ECLI:NL:RBAMS:2015:759

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
5 februari 2015
Publicatiedatum
17 februari 2015
Zaaknummer
KK EXPL 14-1976
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bepaling van de werkgever in een arbeidsgeschil tussen werknemer en Workmate Services Nederland B.V.

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 5 februari 2015 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser] en Workmate Services Nederland B.V. (WMN). De eiser, vertegenwoordigd door mr. R. Grijpstra, vorderde een voorziening in verband met achterstallig salaris en andere vergoedingen, terwijl WMN, vertegenwoordigd door mr. M. Hurks, betwistte dat er een arbeidsovereenkomst met de eiser bestond. De eiser stelde dat hij vanaf 1 juli 2014 werkzaamheden had verricht voor WMN, terwijl WMN aanvoerde dat de eiser in dienst was bij FS B.V., een zustervennootschap. De kantonrechter oordeelde dat de eiser op basis van de omstandigheden, waaronder het dragen van bedrijfskleding van WMN en de verwevenheid tussen WMN en FS, mocht aannemen dat hij een arbeidsovereenkomst met WMN had gesloten. De rechter oordeelde dat WMN aansprakelijk was voor de betaling van het achterstallige salaris en andere vergoedingen, en veroordeelde WMN tot betaling aan de eiser, inclusief wettelijke verhogingen en rente. WMN werd ook veroordeeld om deugdelijke bruto-netto-specificaties te verstrekken en in de proceskosten van de eiser.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 3691562 \ KK EXPL 14-1976
vonnis van: 5 februari 2015
func.: 869
vonnis van de kantonrechter kort geding
I n z a k e
[naam eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
nader te noemen [eiser],
gemachtigde: mr. R. Grijpstra,
t e g e n
Workmate Services Nederland B.V.,
gevestigd te Amsterdam Zuidoost,
gedaagde,
nader te noemen WMN,
gemachtigde: mr. M. Hurks.
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Bij dagvaarding van 22 december 2014 heeft [eiser] een voorziening gevorderd.
Ter terechtzitting van 29 januari 2015 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. [eiser] is in persoon verschenen, vergezeld van zijn gemachtigde. WMN is verschenen bij [naam 1], bestuurder van WMN en de gemachtigde.
Partijen hebben hun standpunten (WMN aan de hand van pleitaantekeningen) toegelicht en vragen van de kantonrechter beantwoord.
Vervolgens is een datum voor vonnis bepaald.
GRONDEN VAN DE BESLISSING

1.Uitgangspunten

Als uitgangspunt geldt het volgende:
1.1
WMN en FS B.V. (hierna: FS) zijn vennootschappen die actief zijn of waren in de schoonmaakbranche. WMN had contracten met NS en Burger King gesloten om schoonmaakwerkzaamheden uit te voeren.
Uit door WMN overgelegde uittreksels van de Kamer van Koophandel van respectievelijk 2 december 2014 en 28 januari 2015 blijkt dat WMN en FS, alsmede Awan Holding B.V. (hierna: Awan Holding) gevestigd zijn aan hetzelfde adres: [adres 1]. Tevens blijkt daaruit dat Anwar Holding enig aandeelhouder en bestuurder is van WMN en tevens enig aandeelhouder van FS. Bestuurder/directeur van FS is [naam 2], terwijl [naam 1] in het uittreksel van de Kamer van Koophandel vermeld staat als “Bewaarder boeken en bescheiden”. [naam 1] is de vader van [naam 3]. Deze laatste is bestuurder van WMN.
1.2
WMN heeft een formulier overgelegd genaamd “Sollicitatieformulier FS B.V.” dat gedateerd is op 27 juni 2014. Daarin staat de naam van [eiser] vermeld, alsmede een adres, bsn-nummer, geboortedatum, e-mailadres, bankrekeningnummer en een handtekening.
[eiser] heeft vanaf 1 juli 2014 werkzaamheden verricht in het filiaal van Burger King aan [adres 2].
1.3
Op 2 september 2014 hebben opsporingsambtenaren van de directie Opsporing, Inspectie SWZ van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, het bedrijfspand van onder meer Awan Holding, WMN en FS aan [adres 1] doorzocht. Daarvan is een proces-verbaal opgemaakt dat is overgelegd door WMN als productie 6. In dit proces-verbaal staat dat de loon- en personeelsadministratie in beslag is genomen.
1.4
FS is op 16 december 2014 failliet verklaard met benoeming van mr. I. Kuijken tot curator.
WMN heeft het faillissementsverslag van de curator van 13 januari 2015 overgelegd. In dit verslag staat onder meer het volgende:
“(…)
1.1.
Directie en organisatie Het is de curator gebleken dat [naam 1] (bewaarder van boeken en bescheiden) als feitelijk bestuurder van gefailleerde optreedt.
(…)
1.6
Huur De feitelijk bestuurder heeft verklaard dat er een huurovereenkomst van kracht was tussen Awan holding B.V. en gefailleerde.
1.7
Oorzaak faillissement Naar verklaring van de feitelijk bestuurder van gefailleerde houdt de oorzaak van het faillissement direct verband met de inval van de inspectie SWZ op 2 september 2014 (…). Doordat de feitelijk bestuurder zich in de periode na de inval in voorlopige hechtenis bevond, konden de activiteiten van gefailleerde niet worden voortgezet. De opdrachtgevers, ten behoeve van welke partijen gefailleerde personeel tewerkstelde, trokken zich - als gevolg van de staking van activiteiten - terug op 19 september 2014.
(…)
2. Personeel
2.1
Aantal ten tijde van faill. Tot op heden blijken er ten tijde van het faillissement 19 personeelsleden in dienst te zijn bij gefailleerde.
(…)”
1.5
[eiser] heeft een drietal verklaringen overgelegd van personen, die verklaren dat zij als medewerkers van Burger King [adres 2] hebben waargenomen dat [eiser] werkzaamheden heeft verricht bij voornoemd Burger King-filiaal.
1.6
[eiser] heeft een foto overgelegd van een trui met daarop de vermelding Workmate Services Nederland B.V.
1.7
WMN heeft een uitdraai overgelegd waarop in de linkerbovenhoek “FS B.V.” vermeld staat en waarop een aantal namen staan, waaronder die van [eiser]. Achter zijn naam staat vermeld dat hij op “01-07-2014” in dienst is getreden.

