ECLI:NL:RBAMS:2015:7527

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
7 september 2015
Publicatiedatum
2 november 2015
Zaaknummer
CV EXPL 15-7269
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor schade door werkzaamheden aan houten vloer en matiging van schadevergoeding

In deze zaak, die voor de Rechtbank Amsterdam is behandeld, gaat het om een geschil tussen een opdrachtneemster en een opdrachtgeefster over schade die is ontstaan tijdens het schuren en lakken van een houten vloer. De opdrachtneemster heeft een derde ingeschakeld om de werkzaamheden uit te voeren, maar de opdrachtgeefster heeft schadevergoeding geëist na onjuist uitgevoerde werkzaamheden. De opdrachtneemster heeft vervolgens een vordering ingesteld tegen de derde, gericht op verhaal van de schadevergoeding die aan de opdrachtgeefster is betaald. De rechtbank heeft op 7 september 2015 geoordeeld dat de schade, gelet op de omstandigheden van het geval, gematigd moet worden tot nihil op basis van artikel 6:109 BW. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen sprake was van een overeenkomst tussen de opdrachtneemster en de derde voor de werkzaamheden, en dat de derde niet aansprakelijk kan worden gesteld voor de schade. De rechtbank heeft de vordering van de opdrachtgeefster afgewezen en de opdrachtneemster ontheven van de veroordelingen in het eerdere verstekvonnis. De proceskosten zijn voor rekening van de opdrachtgeefster.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 3980329 CV EXPL 15-7269
vonnis van: 7 september 2015 (bij vervroeging)
fno.: 438

vonnis van de kantonrechter

I n z a k e

[opposant]

wonende te [woonplaats]
opposant
nader te noemen: [opposant]
gemachtigde: mr.drs. J. Broese van Groenou
t e g e n

[geopposeerde]

wonende te [woonplaats]
geopposeerde
nader te noemen: [geopposeerde]
gemachtigde: mr. W. Albers

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

De volgende stukken bevinden zich in het procesdossier:
- dagvaarding d.d. 25 augustus 2014 met producties;
- verstekvonnis d.d. 16 september 2014;
- verzetdagvaarding d.d. 17 maart 2015, met producties;
- instructievonnis;
- incidentele conclusie van [opposant] houdende een vordering tot een voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 223 Rv;
- conclusie van antwoord in het incident van [geopposeerde] , tevens houdende een vordering tot niet ontvankelijkheid;
- vonnis d.d. 29 juni 2015 waarin werd bepaald dat een mondelinge behandeling zal plaatsvinden in zowel de hoofdzaak als in het (de) incident(en);
- dagbepaling comparitie.
De comparitie heeft plaatsgevonden op 25 augustus 2015. [opposant] is verschenen, vergezeld door zijn gemachtigde. [geopposeerde] is verschenen, vergezeld door haar gemachtigde. Partijen zijn gehoord en hebben vragen van de kantonrechter beantwoord. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van hetgeen is besproken.
Vonnis is bepaald op heden.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Feiten

1. Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend of niet (voldoende) weersproken, alsmede op grond van de overgelegde en in zoverre niet bestreden inhoud van de bewijsstukken, staat in dit geding het volgende vast:
1.1.
[geopposeerde] is eigenaresse van het bedrijf [bedrijf] .
1.2.
De partner van [geopposeerde] is [partner] , hierna: [partner] .
1.3.
Partijen zijn (schuin)achterburen van elkaar. [opposant] heeft in het verleden vaker klusjes voor [geopposeerde] gedaan, zoals het ophalen en bezorgen van een sleutel van door [geopposeerde] verhuurde woonruimte. Voorts heeft [geopposeerde] tijdens een verblijf van haar in Jamaica een aantal malen telefonisch contact gehad met [opposant] .
1.4.
[geopposeerde] , handelende onder de naam [bedrijf] , heeft in juni 2012 een overeenkomst gesloten met [naam] (hierna: [naam] ) betreffende – kort samengevat – het schuren en lakken van een houten vloer in de woning van [naam] .
1.5.
Omstreeks 30 juni 2012 zijn [opposant] en [partner] naar de woning van [naam] gegaan. In die woning zijn vervolgens (schuur)werkzaamheden verricht door [partner] .
1.6.
Na de eerste dag van de werkzaamheden is een conflict ontstaan tussen [partner] en [opposant] .
1.7.
Gedurende twee of drie dagen daarna heeft (onder meer) [opposant] werkzaamheden verricht in de woning van [naam] . In deze periode heeft in elk geval contact plaatsgevonden tussen [geopposeerde] en [opposant] .
1.8.
Bij brief van 16 augustus 2011 van haar gemachtigde heeft [naam] aan [geopposeerde] medegedeeld dat [geopposeerde] tekort is geschoten in de nakoming van de tussen hen gesloten overeenkomst, en heeft zij [geopposeerde] aansprakelijk gesteld voor de daardoor geleden schade.
1.9.
Volgens een expertiserapport van Winkler’s Advies & Expertise d.d. 11 januari 2012 is er schade ontstaan aan de houten vloer als gevolg van onjuist schuren en lakken. Volgens dat rapport is herstel van de bestaande vloer niet mogelijk en dient deze geheel vervangen te worden, waarvan de kosten in totaal € 5.754,00 bedragen.
1.10.
[naam] heeft van [geopposeerde] betaling gevorderd van € 5.754,00.
1.11.
Bij factuur van 15 maart 2012 heeft [geopposeerde] in verband daarmee aan [opposant] een bedrag van € 2.875,00 in rekening gebracht, zijnde (ongeveer) de helft van bovengenoemd bedrag, te vermeerderen met Btw.
1.12.
Wegens het onbetaald laten daarvan heeft de incassogemachtigde van [geopposeerde] nadien diverse aanmaningen aan [opposant] gezonden.
1.13.
Bij brief van 29 juli 2014 heeft de gemachtigde van [geopposeerde] [opposant] gesommeerd tot betaling van € 7.581,00, waaronder € 5.754,00 als hoofdsom.
1.14.
Bij het verstekvonnis van 16 september 2014 met zaak- en rolnummer 3369070 CV EXPL 14-24959 is [opposant] veroordeeld tot betaling van € 5.754,00 wegens hoofdsom, vermeerderd met de daarover berekende wettelijke rente vanaf 4 april 2012 tot de voldoening, en van € 662,70 wegens buitengerechtelijke kosten. Voorts is hij veroordeeld in de proceskosten, de nakosten daaronder begrepen.
1.15.
Op 7 april 2015 is [geopposeerde] aangevangen met de executie van het verstekvonnis middels derdenbeslag gelegd onder het UWV op de WAO-uitkering van [opposant] . Dit beslag is (niet binnen acht dagen maar pas) op 20 april 2015 aan [opposant] betekend.

Vordering en verweer [opposant]

2. In deze verzetprocedure vordert [opposant] om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, hem te ontheffen van de veroordelingen in het verstekvonnis d.d. 16 september 2014 met zaak- en rolnummer 3369070 CV EXPL 14-24959, de vorderingen van [geopposeerde] alsnog af te wijzen en [geopposeerde] in de kosten van deze procedure te veroordelen.
3. [opposant] stelt dat hij pas op 25 februari 2015 kennis heeft gekregen van het vonnis. Hij betwist dat hij [partner] op 31 december 2014 zou hebben mishandeld, maar in elk geval heeft hij het vonnis niet eerder ontvangen. Het verzet is tijdig ingesteld, aldus [opposant] .
4. [opposant] stelt dat er geen sprake is geweest van een overeenkomst tussen [geopposeerde] en hem tot het verrichten van werkzaamheden bij [naam] . Hij is reeds lang arbeidsongeschikt en niet in staat tot het verrichten van (noemenswaardige) werkzaamheden. Hij heeft alleen toegestemd in het (tegen vergoeding van benzinekosten) per auto vervoeren van [partner] naar de woning van [naam] . [partner] heeft daarin schuurwerkzaamheden verricht en daarbij schade toegebracht aan de vloer. Nadat [partner] was weggegaan heeft [geopposeerde] hem uitdrukkelijk verzocht om de schade te herstellen, wat hij de dagen daarop wel heeft geprobeerd maar wat niet is gelukt. Er was steeds sprake van een vriendendienst, waarvoor geen betaling was afgesproken, zoals hij in het verleden vaker vriendendiensten aan [geopposeerde] heeft verleend. Hij heeft slechts € 50,- van een door [naam] ontvangen voorschotbedrag gebruikt voor benzinekosten, conform de afspraak met [geopposeerde] . [opposant] betwist dat hij [geopposeerde] om een opdracht heeft verzocht. In elk geval staat volgens [opposant] niet vast dat [geopposeerde] daadwerkelijk de betreffende schade heeft geleden, dat deze aan hem kan worden toegerekend en dat deze veroorzaakt zou zijn door hem. Hij betwist akkoord te zijn gegaan met betaling van enige schadevergoeding. Het is niet redelijk wanneer hij deze schade zou moeten dragen, aldus [opposant] .
5. In het incident vordert [opposant] dat de kantonrechter bij vonnis in het incident, uitvoerbaar bij voorraad, het executoriaal beslag opheft, subsidiair [geopposeerde] veroordeelt tot opheffing daarvan op straffe van een dwangsom van € 1.000,- per dag dat hier niet aan wordt voldaan, met veroordeling van [geopposeerde] in de kosten van het incident.

