ECLI:NL:RBAMS:2015:7977

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 november 2015
Publicatiedatum
16 november 2015
Zaaknummer
13.751627-15
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om overlevering aan Hongarije met betrekking tot detentieomstandigheden

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 17 november 2015 uitspraak gedaan in een verzoek om overlevering van de Hongaarse autoriteiten ter vervolging van de opgeëiste persoon. De rechtbank heeft de zaak behandeld naar aanleiding van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat op 30 juni 2015 door het District Court of Szeged in Hongarije is uitgevaardigd. De opgeëiste persoon, geboren in 1961, heeft de Nederlandse nationaliteit en is verdacht van illegale handel in verdovende middelen. De rechtbank heeft in haar overwegingen gewezen op zorgwekkende detentieomstandigheden in Hongarije, zoals vermeld in een rapport van het Europees Comité inzake de voorkoming van folteringen en een arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. De rechtbank heeft besloten het onderzoek te heropenen om de Hongaarse autoriteiten te vragen in welke gevangenis de opgeëiste persoon zal verblijven indien hij wordt overgeleverd. Dit besluit is genomen om te waarborgen dat de opgeëiste persoon, die medische problemen heeft, in een humane omgeving zal worden ondergebracht. De rechtbank heeft de officier van justitie de opdracht gegeven om deze informatie te verkrijgen, waarna het onderzoek op een later moment zal worden hervat. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM,

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13.751627-15
RK-nummer: 15/5313
Datum uitspraak: 17 november 2015
TUSSEN UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 11 augustus 2015 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 30 juni 2015 door
the District Court of Szeged, Section of Investigation Judges(Hongarije) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1961,
ingeschreven in de Basisregistratie personen en verblijvend op het adres [adres te plaats] ,
hierna te noemen “de opgeëiste persoon”.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 3 november 2015. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. K. van der Schaft.
De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadsman, mr. C.J.M. Jansen, advocaat te Tilburg.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak zou moeten doen met dertig dagen verlengd. De reden hiervan is gelegen in het feit dat de rechtbank er niet in slaagt binnen de in de wet bepaalde termijn uitspraak te doen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een European Arrest Warrant No. 18.Bny.556/2015/2 van the District Court of Szeged, dat tevens fungeert als een Hongaars nationaal aanhoudingsbevel.
De rechtbank is, met de officier van justitie en anders dan de raadsman, van oordeel dat voldoende duidelijk is geworden dat de overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar het recht van Hongarije strafbaar feit.
De door de raadsman naar voren gebrachte omstandigheid dat in de Engelse vertaling van het EAB in onderdeel (c) is vermeld dat de opgeëiste persoon een gevangenisstraf van 1 jaar en 6 maanden moet ondergaan, geeft geen aanleiding aan te nemen dat de overlevering wordt verzocht ter executie van een vrijheidsstraf. Nu in het originele EAB in de Hongaarse taal in het betreffende onderdeel van het EAB niets is vermeld, stelt de rechtbank vast dat de vermelding in de Engelse vertaling op een fout (van de vertaler) berust. Ook de overige informatie in het EAB duidt erop dat sprake is van vervolgingsoverlevering. Zo is in onderdeel (b) van het EAB onder 1 vermeld dat aan het EAB een aanhoudingsbevel ten grondslag ligt en is onder 2 niet vermeld dat sprake is van een enforceable judgement.
Gezien het voorgaande kan het primaire verweer van de raadsman dat sprake is van een executieoverlevering en aldus de weigeringsgrond van artikel 6, tweede lid, van de OLW van toepassing is, niet slagen.
Het feit dat ten grondslag ligt aan het EAB is omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

4.Strafbaarheid

Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit het strafbare feit heeft aangeduid als een feit vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. Het feit valt op deze lijst onder nummer 5, te weten:
illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen.
Volgens de in rubriek c) van het EAB vermelde gegevens is op dit feit naar het recht van Hongarije een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren gesteld.

5.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Zijn overlevering kan daarom alleen worden toegestaan, indien naar het oordeel van de rechtbank is gewaarborgd dat, zo hij ter zake van de feiten waarvoor de overlevering kan worden toegestaan in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf wordt veroordeeld, hij deze straf in Nederland zal mogen ondergaan.
De
Ministry of Justice, Department of Criminal Law, te Boedapest, heeft bij brief van
13 oktober 2015 de volgende garantie gegeven:
“The Minister of Justice of Hungary as central authority (…) has the honour (to) guarantee, that in case a custodial sentence or detention order will be imposed on [opgeëiste persoon] (born in born on [geboortedag] , 1961) Dutch national, - upon his request – he can be transferred back tot the Netherlands in order to serve his sentence.”
Uit artikel 2:13, eerste lid, aanhef en onder f, van de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging vrijheidsbenemende en voorwaardelijke sancties volgt dat deze garantie alleen kan worden geëffectueerd, indien het feit ook naar Nederlands recht een strafbaar feit oplevert.
Het onder 4 bedoelde feit is inderdaad naar Nederlands recht strafbaar en levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder A van de Opiumwet gegeven verbod.
Naar het oordeel van de rechtbank is de hiervoor vermelde garantie voldoende.

