ECLI:NL:RBAMS:2015:7783

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 oktober 2015
Publicatiedatum
11 november 2015
Zaaknummer
CV EXPL 15-10791
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming na politie-inval met harddrugs

In deze zaak vorderde de stichting Stadgenoot ontbinding van de huurovereenkomst met de gedaagde, die sinds 19 juli 1994 woonruimte huurde. De vordering was gebaseerd op het feit dat de politie bij een inval op 20 augustus 2014 harddrugs had aangetroffen in de woning van de gedaagde. De kantonrechter oordeelde dat, hoewel er aanwijzingen waren voor drugshandel, niet was aangetoond dat de woonfunctie van de woning ondergeschikt was geraakt aan een op- of overslagfunctie voor verdovende middelen. De gedaagde had de woning nog steeds als woonruimte gebruikt en er was geen bewijs van overlast of gevaarzetting. De kantonrechter wees de vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst af, maar kende wel de herstelkosten van € 703,34 toe aan Stadgenoot, die voortvloeiden uit de schade aan de voordeur na de politie-inval. De gedaagde werd veroordeeld tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met rente en kosten. De kantonrechter benadrukte dat herhaaldelijke overtredingen in de toekomst tot andere oordelen kunnen leiden.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 4095120 CV EXPL 15-10791
vonnis van: 26 oktober 2015
fno.: 245

vonnis van de kantonrechter

I n z a k e

de stichting STICHTING STADGENOOT

gevestigd te Amsterdam
eiseres
nader te noemen: Stadgenoot
gemachtigde: vd Hoeden/Mulder, gerechtsdeurwaarders
t e g e n

[gedaagde]

wonende te [plaats]
gedaagde
nader te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: mr. R.K. Uppal

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

- dagvaarding van 24 april 2015 met producties
- antwoord met een productie
- instructievonnis
- conclusie van repliek met producties
- conclusie van dupliek met een productie
- akte uitlaten productie
Vervolgens is een datum voor vonnis bepaald.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Feiten

1. Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend of niet (voldoende) weersproken, alsmede op grond van de overgelegde stukken, staat in dit geding het volgende vast:
1.1.
[gedaagde] huurt van Stadgenoot sinds 19 juli 1994 woonruimte aan de [straat] te [plaats] . De woonruimte maakt deel uit van een pand, waarvoor een VvE is ingesteld.
1.2.
Op de huurovereenkomst zijn van toepassing algemene voorwaarden, waarin in artikel 3 de verplichtingen van de huurder zijn opgenomen. Volgens die bepaling is [gedaagde] gehouden de woonruimte overeenkomstig de bestemming als woning te gebruiken en schoon te houden. Voorts mag [gedaagde] geen schade aan de woonruimte of omwonenden toebrengen en geen overlast veroorzaken. In artikel 3.8 en artikel 6 van de algemene voorwaarden is nog opgenomen dat huurder aansprakelijk is voor schade aan de woonruimte, tenzij hij/zij bewijst dat deze buiten zijn schuld is ontstaan.
1.3.
In 2013 heeft de politie over de woonruimte een anonieme tip c.q. klacht van een omwonende gekregen, dat er rond de woonruimte nogal eens een sterke wiet-lucht hing. Op het balkon van [gedaagde] werden toen 2 forse hennepplanten aangetroffen, die [gedaagde] beloofde te verwijderen. Er is van het voorval geen proces-verbaal opgemaakt.
1.4.
Op 20 augustus 2014 heeft de politie bij [gedaagde] een inval gedaan. Ten tijde van de inval was [gedaagde] aanwezig in de woonruimte, maar hij wenste de politie niet toe te laten. Daarop heeft de politie zich via de voordeur van de woonruimte toegang verschaft.
1.5.
Op 20 augustus 2014 heeft VvE de deur van de woonruimte laten repareren voor een bedrag van € 703,34 incl. BTW. De VvE heeft de rekening bij Stadgenoot neergelegd, die de rekening heeft voldaan.
1.6.
Op 13 november 2014 heeft de politie van de inval proces-verbaal opgemaakt. Op 14 november 2014 heeft Stadgenoot van de politie vernomen dat er op 20 augustus 2014 bij [gedaagde] een inval was gedaan.
1.7.
Volgens het proces-verbaal kwam [gedaagde] uit een onderzoek naar mogelijke drugshandel bij een kapsalon als verdachte naar voren. Het proces-verbaal vermeldt:
uit het complete onderzoek werd onder meer duidelijk dat deze huurwoning wel als woning in gebruik was maar dat er tevens sprake was van harddrugshandel.
1.8.
Het proces-verbaal bevat een opsomming van de in de woonruimte aangetroffen goederen, die (mogelijk) drugs gerelateerd zijn. De opsomming beslaat meerdere pagina’s.
1.9.
Stadgenoot heeft [gedaagde] voor de reparatiekosten aan de voordeur aangesproken en aangemaand. [gedaagde] heeft de schade niet vergoed.
1.10.
Bij brief van 17 maart 2015 heeft Stadgenoot [gedaagde] bericht dat zij heeft geconstateerd dat [gedaagde] de woonruimte onrechtmatig gebruikt, aangezien de woonruimte wordt gebruikt bij de handel in harddrugs. Stadgenoot heeft [gedaagde] daarbij de gelegenheid de huurovereenkomst op te zeggen.
1.11.
De gemachtigde van [gedaagde] heeft Stadgenoot bericht dat [gedaagde] niet voor enig strafbaar feit was veroordeeld en de bewijslast voor de toerekenbaarheid van de schade aan de voordeur bij Stadgenoot ligt.
1.12.
Partijen hebben over het beëindigen van de huur nader gecorrespondeerd.
1.13.
[gedaagde] heeft geweigerd de huur op te zeggen of de woonruimte te ontruimen.