Vordering en verweer [geopposeerde]

6. Volgens [geopposeerde] is [opposant] niet ontvankelijk in zijn verzet omdat dit te laat is ingesteld. Uit het feit dat [opposant] op 31 december 2012 [partner] heeft mishandeld volgt dat hij reeds op dat moment op de hoogte moet zijn geweest van het verstekvonnis, aldus [geopposeerde] .
7. [geopposeerde] blijft bij hetgeen zij aan haar vordering ten grondslag heeft gelegd. Volgens [geopposeerde] is zij met [opposant] een (mondelinge) overeenkomst aangegaan, volgens welke [opposant] een vloer in de woning van [naam] zou schuren en lakken, waarvoor hij
€ 500,00 zou ontvangen. [opposant] zou dit samen met [partner] doen, maar omdat beiden een conflict kregen wilde [partner] niet meer met [opposant] samenwerken. [opposant] heeft daarna schade toegebracht aan de vloer van [naam] , die hij niet meer kon herstellen. De schade bedraagt € 5.754,00, waarvoor [geopposeerde] aansprakelijk is gesteld door [naam] maar die [opposant] dient te voldoen omdat hij deze heeft veroorzaakt. Omdat [opposant] stelde dit bedrag niet (volledig) te kunnen betalen is [geopposeerde] aanvankelijk akkoord gegaan met betaling door [opposant] van de helft van dit bedrag, mits dit binnen veertien dagen zou gebeuren. [opposant] is in gebreke gesteld bij brief d.d. 4 april 2012. Ondanks aanmaning blijft [opposant] in verzuim met het vergoeden van de schade, reden waarom [geopposeerde] haar vordering uit handen heeft moeten geven.
8. In het incident heeft [geopposeerde] gemotiveerd verweer gevoerd en daarbij aangevoerd dat het verstekvonnis uitvoerbaar bij voorraad is verklaard en dat [opposant] niet tijdig in verzet is gekomen.

