ECLI:NL:RBAMS:2015:7721

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 november 2015
Publicatiedatum
9 november 2015
Zaaknummer
C/13/579304 / HA ZA 15-39
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Contractsovername na faillissement en de gevolgen voor de wederpartij

In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Amsterdam, stond de contractsovername na het faillissement van Stadsdrukkerij Amsterdam B.V. centraal. De eiser, SDA Print + Media B.V., vorderde betaling van de gemeente Amsterdam voor diensten die door haar zouden zijn geleverd na de faillietverklaring van Stadsdrukkerij. De rechtbank oordeelde dat de gemeente Amsterdam niet op de hoogte was van de contractovername en dat er geen stilzwijgende instemming was met deze overname. De rechtbank wees de vordering van SDA af, omdat de gemeente niet had ingestemd met de contractovername en er geen rechtsgeldige overeenkomst tussen de partijen was ontstaan. De rechtbank concludeerde dat de gemeente Amsterdam niet toerekenbaar tekort was geschoten in de nakoming van de overeenkomst, omdat zij niet op de hoogte was van de contractovername. De rechtbank kende SDA wel een bedrag van EUR 618,15 toe voor daadwerkelijk verrichte werkzaamheden, maar wees de overige vorderingen af. De proceskosten werden toegewezen aan de gemeente Amsterdam, die grotendeels in het gelijk werd gesteld.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/579304 / HA ZA 15-39
Vonnis van 18 november 2015
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SDA PRINT + MEDIA B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres,
advocaat mr. F.T. Zoutberg te Amsterdam,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE AMSTERDAM,
zetelend te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat mr. drs. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam.
Partijen zullen hierna SDA en gemeente Amsterdam worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 5 januari 2015, met producties,
- de conclusie van antwoord, met producties,
- het tussenvonnis van 18 maart 2015, waarbij een comparitie van partijen is gelast,
- het proces-verbaal van comparitie van 1 juli 2015, met de daarin genoemde processtukken.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op 28 januari 2014 heeft de gemeente Amsterdam met Stadsdrukkerij Amsterdam B.V. (hierna: Stadsdrukkerij) een overeenkomst gesloten met de naam “
Aanpassing dienstverleningsovereenkomst Stadsdeel Zuid inzake overzetten reprodienstverlening op locatie naar Haal en Brengservice. Contractnummer: 201401HB” (hierna: de overeenkomst). Stadsdrukkerij is in de overeenkomst aangeduid als SDA Print + Media, dan wel SDA, beide door Stadsdrukkerij gebruikte handelsnamen. De overeenkomst had een looptijd van één jaar, ingaande op 1 maart 2014 en eindigende op 28 februari 2015, en zag op het verlenen van reprodiensten door Stadsdrukkerij aan de gemeente Amsterdam.
2.2.
In artikel 8 van de overeenkomst zijn de door de gemeente Amsterdam gehanteerde algemene voorwaarden van toepassing verklaard. Door de gemeente Amsterdam zijn in dat kader de “
Algemene Inkoopvoorwaarden van de Gemeente Amsterdam d.d. 17 januari 2006” (hierna: de Algemene voorwaarden) overlegd. De Algemene voorwaarden luiden, voor zover hier van belang, als volgt:

