Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.Het onderzoek ter terechtzitting
2.Tenlastelegging
3.Voorvragen
4.Waardering van het bewijs
5 december 2014 aan het eind van de middag, rond 17.00 à 18:00 uur, werd gebeld door ‘ [bijnaam slachtoffer] ’ (de rechtbank begrijpt: de bijnaam van het slachtoffer) – hetgeen verdachte op
15 december 2014 heeft erkend – en dat verdachte vervolgens op weg is gegaan naar ‘ [bijnaam slachtoffer] ’, waarbij verdachte tegen [bijnaam slachtoffer] zei dat hij wel een fles zou halen. Daar komt bij dat uit de telefoongegevens van verdachte is gebleken dat er op 5 december 2014 twee maal contact is geweest tussen de telefoon van het slachtoffer en de telefoon van verdachte, namelijk om18:28:09 uur en 18:43:31 uur. Ook heeft de telefoon van verdachte in de buurt van de woning van het slachtoffer (via de zendmasten in de [straat 1] , [straat 2] en [straat 3] ) uitgepeild op 5 december 2014 omstreeks 18:58 uur. Bovendien zijn er vingersporen van verdachte op een pakje shag en op een glas in de woning van het slachtoffer aangetroffen.
3 en 14 april 2015 dat er in de woning van het slachtoffer DNA-sporen van verdachte op de binnenkant van de badkamerdeur en op een lemmet en een mes zijn aangetroffen. Verdachte heeft ten aanzien van voornoemde sporen, met uitzondering van de sporen in de hals van het slachtoffer en de bloedsporen op zijn spijkerbroek, geen enkele (ontlastende) verklaring willen afleggen. Volgens verdachte kan zijn DNA in de hals van het slachtoffer verklaard worden door lijfelijk contact dat hij met het slachtoffer had, onder meer door elkaar te omhelzen. De bloedsporen zouden kunnen zijn ontstaan doordat hij het slachtoffer tatoeëerde. De rechtbank acht deze verklaringen als te weinig onderbouwd niet aannemelijk. Verdachte geeft geen enkele toelichting over het moment waarop hij het slachtoffer had gezien waarbij de omhelzingen c.q. de tatoeëring(en) zouden hebben plaatsgehad. Ook over de eventuele aanwezigheid van (een) getuige(n) geeft de verdachte geen informatie. Desgevraagd over de wijze van tatoeëren wil verdachte niets zeggen. Verdachte heeft ter zitting van 21 oktober 2015 aangegeven geen enkele vraag over deze sporen en wat hij daarover eerder heeft verklaard, te willen beantwoorden.
5 december 2015 is geweest en wat hij die avond/nacht heeft gedaan. Op vragen of hij een alibi heeft dan wel getuigen kan aandragen, die kunnen verklaren wat hij deed in de bewuste periode, weigert verdachte enig commentaar.
Ik heb er mee te maken, ik ben erbij betrokken”toen agenten van politie spullen bij hem in beslag kwamen nemen in verband met een mogelijke betrokkenheid bij het overlijden van het slachtoffer. Deze uitspraak heeft verdachte twee dagen later min of meer bevestigd tijdens het verhoor op 13 december 2014 en nadien heeft hij deze uitspraak niet ingetrokken of veranderd en ook ter zitting van 21 oktober 2015 heeft hij – desgevraagd – geen nadere verklaring voor deze uitspraak gegeven.
Voorwaardelijk) opzet
5.Bewezenverklaring
6.De strafbaarheid van het feit
7.De strafbaarheid van verdachte
8.Motivering van de straffen en maatregelen
[zuster van slachtoffer], zuster van het slachtoffer, niet een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op € 16.692,67 (zestienduizend zeshonderd tweeënnegentig euro en zevenenzestig eurocent), bestaande uit materiële schade (uitvaartkosten € 6.396,97, grafsteen € 847,- en reiskosten familie € 9.448,70), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de dag waarop onderhavig vonnis wordt uitgesproken tot aan de dag van de algehele voldoening. De vordering wordt dan ook tot dat bedrag toegewezen.
[zuster van slachtoffer]voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.
[ex-partner van slachtoffer], de ex-partner van het slachtoffer met wie hij kinderen heeft, gelet op het feit dat het hier gaat om toekomstige schade en het overwegend civielrechtelijke karakter van de vordering, een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De rechtbank acht het van belang dat deze vordering wordt behandeld door rechters die gespecialiseerd zijn in dit specifieke onderdeel van het civiele recht. Daarom zal de benadeelde partij daarin niet-ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partij kan de vordering alleen bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
9.Toepasselijke wettelijke voorschriften
10.Beslissing
[verdachte], daarvoor strafbaar.
8 (acht) jaar.
[zuster van slachtoffer], per adres van de gemachtigde mr. Hoorenman: [adres, te plaats 2] , toe tot € 16.692,67 (zestienduizend zeshonderd tweeënnegentig euro en zevenenzestig eurocent), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de dag waarop onderhavig vonnis wordt uitgesproken tot aan de dag van de algehele voldoening.
[ex-partner van slachtoffer]niet-ontvankelijk in haar vordering.