Beoordeling

9. Er bestaat aanleiding eerst in te gaan op de vordering in de hoofdzaak. Waar nodig zal hierna nader worden ingegaan op de stellingen en verweren van partijen. Geoordeeld wordt als volgt.
10. Het verstekvonnis is niet in persoon aan [opposant] betekend. Daargelaten dat [opposant] heeft betwist dat hij op 31 december 2014 [partner] heeft mishandeld, heeft [geopposeerde] niet onderbouwd waarom de enig mogelijke verklaring van dat gedrag zou zijn dat [opposant] voordien kennis zou hebben genomen van de inhoud van het verstekvonnis. Daarbij is relevant dat partijen voordien vaker met elkaar te maken hebben gehad. Ook heeft [opposant] betwist dat hij voordien contact met de deurwaarder zou hebben gehad en [geopposeerde] heeft het tegendeel niet onderbouwd. Dat [opposant] voor het aanhangig maken van de verzetprocedure enige andere daad heeft verricht waaruit de bekendheid met het vonnis volgt, is niet gebleken. [opposant] is derhalve ontvankelijk in zijn verzet.
11. Uit de stellingen van partijen en de door [geopposeerde] overgelegde stukken blijkt dat [geopposeerde] als opdrachtneemster een overeenkomst is aangegaan, met [naam] als opdrachtgeefster, tot het uitvoeren van werkzaamheden aan de vloer van [naam] . Volgens [naam] hebben die werkzaamheden geleid tot schade en zij heeft [geopposeerde] daarvoor aansprakelijk gesteld. Gesteld noch gebleken is dat [geopposeerde] die aansprakelijkheid jegens [naam] heeft betwist, uit haar stellingen volgt juist dat zij deze heeft erkend. De onderhavige procedure betreft de vraag of [opposant] jegens [geopposeerde] aansprakelijk is voor deze schade.
12. Voldoende staat vast dat tussen [geopposeerde] en [opposant] afspraken zijn gemaakt, direct bij aanvang dan wel in de periode waarin de werkzaamheden aan de vloer zijn verricht, die er op neer komen dat [opposant] , ter uitvoering van de hiervoor bedoelde overeenkomst tussen [geopposeerde] en [naam] , werkzaamheden zou uitvoeren aan de vloer van [naam] . Dat betekent dat de stelling van [opposant] dat er in het geheel geen overeenkomst tussen hem en [geopposeerde] is gesloten wordt verworpen.
13. Daarnaast blijkt uit de stukken dat de schoonzoon van [opposant] tegen betaling schilderwerk in de woning van [naam] heeft verricht, naar aanleiding van een (directe) opdracht van [naam] aan hem, gegeven na aanvang van de werkzaamheden aan de vloer. Nu dit geen verband houdt met de onderhavige vordering wordt dit verder buiten beschouwing gelaten.
14. De kantonrechter zal hierna als veronderstelling aannemen dat, zoals door [geopposeerde] is gesteld maar door [opposant] gemotiveerd is betwist, de betreffende schade is veroorzaakt door onjuist handelen van [opposant] bij het door hem uitvoeren van de schuur- en/of lakwerkzaamheden aan de vloer van [naam] en voorts dat die schade aan hem toerekenbaar is. [opposant] heeft echter ook aangevoerd dat het, gelet op de omstandigheden in dit geval, niet redelijk is dat die schade door hem zou worden gedragen. De kantonrechter begrijpt dit als een beroep op matiging als bedoeld in artikel 6:109 BW. Naar aanleiding daarvan wordt overwogen als volgt.
15. Dat de bovenbedoelde afspraken tussen partijen inhielden dat [opposant] als tegenprestatie voor deze werkzaamheden een geldelijke beloning (anders dan een vergoeding voor benzinekosten) zou ontvangen is niet komen vast te staan. [geopposeerde] heeft wel gesteld dat [opposant] € 500,- zou ontvangen, maar dit is gemotiveerd door [opposant] betwist en die stelling is in het geheel niet met stukken of concrete feiten of omstandigheden onderbouwd. Er zijn bovendien contra-indicaties, zoals het feit dat gesteld noch gebleken is dat partijen nadien over een dergelijke betaling zouden hebben gesproken (wat wel voor de hand zou hebben gelegen), laat staan dat [geopposeerde] dit bedrag zou hebben betaald of dat [opposant] daarom zou hebben gevraagd. Voorts heeft [opposant] onbetwist verklaard dat hij in het verleden vaker onbetaalde klussen en diensten ten behoeve van [geopposeerde] heeft verricht, zowel tijdens de periode waarin [geopposeerde] in Jamaica verbleef als daarbuiten. [geopposeerde] heeft alleen de door [opposant] gestelde frequentie van de onderlinge contacten betwist en voorts heeft zij betwist dat zij gedurende een bepaalde periode gebruik heeft gemaakt van (een gedeelte van) de woning van [opposant] , maar dat doet aan het voorgaande niet af. Daarnaast staat als onbetwist vast dat [opposant] reeds langdurig arbeidsongeschikt is, vooral in de ochtend het bed houdt en niet in staat is tot het structureel verrichten van noemenswaardige werkzaamheden. Gelet op het een en ander wordt als uitgangspunt genomen dat de bovenbedoelde afspraken tussen partijen inhielden dat [opposant] wel de benzinekosten vergoed zou krijgen, maar dat hij geen financiële beloning zou ontvangen voor zijn inspanningen.
16. Daarnaast is van belang dat [geopposeerde] als professionele partij een bedrijf exploiteert en in die hoedanigheid verplichtingen jegens [naam] is aangegaan in ruil voor betalingen door [naam] aan haar. Bij een juiste uitvoering van die overeenkomst zouden de opbrengsten daarvan uitsluitend ten goede zijn gekomen aan (het bedrijf van) [geopposeerde] .