Artikel 4
Uitvoering van de Overeenkomst
(…)
3. De Leverancier is slechts bevoegd om de uitvoering van de Overeenkomst geheel of gedeeltelijk aan derde uit te besteden na voorafgaande schriftelijke toestemming van de Gemeente Amsterdam, welke toestemming niet op onredelijke gronden onthouden zal worden en waaraan door de Gemeente Amsterdam nadere voorwaarden verbonden kunnen worden.
(…)
Artikel 16
Tekortkoming en Ontbinding
1. Indien de Leverancier zijn verplichtingen uit hoofde van de Overeenkomst(en) niet, niet tijdig of niet behoorlijk nakomt, is hij zonder nadere ingebrekestelling in verzuim en is de Gemeente Amsterdam, onverminderd de overige aan haar toekomende rechten en zonder enige verplichting tot schadevergoeding, bevoegd de Overeenkomst(en) geheel of gedeeltelijk met onmiddellijke ingang op te zeggen of te ontbinden dan wel de (verdere) uitvoering van de Overeenkomst(en) op te schorten.
2. De Gemeente Amsterdam is voorts bevoegd om de Overeenkomst(en) geheel of gedeeltelijk met onmiddellijke ingang op te zeggen of te ontbinden dan wel de (verdere) uitvoering van de Overeenkomst(en) met de Leverancier op te schorten, ingeval:
(…)

het faillissement van de Leverancier wordt aangevraagd;

de Leverancier failliet wordt verklaard;
(…)
Artikel 22
Overdracht rechten en plichten
1.
Partijen zijn niet gerechtigd de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en plichten zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de andere partij aan een derde over te dragen, te vervreemden of te bezwaren, zulks met uitzondering van het recht op honorarium.
(…)
2.3.
Stadsdrukkerij is na het sluiten van de overeenkomst in financiële problemen geraakt. In verband daarmee heeft zij met [drukkerij] (hierna: [drukkerij] ) gesprekken gevoerd over een mogelijke toekomstige samenwerking. [drukkerij] handelt onder de naam [drukkerij] en maakt volgens de banner onder haar e-mails onderdeel uit van de Grafiplaza groep.
2.4.
Op 2 juni 2014 heeft [naam 1] (hierna: [naam 1] ), op dat moment [functie] bij Stadsdrukkerij, telefonisch aan [naam 2] (hierna: [naam 2] ) van de gemeente Amsterdam meegedeeld dat Stadsdrukkerij in verband met de financiële problemen niet meer aan haar verplichtingen uit de met de gemeente Amsterdam gesloten overeenkomst kon voldoen. In dat telefoongesprek heeft [naam 1] tevens gemeld dat een deel van de activiteiten van Stadsdrukkerij mogelijk door [drukkerij] zouden worden overgenomen en heeft [naam 1] aan [naam 2] de suggestie gedaan om de reprodiensten door [drukkerij] te laten verrichten.
2.5.
Naar aanleiding van het hiervoor onder 2.4 vermelde telefoongesprek heeft [naam 2] contact opgenomen met [drukkerij] en is vervolgens aan [drukkerij] opdracht gegeven voor het verrichten van diverse reprowerkzaamheden.
2.6.
Bij vonnis van 3 juni 2014 is Stadsdrukkerij door deze rechtbank in staat van faillissement verklaard, met benoeming van mr. J.D. Edens als curator (hierna: de curator).
2.7.
SDA heeft een e-mailwisseling van 5 juni 2014 overgelegd waarin door [naam 2] van de gemeente Amsterdam met [naam 3] (hierna: [naam 3] ) is gecorrespondeerd over de door [drukkerij] voor de gemeente Amsterdam verrichte reprowerkzaamheden. In de e-mail die [naam 3] in dat kader heeft verzonden staat vermeld dat [naam 3] werkzaam is voor [drukkerij] .
2.8.
Op of omstreeks 6 juni 2014 is SDA door [drukkerij] opgericht.
2.9.
In een interne e-mail van 13 juni 2014 aan zijn collega’s van de gemeente Amsterdam heeft [naam 2] (met kopie aan [naam 3] ), voor zover hier van belang, het volgende meegedeeld:

Beste allen,
Vanaf aanstaande maandag is de Haal-Brengservice operationeel. Er kunnen weer documenten worden geupload via onderstaande link met behulp van deoude logins en wachtwoorden. Zowel A4/A3 als grootformaat, zoals vanouds zeg maar.
(…)
De naam van het bedrijf waar we zaken mee doen is [drukkerij] . Let op: op de website worden nog SDA en het oude adres genoemd, dit wordt snel aangepast. Hieronder staat het nieuwe adres.
Ik stel voor dat we (het oude projectgroepje) eind volgende week nog even samen komen om de voortgang te evalueren.
2.10.
Bij op 18 juni 2014 met de curator gesloten overeenkomst heeft SDA de
IE-rechten en goodwill van Stadsdrukkerij overgenomen. Tevens heeft SDA daarbij op zich genomen om een deel van het personeel van Stadsdrukkerij een arbeidsovereenkomst aan te bieden.
2.11.
Op 3 juli 2014 heeft overleg tussen [naam 3] en medewerkers van de gemeente Amsterdam plaatsgevonden. In dat overleg zijn knelpunten in de aan de gemeente Amsterdam verleende reprowerkzaamheden besproken. In het door [naam 3] opgestelde verslag van dat gesprek staat vermeld dat [naam 3] namens “SDA Grafiplaza” aan het gesprek heeft deelgenomen.
2.12.
Op 7 juli 2014 heeft SDA aan de gemeente Amsterdam een factuur gezonden ter hoogte van een bedrag van EUR 3.486,05, inclusief btw, voor in de periode van
17 juni 2014 tot en met 30 juni 2014 verrichte reprowerkzaamheden.
2.13.
In een e-mail van 22 juli 2014 heeft U. [naam 4] , werkzaam bij de gemeente Amsterdam, voor zover hier van belang, het volgende aan [naam 3] meegedeeld:

Momenteel sturen we verder nog niet alle opdrachten naar jullie. Onze administratie geeft de opdrachten niet aan jullie door. Dit lossen we tijdelijk op een andere manier op. Wanneer denk je dat we die weer bij jullie kunnen laten afdrukken? Ik wil dit pas doen als alle kinderziekten eruit zijn, jullie alle printers hebben en de afspraken kunnen worden nagekomen.
2.14.
In een telefoongesprek van 4 augustus 2014 heeft de gemeente Amsterdam de samenwerking met [drukkerij] met onmiddellijke ingang opgezegd. In een gesprek op 22 augustus 2014 met [naam 1] , inmiddels werkzaam voor SDA, heeft de gemeente Amsterdam dat herhaald.
2.15.
Op 27 augustus heeft SDA aan de gemeente Amsterdam een factuur gezonden ter hoogte van EUR 5.477,09, inclusief btw, voor in de periode van 2 juli 2014 tot en met 29 juli 2014 verrichte reprowerkzaamheden.
2.16.
Bij brief van 5 september 2014 heeft SDA aan de gemeente Amsterdam onder meer meegedeeld dat SDA op grond van een met de curator gesloten overeenkomst het klantenbestand inclusief de bestaande overeenkomsten van Stadsdrukkerij heeft overgenomen, dat de gemeente Amsterdam al dan niet stilzwijgend haar medewerking aan die contractovername heeft verleend en dat de overeenkomst niet vóór 28 februari 2015 mag en kan worden opgezegd.
2.17.
Op 29 september 2014 heeft SDA aan de gemeente Amsterdam een factuur, met nummer 700460, ter hoogte van EUR 17.385,46, inclusief btw, gezonden. Deze factuur vermeldt, voor zover hier van belang:

Omschrijving Bedrag
(…)
Aantal geleverd: 1 € 618,15
Object : Afrekening Centrale Repro 09-201
Vaste kosten augustus € 5.000,00
Vaste kosten Juni = 15/20 x € 5.000 € 3.750,00
Vaste kosten Juli € 5.000,00”.
2.18.
In een brief van 1 oktober 2014 gericht aan [drukkerij] heeft de gemeente Amsterdam betwist dat zij met de overname door SDA van de overeenkomst met Stadsdrukkerij heeft ingestemd. Deze brief vermeldt verder, voor zover van belang, het volgende:

Zoals u bekend is hadden wij met Stadsdrukkerij Amsterdam een dienstverleningsovereenkomst inzake repro en ander drukwerk. Op 2 juni 2014 ontving een van onze medewerkers, de heer [naam 2] , middels een telefoontje bericht over het faillissement van de SDA. Een andere (formele) mededeling hierover en over de gevolgen hiervan voor de afgesproken dienstverlening, is nooit gedaan, noch door de Stadsdrukkerij, noch door de curator.
In hetzelfde telefoongesprek van 2 juni jl. werd aangegeven dat uw firma werkzaamheden voor ons zou kunnen verrichten. Omdat het betreffende reprowerk wordt gebruikt binnen voor ons zeer kritische bedrijfsprocessen, w.o. de vergunningverlening, en de dienstverlening daaromtrent te allen tijde door moet gaan, hebben wij te kennen gegeven te willen bezien en te willen ervaren in hoeverre een eventuele samenwerking met uw firma uiteindelijk in eenzelfde of vergelijkbare dienstverleningsovereenkomst als die van de SDA zou kunnen resulteren. Er zijn in dit verband noch met u, noch met de Stadsdrukkerij noch met de curator concrete afspraken gemaakt over hoe die “proefperiode” er uit zou moeten zien.
2.19.
Bij brief van 18 november 2014 heeft de gemeente Amsterdam aan SDA meegedeeld dat aan onder meer de factuur van SDA met de nummer 700460 geen opdracht van de gemeente Amsterdam ten grondslag ligt. De gemeente Amsterdam heeft SDA daarom verzocht die factuur te crediteren en geen nieuwe facturen meer te sturen.
2.20.
In een brief van eveneens 18 november 2014 heeft de gemeente Amsterdam, voor zover hier van belang, het volgende aan de curator meegedeeld:

Op grond van de artikel 16 van de ten tijde van het sluiten van de overeenkomst van toepassing zijnde algemene voorwaarden van de gemeente Amsterdam, die in artikel 8 van de overeenkomst van toepassing zijn verklaard, was de gemeente bevoegd de overeenkomst met onmiddellijke ingang te ontbinden ingeval de leverancier failliet wordt verklaard.
Voor de duidelijkheid en ten overvloede zet het stadsdeel daarom hierbij op schrift dat de overeenkomst door partijen met wederzijds goedvinden, is ontbonden vanaf 3 juni 2014. Dit is mondeling gebeurd in het telefonisch onderhoud met Stadsdrukkerij Amsterdam B.V. na het faillissement.
Mocht desondanks de overeenkomst niet rechtsgeldig zijn ontbonden dan ontbindt het stadsdeel de overeenkomst middels deze brief met onmiddellijke ingang.
Middels een brief van de advocaat van SDA Print + Media B.V. heeft de gemeente begrepen dat SDA Print + Media B.V. van mening is dat er tussen het stadsdeel en SDA Print + Media B.V. (stilzwijgend) een overeenkomst tot contract overneming zou zijn gesloten.
Daarvan is echter geen sprake. Buiten het feit dat het stadsdeel nimmer drukwerk heeft laten uitvoeren door SDA Print + Media B.V. was Stadsdrukkerij Amsterdam B.V. op grond van artikel 22 van de algemene voorwaarden van de gemeente Amsterdam (…) niet gerechtigd de uit de tussen de stadsdrukkerij en de gemeente gesloten overeenkomst voortvloeiende rechten en plichten zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de gemeente aan een derde over te dragen. Daarnaast heeft contractsovername pas effect wanneer de contractspartij, in dit geval de gemeente, medewerking heeft verleend. Daarvan is in dit geval geen sprake.

