ECLI:NL:RBAMS:2015:8193
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van verwijtbaar handelen en de gevolgen daarvan
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 10 november 2015 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen de besloten vennootschap Rutrans & Partners B.V. en de werknemer, aangeduid als [verweerder]. Rutrans had op 20 augustus 2015 een verzoek ingediend tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst, na een ontslag op staande voet dat op 10 augustus 2015 was gegeven. De werkgever stelde dat de werknemer verwijtbaar had gehandeld door onder andere zonder toestemming de tankpas te gebruiken, goederen uit het magazijn mee te nemen en zich negatief uit te laten over het bedrijf. De werknemer heeft het ontslag op staande voet niet geaccepteerd en verzocht om vernietiging van dit ontslag.
Tijdens de zitting op 15 oktober 2015 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de werknemer niet voldoende bewijs heeft geleverd voor zijn verweer tegen de beschuldigingen van de werkgever. De kantonrechter oordeelde dat de feiten en omstandigheden die door de werkgever zijn aangevoerd, een redelijke grond voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst opleveren, zoals bedoeld in artikel 7:669 lid 3, onderdeel e van het Burgerlijk Wetboek. De kantonrechter heeft geoordeeld dat herplaatsing van de werknemer binnen een redelijke termijn niet mogelijk is, gezien het verwijtbare handelen van de werknemer.
De kantonrechter heeft het verzoek van Rutrans toegewezen en de arbeidsovereenkomst ontbonden met ingang van 19 december 2015, zonder dat aan de ontbinding een vergoeding is verbonden. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. Deze beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.