17. Als professional wordt [geopposeerde] geacht haar aansprakelijkheid voor schade ontstaan tijdens de uitvoering van de door haar aangenomen opdrachten te verzekeren, zij heeft althans de mogelijkheid daartoe. Anderzijds is [opposant] een particulier die niet voor dergelijke schade is verzekerd en van wie dat ook niet kan worden verwacht, die om hem moverende redenen (ook in dit geval) diensten aan [geopposeerde] heeft verricht zonder daarvoor een vergoeding te hebben bedongen. [opposant] heeft voorts onbetwist gesteld dat hij slechts een lage arbeidsongeschiktheidsuitkering geniet.
18. Dat, indien er vanuit wordt gegaan dat de betreffende schade (mede) veroorzaakt is door [opposant] , sprake is geweest van opzet of bewuste roekeloosheid aan de zijde van [opposant] is niet gebleken. Evenmin is gebleken dat [opposant] zijn bekwaamheden en ervaring ten aanzien van het schuren en lakken van houten vloeren heeft aangeprezen of dat [geopposeerde] redenen had om aan te nemen dat [opposant] over voldoende bekwaamheden en ervaring beschikte om die werkzaamheden tot een goed einde te brengen. Door desondanks die werkzaamheden op te dragen aan [opposant] heeft [geopposeerde] bewust het risico genomen op schade als gevolg van ontoereikende bekwaamheden aan de zijde van [opposant] .
19. Vast staat dat [opposant] , geconfronteerd met de klachten van [naam] en na overleg met [geopposeerde] , heeft getracht om de schade aan de vloer te herstellen, dat hij daaraan veel tijd (een of twee dagen) heeft besteed, maar dat dit niet het gewenste resultaat heeft gehad. Daaruit volgt in elk geval dat [opposant] naar aanleiding van de schade aan de vloer reeds een prestatie heeft geleverd in de vorm van inspanningen gericht op herstel.
20. Uit het voorgaande volgt, er bij wijze van veronderstelling van uitgaande dat [opposant] de schade heeft veroorzaakt en dat deze aan hem toerekenbaar is, dat
de schade is ontstaan tijdens een dienstverlening om niet,
door een particulier zonder noemenswaardige draagkracht, die niet voor deze schade is verzekerd en van wie dat ook niet kan worden verwacht,
tijdens uitvoering van werkzaamheden waarbij bijzondere bekwaamheden en/of ervaring nodig waren waarvan [geopposeerde] de aanwezigheid bij [opposant] niet mocht aannemen,
terwijl [opposant] naar aanleiding van de schade reeds heeft gepresteerd in de vorm van een aanzienlijke tijdsbesteding gericht op herstel,
dit alles ter uitvoering van een commerciële overeenkomst van opdracht tegen betaling die [geopposeerde] als onderneemster met [naam] als opdrachtgeefster is aangegaan en waarvan de financiële opbrengsten alleen aan [geopposeerde] ten goede zouden zijn gekomen.
21. Gelet op bovengenoemde bijzondere omstandigheden is het beroep op artikel 6:109 BW gegrond en wordt de door [opposant] aan [geopposeerde] te vergoeden schade gematigd tot nihil.
21. De vordering van [geopposeerde] wordt daarom afgewezen. Hetgeen partijen verder hebben gesteld over de oorzaak en omvang van de schade en over de toerekenbaarheid daarvan aan [opposant] behoeft geen verdere behandeling.
21. Dit betekent dat [opposant] op goede gronden in verzet is gekomen. [opposant] zal worden ontheven van de veroordelingen in het verstekvonnis.
21. [geopposeerde] wordt als de in het ongelijk gestelde partij belast met de proceskosten aan de zijde van [opposant] in het verzet, met uitzondering van de explootkosten van de verzetdagvaarding.
21. Nu er een eindvonnis wordt gewezen in de hoofdzaak heeft [opposant] geen belang meer bij zijn incidentele vordering tot treffen van een provisionele voorziening gericht op opheffing dan wel schorsing van het beslag. Zoals ter zitting reeds is opgemerkt kan er in de hoofdzaak geen sprake zijn van een reconventionele vordering van gelijke strekking nu deze niet gelijk met de verzetdagvaarding is ingediend.

BESLISSING

De kantonrechter:

In de hoofdzaak:

ontheft [opposant] van de veroordelingen tegen hem uitgesproken in het verstekvonnis d.d. 16 september 2014 met zaak- en rolnummer 3369070 CV EXPL 14-24959 tussen partijen gewezen;
veroordeelt [geopposeerde] in de proceskosten, aan de zijde van [opposant] tot op heden begroot op € 625,00, inclusief eventueel verschuldigde BTW;
veroordeelt [geopposeerde] tot betaling van een bedrag van € 131,00 aan nasalaris, te verhogen met een bedrag van € 68,00 onder de voorwaarde dat betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden en [geopposeerde] niet binnen 14 dagen na aanschrijving vrijwillig aan het vonnis heeft voldaan, een en ander voor zover van toepassing, inclusief btw;
verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;

In het incident:

verstaat dat de vordering in het incident buiten behandeling kan blijven.
Aldus gewezen door mr. C.L.J.M. de Waal, kantonrechter, en bij vervroeging uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 september 2015 in tegenwoordigheid van de griffier.