3.Het geschil

3.1.
SDA vordert samengevat - veroordeling van de gemeente Amsterdam:
primair:
- tot betaling van een bedrag van EUR 17.385,46, zijnde de factuur met nummer 700460, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente, dan wel de wettelijke rente, vanaf de datum van de dagvaarding,
- tot betaling van een bedrag van EUR 57.811,53, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente, dan wel de wettelijke rente, vanaf de datum van de dagvaarding,
- tot betaling van een bedrag van EUR 1.815,00, aan buitengerechtelijke kosten,
subsidiair:
- tot betaling van een bedrag van EUR 17.385,46, zijn de factuur met nummer 700460, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente, dan wel de wettelijke rente, vanaf de datum van de dagvaarding,
- tot betaling van een bedrag van EUR 36.300,00, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente, dan wel de wettelijke rente, vanaf de datum van de dagvaarding,
- tot betaling van een bedrag van EUR 968,00 aan buitengerechtelijke kosten,
primair en subsidiair:
- tot betaling van de kosten van deze procedure.
3.2.
De gemeente Amsterdam voert gemotiveerd verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Aan haar primaire vorderingen heeft SDA ten grondslag gelegd dat door contractoverneming de rechten en verplichtingen uit de tussen Stadsdrukkerij en de gemeente Amsterdam gesloten overeenkomst van Stadsdrukkerij op haar zijn overgegaan en dat gemeente Amsterdam toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van die overeenkomst. SDA vordert op grond daarvan betaling van de factuur met nummer 700460 en vergoeding van de door haar gederfde winst
(EUR 57.811,53) vanaf het moment dat de gemeente Amsterdam de samenwerking begin augustus 2014 verbrak tot en met 28 februari 2015, zijnde de einddatum van de overeenkomst. Met betrekking tot de factuur met nummer 700460 stelt SDA tevens dat de gemeente Amsterdam op grond van artikel 7:405 van het Burgerlijk Wetboek (BW) gehouden is die factuur aan haar te voldoen.
4.2.
De gemeente Amsterdam betwist dat zij medewerking heeft verleend aan de door SDA gestelde contractovername en dat zij gehouden is het door SDA gevorderde bedrag te betalen. Ter comparitie heeft de gemeente Amsterdam verklaard dat zij slechts bereid is het in de factuur met nummer 700460 vermelde bedrag van EUR 618,15 te betalen, omdat dat bedrag ziet op daadwerkelijk verrichte werkzaamheden.
4.3.
Ten aanzien van de vraag of SDA, zoals zij stelt, op grond van contractovername in de in de rechten plichten van Stadsdrukkerij is getreden, wordt overwogen dat artikel 6: 159 BW bepaalt dat een partij bij een overeenkomst haar rechtsverhouding tot de wederpartij
met medewerking van deze laatstekan overdragen aan een derde, bij een tussen haar en de derde opgemaakte akte.
4.4.
Voor een rechtsgeldige contractoverneming is dus nodig dat de wederpartij, in dit geval de gemeente Amsterdam, haar medewerking aan de contractoverneming heeft verleend. Er zijn geen vormvereisten voor deze medewerking, die ook stilzwijgend kan geschieden.
4.5.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft SDA echter, tegenover de gemotiveerde betwisting door de gemeente Amsterdam, onvoldoende onderbouwd dat de gemeente Amsterdam haar medewerking aan de contractovername door SDA heeft verleend. Van belang daarvoor is dat uit de gedingstukken niet blijkt dat de gemeente Amsterdam vóór de brief van 5 september 2014 ervan op de hoogte is gesteld dat SDA bij overeenkomst van 18 juni 2014 het klantenbestand, waaronder de lopende contracten, van Stadsdrukkerij had overgenomen. Uit geen van de overgelegde stukken blijkt dat een dergelijke mededeling vóór 5 september 2014 door SDA of de curator aan de gemeente Amsterdam is gedaan, dan wel dat de gemeente Amsterdam anderszins