uitstel hem conform het proces-reglement voor de duur van vier weken is verleend tot 13 juli 2015;
  • bij brief van 12 juli 2015 heeft [ ] wederom verzocht om nader uitstel, met als reden vakantie, dat hem is verleend tot 10 augustus 2015. Daarbij is - conform het proces-reglement - de mededeling gedaan dat verder uitstel niet zal worden verleend, behoudens een gemotiveerd verzoek op grond van klemmende redenen;
  • bij fax van 4 augustus 2015 is door [ ] wederom een verzoek tot uitstel gedaan, met als reden dat hij tot 24 augustus 2015 in het buitenland verbleef. Dit verzoek is op 10 augustus 2015 door de kantonrechter afgewezen omdat er geen sprake was van een klemmende reden;
  • op 12 augustus 2015 is door [ ] het schriftelijke wrakingsverzoek ingediend;
  • bij faxbericht van 12 augustus 2015 is namens [ ] opnieuw verzocht om uitstel wegens de klemmende reden dat hij tot 24 augustus 2015 in Marokko verblijft in verband met de afwikkeling van een omvangrijke nalatenschap.

Het verzoek en de gronden daarvan

Het verzoek tot wraking is – kort zakelijk weergegeven – gebaseerd op de grond dat de kantonrechter op 10 augustus 2015 het verzoek tot uitstel niet in algemeenheden had mogen afwijzen. De kantonrechter heeft zich er daarbij niet van vergewist of
[ ] een dringende/klemmende reden had om in het buitenland te verblijven. Desgewenst was deze toelichting verstrekt. Gelet op de grote zakelijke belangen van verzoekers om verweer te kunnen voeren in de dagvaardingsprocedure, had de kantonrechter niet zo mogen handelen. Verzoekers kunnen zich dan ook niet aan de indruk onttrekken dat de kantonrechter niet onbevangen en objectief tegenover gedaagden staat en dat hij mitsdien ten minste de schijn heeft gewekt niet onbevooroordeeld tegenover verzoekers te staan.

Het standpunt van de rechter

De rechter heeft zich op het standpunt gesteld dat het verzoek tot wraking dient te worden afgewezen. De afwijzing van het verzoek om verder uitstel van de behandeling levert geen feit of omstandigheid op waardoor de rechterlijke onpartijdigheid in het geding komt. Van (schijn van) vooringenomenheid is dan ook geen sprake.

De beoordeling van het verzoek

Op grond van het bepaalde in artikel 36 Rv dient in een wrakingsprocedure te worden beslist of er sprake is van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
Bij de beoordeling van het verzoek stelt de rechtbank voorop dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij verzoeker dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. Hierbij is niet de visie van verzoeker beslissend. De rechtbank zal het wrakingsverzoek dan ook aan de hand van de hiervoor genoemde maatstaf beoordelen.
Naar het oordeel van de wrakingskamer rechtvaardigt de door [ ] aangevoerde grond, te weten dat de schijn van vooringenomenheid is gewekt door de afwijzing van het aanhoudingsverzoek zonder dat de kantonrechter zich er van heeft vergewist of sprake was van een klemmende reden, de wraking niet. De (processuele) beslissing om bij het ontbreken van klemmende redenen geen nader uitstel te verlenen voor de conclusie van antwoord is alleen dan grond voor wraking indien deze zo onjuist of onbegrijpelijk is dat daarvoor redelijkerwijs geen andere verklaring is te geven dan dat de rechter vooringenomen was jegens verzoeker. Het verzoek van [ ] voldoet niet aan dit strenge criterium, nu geen andere reden is aangevoerd dan verblijf in het buitenland. Het verzoek tot wraking zal dan ook worden afgewezen.
De wrakingskamer zal daarnaast ingevolge artikel 39 lid 4 Rv bepalen dat een volgend verzoek niet in behandeling wordt genomen. De stelling dat de kantonrechter de schijn van vooringenomenheid heeft gewekt, omdat deze heeft nagelaten zich er van “te vergewissen of ([ ]) een goede cq dringende cq klemmende reden had (…) om in het buitenland te verblijven”, is zo evident ongegrond, dat aangenomen moet worden dat het wrakingsinstrument is gebruikt voor een ander doel dan waarvoor het is gegeven. Het is immers de verantwoordelijkheid van de gemachtigde/rechtzoekende om zijn verzoek te onderbouwen en niet van de rechter om dat voor hem te doen. Om die reden is de wrakingskamer van oordeel dat sprake is van misbruik van het wrakingsinstrument.
Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.
BESLISSING:
De rechtbank:
- wijst het verzoek tot wraking
af;
- bepaalt dat de zaak wordt voortgezet in de stand waarin de procedure zich
bevond ten tijde van indiening van het verzoek;
- bepaalt dat ieder volgend wrakingsverzoek in deze zaak niet in behandeling wordt genomen.
Aldus gegeven door mr. N.C.H. Blankevoort, voorzitter, mrs. O.J. van Leeuwen en W.M.C. van den Berg, rechters en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
9 oktober 2015 in tegenwoordigheid van mr. P. Tanis, griffier.
Tegen deze beslissing staat ingevolge artikel 515 lid 5 Sv geen voorziening open.