2.De vorderingen en het verweer

2.1
[eiser] vordert dat de kantonrechter bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
a. WMN veroordeelt tot betaling aan [eiser] van € 4.827,36 bruto, ter zake van achterstallig salaris over de periode 1 juli 2014 tot en met 10 september 2014, althans een door de kantonrechter te bepalen bedrag;
b. WMN veroordeelt tot betaling aan [eiser] van een gemiddelde toeslag van 40 % bovenop het onder sub a gevorderde salaris over de periode 1 juli 2014 tot en met 10 september 2014, te weten € 1.930,94 bruto, althans een door de kantonrechter te bepalen bedrag;
c. WMN veroordeelt tot betaling aan [eiser] van 8 % vakantietoeslag over het onder a en b gevorderde salaris over de periode 1 juli 2014 tot en met 10 september 2014;
d. WMN veroordeelt tot betaling aan [eiser] van het bedrag gelijk aan de opgebouwde maar niet opgenomen vakantiedagen over de periode 1 juli 2014 tot en met 10 september 2014, te weten 10 % van de optelsom van het onder a en b gevorderde, een bedrag groot € 675,83 bruto, althans een door de kantonrechter te bepalen bedrag;
e. WMN veroordeelt tot betaling aan [eiser] van de wettelijke verhoging ex art. 7:625 BW over de onder a, b, c en d gevorderde bedragen, voor zover de betalingen achterstallig zijn en met inachtneming van de door de wet gegeven berekening daarvan, met een maximum van 50 %;
f. WMN veroordeelt tot betaling aan [eiser] van de wettelijke rente vanaf de dagvaarding over het sub a tot en met e gevorderde, vanaf de opeisbaarheid;
g. WMN veroordeelt om aan [eiser] gelijktijdig met elke betaling deugdelijke bruto-netto-specificaties te verstrekken op straffe van een dwangsom van € 100,00 aan [eiser], voor elke keer dat die specificatie ontbreekt.
h. WMN veroordeelt in de kosten van de procedure.
2.2
[eiser] heeft zijn vordering als volgt toegelicht: hij stelt allereerst dat WMN als zijn werkgever moet worden aangemerkt op grond van het volgende. Hem is bedrijfskleding van WMN uitgereikt, bestaande uit een trui met daarop de naam van WMN gedrukt. Daarin heeft [eiser] gedurende de periode dat hij werkzaam is geweest de werkzaamheden verricht. Een collega van hem reed in een bedrijfsauto waarop de naam van WMN vermeld stond. [eiser] betwist dat hem is meegedeeld dat FS zijn werkgever was. Nu er geen schriftelijke arbeidsovereenkomst met [eiser] is ondertekend en [eiser] geen salarisspecificaties heeft ontvangen, waaruit had kunnen blijken wie de werkgever van [eiser] was, mocht [eiser] erop vertrouwen dat WMN zijn werkgever was. Dit geldt temeer nu WMN en FS volledig met elkaar verweven zijn: zoon [naam 3] is bestuurder van de enig aandeelhouder van zowel WMN als FS (Awan Holding) en hij is bestuurder van WMN, terwijl de vader [naam 1] “bewaarder boeken en bescheiden” van FS is.
Ervan uitgaand dat WMN zijn werkgever was, stelt [eiser] voorts dat hij in de periode 1 juli 2014 tot en met 10 september 2014 in opdracht van WMN in de vestiging van Burger King aan [adres 2] in totaal 452 uur schoonmaakwerkzaamheden heeft verricht en dat hij in het geheel geen salaris heeft ontvangen over die periode, laat staan salarisspecificaties. Dat [eiser] in de door hem genoemde periode werkzaamheden in het filiaal van Burger King aan de Nieuwendijk heeft verricht wordt ook bevestigd door drie medewerkers van Burger King.
2.3
WMN heeft het volgende verweer gevoerd. Zij stelt dat WMN geen arbeidsovereenkomst met [eiser] heeft gesloten, doch dat [eiser] bij FS in dienst is geweest. WMN hield zich uitsluitend bezig met het verwerven van contracten in de schoonmaaksector en heeft nooit personeel in dienst gehad. WMN had twee opdrachtgevers waarvoor zij jarenlang werkte: NS en Burger King. Voor het uitvoeren van de werkzaamheden werd personeel door zustervennootschap FS ter beschikking gesteld, waarvoor WMN FS een vergoeding betaalde. Door de doorzoeking op 2 september 2014 in het bedrijfspand waarin WMN, FS en enig aandeelhouder van beide vennootschappen, Awan Holding, gevestigd waren, hebben zowel NS als Burger King de overeenkomst met WMN opgezegd en is het werk voor de werknemers van FS vervallen. Daardoor kon FS niet langer aan haar financiële verplichtingen voldoen en is zij op 16 december 2014 failliet verklaard.
[eiser] heeft derhalve de verkeerde persoon gedagvaard.