met de contractovername bekend was. Bij gebreke daarvan bestaat er geen grond om de door SDA genoemde gedragingen van de gemeente Amsterdam, die alle vóór 5 september 2014 hebben plaatsgevonden, te kunnen aanmerken als een op rechtsgevolg gerichte wilsuiting van de gemeente Amsterdam met betrekking tot de overname van de overeenkomst door SDA. Om medewerking aan een contractovername te kunnen verlenen, al dan niet stilzwijgend, moet de wederpartij immers wel bekend zijn met de contractovername hetgeen hier niet het geval is. Voor zover SDA in dat verband heeft gewezen op het telefoongesprek dat op 2 juni 2014 tussen [naam 2] en [naam 1] , toen nog werkzaam voor Stadsdrukkerij, heeft plaatsgevonden, geeft dat gesprek geen aanleiding voor een ander oordeel. SDA (nieuw) was op dat moment nog niet opgericht en tijdens de comparitie is van de zijde van SDA erkend dat de gemeente Amsterdam in juni 2014 nog niet van het bestaan van SDA (nieuw) op de hoogte was, zodat moeilijk valt in te zien hoe de gemeente Amsterdam tijdens het voormelde telefoongesprek of daarna in juni 2014 haar medewerking aan een contractovername door SDA heeft kunnen verlenen. Dat de gemeente Amsterdam de facturen heeft voldaan die SDA op 7 juli 2014 en 27 augustus 2014 aan de gemeente Amsterdam heeft gezonden, maakt dat niet anders. Die facturen waren weliswaar op naam gesteld van SDA, maar SDA heeft niet betwist dat die facturen nagenoeg identiek waren aan de facturen die Stadsdrukkerij voorheen aan de gemeente Amsterdam stuurde, waarop ook de naam SDA stond, en dat daarop door SDA (nieuw) alleen het adres en het nummer bij de Kamer van Koophandel waren gewijzigd. Dat die facturen op basis van een contractovername werden gestuurd, staat daarop niet vermeld. Uit die betalingen heeft SDA daarom niet mogen begrijpen dat de gemeente Amsterdam zich bewust was van het feit dat er een contractovername had plaatsgevonden en dat met de betaling van de facturen met die contractovername werd ingestemd. Hetzelfde geldt voor het door SDA genoemde verslag dat [naam 3] op 3 juli 2014 heeft opgesteld en de e-mail van de gemeente Amsterdam van 22 juli 2014. Ook daaruit blijkt niet dat bij de gemeente Amsterdam bekend was dat er contractovername had plaatsgevonden. Uit deze stukken kan daarom niet meer worden afgeleid dan dat de gemeente Amsterdam daarin op- en aanmerkingen maakte ten aanzien van de voortgang van de samenwerking met [drukkerij] . Dat was immers de partij waar de gemeente Amsterdam blijkens de e-mail van 13 juni 2014 dacht zaken mee te doen.
4.6.
Gelet op het voorgaande zullen de primaire vorderingen van SDA voor zover die gebaseerd zijn op contractovername, alsmede het door SDA in dat kader gevorderde bedrag van EUR 57.811,53 aan gederfde winst, worden afgewezen.
4.7.
Voor zover SDA met betrekking tot de factuur met nummer 700460 tevens een beroep heeft gedaan op artikel 7:405 BW, wordt voorop gesteld dat om op grond van dit artikel een vordering toe te kunnen wijzen allereerst is vereist dat er sprake is van een overeenkomst van opdracht tussen SDA en de gemeente Amsterdam. Uit hetgeen hiervoor met betrekking tot de door SDA gestelde contractovername is overwogen, volgt dat van het bestaan daarvan niet is gebleken. Uit de overgelegde stukken blijkt slechts, zoals ook door de gemeente Amsterdam in meergenoemde e-mail van 13 juni 2014 is gemeld, dat er door de gemeente Amsterdam zaken werd gedaan met [drukkerij] . [drukkerij] is geen partij in dit geding. Bij gebreke van een door de gemeente Amsterdam aan SDA verleende opdracht, geeft artikel 7:405 BW aan SDA geen grondslag voor haar vordering. De gemeente Amsterdam heeft ter terechtzitting evenwel verklaard dat zij (uit coulance, naar de rechtbank begrijpt) desalniettemin bereid is om het in de