Vordering en verweer

2. Stadgenoot vordert dat de huurovereenkomst tussen partijen zal worden ontbonden en veroordeling van [gedaagde] tot ontruiming van de woonruimte en tot betaling van een bedrag van € 831,00 per maand vanaf de dag der dagvaarding tot aan die der voldoening. Alles met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van de procedure.
3.
ontbinding en ontruimingStadgenoot stelt hiertoe, samengevat en zakelijk weergegeven, dat [gedaagde] gehandeld heeft in strijd met de huurovereenkomst en de wet. Uit het proces-verbaal volgt, aldus Stadgenoot, dat [gedaagde] in de woonruimte heeft gehandeld in harddrugs. De omvang van de aanwezige verdovende middelen maken dat die niet bestemd kunnen zijn voor eigen gebruik van [gedaagde] . Stadgenoot benadrukt dat het een sociale huurwoning betreft, uitsluitend bestemd als woonruimte, en niet bestemd voor in de Opiumwet genoemde activiteiten. Reeds daarom dient de huurovereenkomst te worden ontbonden en de woonruimte te worden ontruimd.
4. Bovendien waren er met de handel in harddrugs verband houdende attributen en geldbedragen in de woonruimte aangetroffen, zodat de politie kon constateren dat sprake is geweest van de handel in drugs. Stadgenoot benadrukt dat dat de aanwezigheid van grote hoeveelheden drugs en de handel daarin tot verloedering en een toename van criminele activiteiten rondom de woonruimte kan leiden, hetgeen weer tot overlast leidt. Of de overlast zich heeft voorgedaan, is daarbij niet van belang.
5.
herstelkostenVolgens Stadgenoot volgt uit het proces-verbaal dat [gedaagde] tijdens de inval in de woonruimte aanwezig was, maar de politie geen toegang wilde verlenen. Gelet hierop was de politie genoodzaakt de toegangsdeur tot de woonruimte te forceren. Stadge-noot moest daarop herstelwerkzaamheden uitvoeren tot het bedrag van € 703,34. [gedaagde] is voor deze kosten aansprakelijk. Het feit dat [gedaagde] (nog) niet is veroordeeld voor een strafbaar feit, betekent niet dat hij niet tot vergoeding gehouden is.
6. Stadgenoot heeft [gedaagde] aangesproken tot betaling van dit bedrag, hetgeen [gedaagde] heeft geweigerd. Stadgenoot heeft daarop kosten ter incasso moeten maken, en ook die kosten dient [gedaagde] te vergoeden.
7. [gedaagde] verweert zich als volgt.
8.
Ontbinding en ontruiming[gedaagde] stelt dat het enkel voorhanden hebben van verdovende middelen onvoldoende is voor het toewijzen van de vordering van Stadgenoot tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woonruimte. Er moet sprake zijn van bijkomende omstandigheden, zoals handelsactiviteiten waarbij sprake is van bestemmingswijziging, van gevaarzetting en/of van overlast. Daarvan is in deze zaak geen sprake.
9. Volgens [gedaagde] is de kern van het verwijt dat hem door Stadgenoot wordt gemaakt, dat hij zijn woonruimte in strijd met de bestemming, namelijk voor de handel in hard-drugs, heeft gebruikt. Echter, uit het proces-verbaal volgt juist dat [gedaagde] de woon-ruimte steeds (ook) als woning heeft gebruikt. Er is geen bewijs dat [gedaagde] in of vanuit de woonruimte daadwerkelijk heeft gehandeld in verdovende middelen. Bovendien is er geen enkele stuk dat wijst op overlast in of vanuit de woonruimte, hetgeen bij handel wel voor de hand zou hebben gelegen. Stadgenoot heeft geen buurtonderzoek gedaan om die overlast - die er moet zijn als er vanuit of in de woonruimte wordt gehandeld - in kaart te brengen.
10.
herstelkosten
Ten aanzien van de deur refereert [gedaagde] zich aan het oordeel van de kantonrechter.