3.De beoordeling

3.1
In een kort gedingprocedure moet aan de hand van de door partijen gepresenteerde feiten, zonder nader onderzoek, beoordeeld worden of de vorderingen van partijen in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben, dat vooruitlopen daarop door toewijzing reeds nu gerechtvaardigd is.
Voor de onderhavige procedure betekent dit dat beoordeeld dient te worden of aannemelijk is dat de bodemrechter [eiser] zal volgen in zijn standpunt dat hij per 1 juli 2014 een arbeidsovereenkomst heeft gesloten met WMN.
Daaromtrent overweegt de kantonrechter het volgende.
3.3
Tussen partijen staat vast, althans WMN heeft dat niet dan wel onvoldoende bestreden, dat [eiser] per 1 juli 2014 is aangevangen met schoonmaakwerkzaamheden in het filiaal van Burger King aan de Nieuwendijk te Amsterdam. Dat WMN dat niet betwist volgt ook uit het door WMN overgelegde sollicitatieformulier, gedateerd op 27 juni 2014 en een uitdraai uit een loonadministratieprogramma, waarin [eiser] als werknemer vermeld staat. Bovendien heeft WMN de door [eiser] overgelegde verklaringen van werknemers van Burger King, die bevestigen dat [eiser] in die periode in voornoemde Burger King heeft gewerkt, niet betwist. Dat [eiser] deze werkzaamheden heeft verricht op basis van een arbeidsovereenkomst is evenmin door WMN betwist.
3.4
Nu aldus voorshands aannemelijk is dat [eiser] op basis van een arbeidsovereenkomst werkzaamheden heeft verricht in de voornoemde periode, dient de vraag beantwoord te worden of hij mocht aannemen dat hij deze arbeidsovereenkomst met WMN had gesloten.
De kantonrechter is van oordeel dat indien een werknemer werkkleding met de naam van WMN wordt uitgereikt, hij daarin zijn werkzaamheden verricht en een collega rijdt in een bedrijfsauto waarop de naam van WMN, terwijl er niet uitdrukkelijk met hem wordt overeengekomen dat hij desalniettemin bij een andere vennootschap in dienst treedt, deze werknemer ervan uit mag gaan dat hij met WMN een arbeidsovereenkomst heeft gesloten.
Daaraan doet het enkele feit dat WMN een sollicitatieformulier heeft overgelegd waarboven de naam van FS staat niet af. Dit geldt temeer nu uit de overgelegde uittreksels van de Kamer van Koophandel en uit hetgeen ter zitting naar voren is gebracht, blijkt dat WMN en FS niet alleen juridisch, maar ook feitelijk in vergaande mate met elkaar verweven zijn: zoon Ikram is bestuurder van de enig aandeelhouder van zowel WMN als FS, Awan Holding, en hij heeft zichzelf ter zitting als bestuurder van WMN bekend gemaakt, terwijl de vader [naam 1] “bewaarder boeken en bescheiden” van FS is. Ook heeft WMN niet betwist dat [eiser] bij de uitvoering van de werkzaamheden zowel met vader als met zoon [naam 1] te maken had. Bovendien komt het, zeker nu er meerdere vennootschappen in het spel waren, voor rekening en risico van WMN dat zij geen schriftelijke arbeidsovereenkomst met [eiser] heeft gesloten. Daardoor zou immers onduidelijkheid over wie als werkgever moest worden aangemerkt zijn uitgesloten. Daarnaast heeft het feit dat nagelaten is om aan [eiser] salarisspecificaties te verstrekken, de onduidelijkheid nog eens vergroot.
Dat WMN een uitdraai uit een loonadministratieprogramma heeft overgelegd waarop de naam van [eiser] staat en waarboven “FS B.V.” staat, maakt dit niet anders, noch de stelling van WMN dat zij geen personeel in dienst had. Voornoemde uitdraai is pas tijdens deze procedure overgelegd. Het gaat er echter om waar [eiser] bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst van uit mocht gaan en op welke wijze aan de arbeidsovereenkomst uitvoering is gegeven.