factuur met nummer 700460 vermelde bedrag van EUR 618,15 aan SDA te voldoen, nu dat bedrag ziet op daadwerkelijk (door [drukkerij] voor de gemeente Amsterdam) verrichte reprowerkzaamheden. Op grond van die toezegging is dat bedrag van EUR 618,15 (te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als gevorderd) daarmee toewijsbaar. Voor toewijzing van de tevens in die factuur genoemde vaste kosten, vanwege het gestelde vrijhouden van personeeel en machines voor de gemeente Amsterdam, wordt evenwel vanwege het ontbreken van overeenkomst van opdracht tussen de gemeente Amsterdam en SDA geen grond gezien.
4.8.
Aan haar subsidiaire vorderingen heeft SDA ten grondslag gelegd dat zij en de gemeente Amsterdam in onderhandelingen waren over de totstandkoming van een nieuwe dienstverleningsovereenkomst en dat die onderhandelingen in een dusdanig vergevorderd stadium waren dat SDA erop mocht vertrouwen dat er een overeenkomst tot stand zou komen. SDA stelt dat de gemeente Amsterdam met het afbreken van die onderhandelingen daarom in strijd heeft gehandeld met de op haar rustende verplichtingen uit hoofde van de pre-contracutele goede trouw en aldus onrechtmatig jegens SDA heeft gehandeld. SDA vordert in verband daarmee een bedrag van in totaal EUR 36.300,00 aan negatief contractsbelang, zijnde de door haar ten behoeve van de samenwerking gemaakte kosten bestaande uit aangeschafte machines en speciaal in dienst genomen personeel.
4.9.
Ten aanzien van deze vordering wordt overwogen dat hiervoor reeds is geoordeeld dat uit de gedingstukken en het ter zitting verhandelde niet is gebleken dat de gemeente Amsterdam vóór de brief van 5 september 2014 van SDA van het bestaan van SDA op de hoogte was. Uit hetgeen in deze procedure is naar voren is gebracht en de stukken die zijn overgelegd kan daarom slechts worden geconcludeerd dan dat er vanaf 2 juni 2014 tot het verbreken van de samenwerking op 4 augustus 2014 een samenwerking was tussen de gemeente Amsterdam en [drukkerij] , maar niet dat er tussen de gemeente Amsterdam en SDA is onderhandeld. Bij gebreke daarvan wordt geen grond gezien het oordeel dat de gemeente Amsterdam met het verbreken van de samenwerking (althans onderhandelingen) op 4 augustus 2014 onrechtmatig jegens SDA heeft gehandeld. De subsidiaire vorderingen van SDA zijn daarmee niet toewijsbaar.
4.10.
SDA zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van gemeente Amsterdam worden veroordeeld.
De kosten aan de zijde van de gemeente Amsterdam worden begroot op:
- griffierecht EUR 1.909,00
- salaris advocaat
1.788,00(2 punten × tarief EUR 894,00)
Totaal EUR 3.697,00
4.11.
De door gemeente Amsterdam gevorderde veroordeling van SDA in de nakosten is in het kader van deze procedure toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.
4.12.
De wettelijke rente over de proceskosten en nakosten is toewijsbaar als gevorderd.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
veroordeelt de gemeente Amsterdam om aan SDA te betalen een bedrag van
EUR 618,15 (zeshonderdachttien euro en vijftien eurocent), te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW met ingang van 5 januari 2015 tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt SDA in de proceskosten van de gemeente Amsterdam, tot op heden begroot op EUR 3.697,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van veertiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt SDA in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat zij niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, alsmede met de wettelijke rente over deze bedragen,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A. Dudok van Heel, rechter, bijgestaan door
mr. P.J. van Vliet, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 18 november 2015. [1]

Voetnoten

1.*