Beoordeling

11. De vordering van Stadgenoot valt uiteen in twee delen: ontbinding van de huurovereenkomst met ontruiming van de woonruimte, en vergoeding van de als gevolg van de politie inval ontstane kosten tot herstel van de voordeur van de woonruimte. De vorderingen zullen afzonderlijk worden beoordeeld.
11.
ontbinding en ontruimingAllereerst wordt vastgesteld dat het feit dat [gedaagde] in de Opiumwet ‘verboden handels-waar’ in zijn woonruimte had opgeslagen, in casu niet mee brengt dat deswege alleen al de huurovereenkomst ontbonden dient te worden. De huurovereenkomst bevat daaromtrent geen verbodsbepaling, zodat van een overtreding van de op [gedaagde] rustende verplichtingen uit hoofde van de huurovereenkomst geen sprake is.
11. Stadgenoot heeft voorts betoogd dat [gedaagde] een andere bestemming dan wonen aan de door hem gehuurde woonruimte heeft gegeven, hetgeen in de huurovereenkomst niet is toegestaan. Hoewel de kantonrechter met Stadgenoot van oordeel is dat de hoeveelheid van de aangetroffen goederen impliceren dat [gedaagde] handelde in verdovende middelen en dat voldoende aannemelijk is dat hij in dat verband zijn woonruimte als op- c.q. overslagplaats gebruikte, staat ook vast dat [gedaagde] de woonruimte nog steeds zelf bewoonde. Nu niet in rechte is gebleken dat de woonfunctie ondergeschikt is geraakt aan de op- of overslagfunctie, zal [gedaagde] in dit verband het voordeel van de twijfel krijgen en zal ook deze grond niet tot toewijzing van de vordering van Stadgenoot leiden. Bij die beoordeling speelt mee dat [gedaagde] al bijna 20 jaar in de woonruimte woont.
11. Naar het oordeel van de kantonrechter kan voorts het feit dat een huurder van een sociale huurwoning in zijn woonruimte aan aanzienlijke hoeveelheid drugs voorhand-en heeft (gehad), hoe verwerpelijk en strafbaar ook, niet leiden tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde. Daarvoor zijn bijkomende om-standigheden vereist, zoals [gedaagde] heeft betoogd, bestaande uit bijvoorbeeld overlast, gevaarzetting en/of handelsactiviteiten in de woonruimte.
11. Beoordeeld moet dus worden af daar in dit geval sprake van is (geweest). Dat [gedaagde] in of vanuit de woonruimte in drugs heeft gehandeld, zoals Stadgenoot heeft betoogd, is niet gebleken. Dat hij gevaarzetting heeft veroorzaakt, evenmin. Er is geen bewijs van overlast geleverd en met [gedaagde] wordt geoordeeld dat als er gehandeld zou zijn in of vanuit de woonruimte, de overlast zeker aanwezig zou zijn en de bewijzen evenzeer.
11.
herstelkostenNu [gedaagde] niet heeft verklaard waarom de kosten van reparatie van de deur na de inval van de politie, niet voor zijn rekening zouden hoeven te komen, en de herstelkosten door [gedaagde] in hoogte niet zijn weersproken, zal de vordering van Stadgenoot op dit punt worden toegewezen. Waarom [gedaagde] deze kosten niet gewoon heeft voldaan, is de kantonrechter niet duidelijk geworden. [gedaagde] zal worden veroordeeld tot betaling van het bedrag van
€ 703,34, zoals door Stadgenoot gevorderd met rente en kosten; derhalve in totaal het bedrag van € 831,00.
11. Bij dit alles geeft de kantonrechter [gedaagde] nog mee dat indien hij voor nogmaals (om drugs-gerelateerde redenen) door Stadgenoot moet worden aangesproken, het oordeel omtrent het voortzetten van de huurovereenkomst zeer wel anders zou kunnen uitvallen. Het moet niet te vaak gebeuren dat Stadgenoot in actie moet komen om een voordeur te repareren, die als gevolg van een inval van de politie op verdenking van ernstige strafbare feiten, forse schade heeft opgelopen. Dat [gedaagde] mogelijk nog niet is veroordeeld maakt dat niet anders.
11. Gelet op de veroordeling van [gedaagde] in de herstelkosten - alleen al voldoende reden voor Stadgenoot om tot dagvaarding over te gaan - wordt [gedaagde] belast met de proceskosten gevallen aan de zijde van Stadgenoot, zoals hieronder bepaald.

BESLISSING

De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van Stadgenoot van een bedrag van € 831,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot aan die der voldoening;
wijst de vordering voor het overige af;
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van het geding, aan de zijde van Stadgenoot tot heden begroot als volgt:
€ 466,00 aan griffiegeld
€ 96,16 aan explootkosten
€ 200,00 aan salaris gemachtigde +€ 762,16 in totaal, voor zover van toepassing, inclusief btw;
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van een bedrag van € 50,00 aan nasalaris, te verhogen met een bedrag van € 68,00 onder de voorwaarde dat betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden en [gedaagde] niet binnen 14 dagen na aanschrijving vrijwillig aan het vonnis heeft voldaan, een en ander voor zover van toepassing, inclusief btw;
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mr. M.V. Ulrici, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 oktober 2015 in tegenwoordigheid van de griffier.
Griffier Kantonrechter