3.5
Onder de hiervoor genoemde omstandigheden is de kantonrechter van oordeel dat vooralsnog aannemelijk is dat de bodemrechter zal oordelen dat [eiser] ervan uit mocht gaan met WMN een arbeidsovereenkomst te hebben gesloten.
Nu daarvan wordt uitgegaan, acht de kantonrechter het gerechtvaardigd daarop vooruit te lopen door toewijzing van hetgeen [eiser] heeft gevorderd.
WMN heeft niet betwist hetgeen [eiser] heeft aangevoerd over de duur van de periode die hij in voornoemde Burger King heeft gewerkt, evenmin heeft zij het door [eiser] gestelde aantal gewerkte uren betwist, noch het gestelde uurloon, het recht op nacht-, weekend en vakantietoeslag en de gestelde niet opgenomen vakantiedagen. Indien het al zo is dat de loonadministratie door FS werd gevoerd, dan nog mag er, gelet op de hierboven in rov. 3.4 genoemde verwevenheid tussen WMN en FS, van uit worden gegaan dat WMN voldoende inzicht heeft c.q. had in de op de werknemers betrekking hebbende gegevens.
Gelet op het voorgaande is tevens de vordering tot het verstrekken van deugdelijke bruto-netto-specificaties toewijsbaar. De kantonrechter begrijpt de vordering aldus dat per specificatie één keer € 100,00 dwangsom wordt gevorderd. Ervan uitgaande dat er over drie maandtermijnen specificaties verstrekt dienen te worden, alsmede een eindafrekening, is het niet nodig om de dwangsom aan een maximum te verbinden.
De wettelijke rente is toewijsbaar vanaf de opeisbaarheid. De wettelijke verhoging is eveneens toewijsbaar, zij het dat deze voorshands zal worden beperkt tot 20 %.
3.6
WMN wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van de procedure.
BESLISSING
De kantonrechter:
I. veroordeelt WMN tot betaling aan [eiser] van:
a. € 4.827,36 bruto ter zake van achterstallig salaris over de periode 1 juli 2014 tot en met 10 september 2014;
een gemiddelde toeslag van 40 % bovenop het onder sub a. toegewezen salaris over de periode 1 juli 2014 tot en met 10 september 2014, te weten € 1.930,94 bruto;
8 % vakantietoeslag over het onder a. en b. toegewezen salaris over de periode 1 juli 2014 tot en met 10 september 2014;
het bedrag gelijk aan de opgebouwde maar niet opgenomen vakantiedagen over de periode 1 juli 2014 tot en met 10 september 2014, te weten 10 % van de optelsom van het onder a en b gevorderde, een bedrag groot € 675,83 bruto;
de wettelijke verhoging ex art. 7:625 BW ter hoogte van 20 % over de onder a, b, c en d gevorderde bedragen, voor zover de betalingen achterstallig zijn en met inachtneming van de door de wet gegeven berekening daarvan;
de wettelijke rente vanaf 21 december 2014 over het sub a tot en met e gevorderde, vanaf de opeisbaarheid;
II. veroordeelt WMN om aan [eiser] gelijktijdig met elke betaling deugdelijke bruto-netto-specificaties te verstrekken op straffe van een dwangsom van € 100,00 aan [eiser], voor elke keer dat die specificatie ontbreekt;
III. veroordeelt WMN in de kosten van het geding aan de zijde van [eiser] gevallen, tot heden begroot op € 576,53, waarvan te betalen:
€ 78,00 aan [eiser] voor griffierecht;
€ 400,00 aan [eiser] voor salaris gemachtigde;
€ 98,53 aan de griffier van de rechtbank te Amsterdam voor het door de
deurwaarder uitgebrachte exploot van dagvaarding;
_________
€ 576,53 in totaal
IV. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
V. wijst af het meer of anders gevorderde.
Aldus gewezen door mr. Y.A.M. Jacobs, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 februari 2015 in tegenwoordigheid van de griffier.