6.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 13, eerste lid, onder a OLW

De rechtbank stelt vast dat het EAB betrekking heeft op een strafbaar feit dat geacht wordt geheel of gedeeltelijk op Nederlands grondgebied te zijn gepleegd. Artikel 13, eerste lid, onder a, OLW verbiedt in een dergelijk geval de overlevering voor dit feit.
De officier van justitie heeft echter overeenkomstig artikel 13, tweede lid, OLW gevorderd dat wordt afgezien van de weigeringsgrond en daartoe de volgende argumenten aangevoerd:
-
het strafrechtelijk onderzoek heeft in Hongarije reeds een aanvang genomen;
-
bewijsmiddelen bevinden zich in Hongarije;
-
de rechtsorde in Hongarije is aangetast nu het handelen van de beschuldigde en zijn medeverdachte zich richtte op de invoer van verdovende middelen in Hongarije;
-
de verdovende middelen zijn in Hongarije in beslag genomen;
-
Hongarije heeft desgevraagd een terugkeergarantie verstrekt;
-
een medeverdachte is in Hongarije aangehouden/aangetroffen.
Het voorgaande brengt volgens de officier van justitie mee dat uit het oogpunt van een goede rechtsbedeling overlevering aan de Hongaarse autoriteiten dient plaats te vinden en overname van de strafzaak door Nederland niet de voorkeur verdient.
De rechtbank stelt voorop dat artikel 13, tweede lid, OLW haar slechts een marginale toetsing van de vordering van de officier opdraagt en voor een verdergaande beoordeling geen ruimte biedt.
Gelet op de door de officier van justitie aangevoerde argumenten heeft de officier van justitie in redelijkheid tot zijn vordering kunnen komen.
De door de raadsman aangevoerde omstandigheden dat de marihuana bestemd was voor Nederland en dat alle verdachten naar Nederland zouden willen, zijn onvoldoende om tot een ander oordeel te komen.
Er dient dan ook te worden afgezien van de in artikel 13, eerste lid, onder a, OLW bedoelde weigeringsgrond.

7.Heropening van het onderzoek

De raadsman heeft ter zitting een verwijzingsbeslissing van het Hanseatisches Oberlandesgericht in Bremen (Duitsland) van 23 juli 2015 overgelegd, waarin deze Duitse rechterlijke instantie – kort samengevat – prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft gesteld in verband met zorgwekkende detentieomstandigheden in Hongarije. De raadsman heeft onder verwijzing naar deze beslissing de rechtbank (subsidiair) verzocht de uitkomst van de procedure bij het Hof van Justitie af te wachten alvorens een beslissing te nemen op het overleveringsverzoek. Hierbij heeft hij erop gewezen dat de opgeëiste persoon een herseninfarct heeft gehad en dat stressverhoging de kans op een nieuw herseninfarct doet toenemen. Overlevering naar Hongarije en verblijf in Hongaarse detentie zou stress met zich brengen, wat, mede gelet op een mogelijk gebrek aan medische zorg in de Hongaarse gevangenis, fatale gevolgen zou kunnen hebben, aldus de raadsman.
De officier van justitie heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de raadsman onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat overlevering van de opgeëiste persoon naar Hongarije een reëel risico op schending van artikel 3 van het Europese Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden met zich brengt. Hiertoe heeft hij opgemerkt dat de omstandigheid dat is geoordeeld dat sprake is van overbevolking in bepaalde Hongaarse gevangenissen niet maakt dat daarvan in elke Hongaarse gevangenis sprake is. Verder heeft hij ten aanzien van de medische problemen van de opgeëiste persoon naar voren gebracht dat niet is gebleken van recente complicaties. Ook heeft de officier van justitie aangevoerd dat terughoudendheid met betrekking tot het zich aansluiten bij rechterlijke beslissingen in andere landen op zijn plaats is gelet op de verschillen in wetgeving. Hierbij heeft hij overigens wel opgemerkt dat de door de Duitse rechterlijke instantie vermelde bepaling van Duits recht overeen lijkt te komen met artikel 11 van de OLW.
De officier van justitie heeft zich subsidiair gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank op het verzoek van de raadsman.
De rechtbank is na beraad in raadkamer tot de conclusie gekomen dat het onderzoek onvolledig is geweest, in het bijzonder gelet op het bepaalde in artikel 11 van de OLW.
De door de raadsman overgelegde beslissing van de Duitse rechterlijke instantie, waarin wordt verwezen naar het rapport van het Europees Comité inzake de voorkoming van folteringen en onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen van 30 april 2014 (CPT/inf [2014] 13) en het arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens van 10 maart 2015 (14097/12, 45135/12, 73712/12, 34001/13, 44055/13, Varga e.a./Hongarije), levert naar het oordeel van de rechtbank een zodanige onderbouwing van de gestelde zorgwekkende detentieomstandigheden in Hongarije op, dat aanleiding bestaat tot nader onderzoek op dit punt. De rechtbank acht het van belang van de Hongaarse autoriteiten te vernemen in welke gevangenis de opgeëiste persoon in geval van overlevering naar Hongarije terecht zal komen.
Gezien het voorgaande zal de rechtbank het onderzoek heropenen om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen deze informatie van de Hongaarse autoriteiten te verkrijgen.

8.Beslissing

Heropent en schorst het onderzoek ter zitting voor onbepaalde tijd om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen aan de Hongaarse autoriteiten de volgende vraag ter beantwoording voor te leggen:
In welke gevangenis zal de opgeëiste persoon,[opgeëiste persoon] , gaanverblijven als hij naar Hongarije is overgeleverd?
Beveelt dat het onderzoek zal worden hervat op een nog nader te bepalen zitting.
Beveelt de oproeping van de opgeëiste persoon tegen een nader te bepalen dag en tijdstip, met tijdige kennisgeving daarvan aan zijn raadsman.
Aldus gedaan door
mr. H.P. Kijlstra, voorzitter,
mrs. M. van Mourik en C.A.E. Wijnker, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R.R. Eijsten, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 17 november 2015.
De voorzitter is buiten staat deze
uitspraak mede te ondertekenen.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.