Beoordeling
9. Er bestaat aanleiding eerst in te gaan op de vordering in de hoofdzaak. Waar nodig zal hierna nader worden ingegaan op de stellingen en verweren van partijen. Geoordeeld wordt als volgt.
10. Het verstekvonnis is niet in persoon aan [opposant] betekend. Daargelaten dat [opposant] heeft betwist dat hij op 31 december 2014 [partner] heeft mishandeld, heeft [geopposeerde] niet onderbouwd waarom de enig mogelijke verklaring van dat gedrag zou zijn dat [opposant] voordien kennis zou hebben genomen van de inhoud van het verstekvonnis. Daarbij is relevant dat partijen voordien vaker met elkaar te maken hebben gehad. Ook heeft [opposant] betwist dat hij voordien contact met de deurwaarder zou hebben gehad en [geopposeerde] heeft het tegendeel niet onderbouwd. Dat [opposant] voor het aanhangig maken van de verzetprocedure enige andere daad heeft verricht waaruit de bekendheid met het vonnis volgt, is niet gebleken. [opposant] is derhalve ontvankelijk in zijn verzet.
11. Uit de stellingen van partijen en de door [geopposeerde] overgelegde stukken blijkt dat [geopposeerde] als opdrachtneemster een overeenkomst is aangegaan, met [naam] als opdrachtgeefster, tot het uitvoeren van werkzaamheden aan de vloer van [naam] . Volgens [naam] hebben die werkzaamheden geleid tot schade en zij heeft [geopposeerde] daarvoor aansprakelijk gesteld. Gesteld noch gebleken is dat [geopposeerde] die aansprakelijkheid jegens [naam] heeft betwist, uit haar stellingen volgt juist dat zij deze heeft erkend. De onderhavige procedure betreft de vraag of [opposant] jegens [geopposeerde] aansprakelijk is voor deze schade.
12. Voldoende staat vast dat tussen [geopposeerde] en [opposant] afspraken zijn gemaakt, direct bij aanvang dan wel in de periode waarin de werkzaamheden aan de vloer zijn verricht, die er op neer komen dat [opposant] , ter uitvoering van de hiervoor bedoelde overeenkomst tussen [geopposeerde] en [naam] , werkzaamheden zou uitvoeren aan de vloer van [naam] . Dat betekent dat de stelling van [opposant] dat er in het geheel geen overeenkomst tussen hem en [geopposeerde] is gesloten wordt verworpen.
13. Daarnaast blijkt uit de stukken dat de schoonzoon van [opposant] tegen betaling schilderwerk in de woning van [naam] heeft verricht, naar aanleiding van een (directe) opdracht van [naam] aan hem, gegeven na aanvang van de werkzaamheden aan de vloer. Nu dit geen verband houdt met de onderhavige vordering wordt dit verder buiten beschouwing gelaten.
14. De kantonrechter zal hierna als veronderstelling aannemen dat, zoals door [geopposeerde] is gesteld maar door [opposant] gemotiveerd is betwist, de betreffende schade is veroorzaakt door onjuist handelen van [opposant] bij het door hem uitvoeren van de schuur- en/of lakwerkzaamheden aan de vloer van [naam] en voorts dat die schade aan hem toerekenbaar is. [opposant] heeft echter ook aangevoerd dat het, gelet op de omstandigheden in dit geval, niet redelijk is dat die schade door hem zou worden gedragen. De kantonrechter begrijpt dit als een beroep op matiging als bedoeld in artikel 6:109 BW. Naar aanleiding daarvan wordt overwogen als volgt.
15. Dat de bovenbedoelde afspraken tussen partijen inhielden dat [opposant] als tegenprestatie voor deze werkzaamheden een geldelijke beloning (anders dan een vergoeding voor benzinekosten) zou ontvangen is niet komen vast te staan. [geopposeerde] heeft wel gesteld dat [opposant] € 500,- zou ontvangen, maar dit is gemotiveerd door [opposant] betwist en die stelling is in het geheel niet met stukken of concrete feiten of omstandigheden onderbouwd. Er zijn bovendien contra-indicaties, zoals het feit dat gesteld noch gebleken is dat partijen nadien over een dergelijke betaling zouden hebben gesproken (wat wel voor de hand zou hebben gelegen), laat staan dat [geopposeerde] dit bedrag zou hebben betaald of dat [opposant] daarom zou hebben gevraagd. Voorts heeft [opposant] onbetwist verklaard dat hij in het verleden vaker onbetaalde klussen en diensten ten behoeve van [geopposeerde] heeft verricht, zowel tijdens de periode waarin [geopposeerde] in Jamaica verbleef als daarbuiten. [geopposeerde] heeft alleen de door [opposant] gestelde frequentie van de onderlinge contacten betwist en voorts heeft zij betwist dat zij gedurende een bepaalde periode gebruik heeft gemaakt van (een gedeelte van) de woning van [opposant] , maar dat doet aan het voorgaande niet af. Daarnaast staat als onbetwist vast dat [opposant] reeds langdurig arbeidsongeschikt is, vooral in de ochtend het bed houdt en niet in staat is tot het structureel verrichten van noemenswaardige werkzaamheden. Gelet op het een en ander wordt als uitgangspunt genomen dat de bovenbedoelde afspraken tussen partijen inhielden dat [opposant] wel de benzinekosten vergoed zou krijgen, maar dat hij geen financiële beloning zou ontvangen voor zijn inspanningen.
16. Daarnaast is van belang dat [geopposeerde] als professionele partij een bedrijf exploiteert en in die hoedanigheid verplichtingen jegens [naam] is aangegaan in ruil voor betalingen door [naam] aan haar. Bij een juiste uitvoering van die overeenkomst zouden de opbrengsten daarvan uitsluitend ten goede zijn gekomen aan (het bedrijf van) [geopposeerde] .
17. Als professional wordt [geopposeerde] geacht haar aansprakelijkheid voor schade ontstaan tijdens de uitvoering van de door haar aangenomen opdrachten te verzekeren, zij heeft althans de mogelijkheid daartoe. Anderzijds is [opposant] een particulier die niet voor dergelijke schade is verzekerd en van wie dat ook niet kan worden verwacht, die om hem moverende redenen (ook in dit geval) diensten aan [geopposeerde] heeft verricht zonder daarvoor een vergoeding te hebben bedongen. [opposant] heeft voorts onbetwist gesteld dat hij slechts een lage arbeidsongeschiktheidsuitkering geniet.
18. Dat, indien er vanuit wordt gegaan dat de betreffende schade (mede) veroorzaakt is door [opposant] , sprake is geweest van opzet of bewuste roekeloosheid aan de zijde van [opposant] is niet gebleken. Evenmin is gebleken dat [opposant] zijn bekwaamheden en ervaring ten aanzien van het schuren en lakken van houten vloeren heeft aangeprezen of dat [geopposeerde] redenen had om aan te nemen dat [opposant] over voldoende bekwaamheden en ervaring beschikte om die werkzaamheden tot een goed einde te brengen. Door desondanks die werkzaamheden op te dragen aan [opposant] heeft [geopposeerde] bewust het risico genomen op schade als gevolg van ontoereikende bekwaamheden aan de zijde van [opposant] .
19. Vast staat dat [opposant] , geconfronteerd met de klachten van [naam] en na overleg met [geopposeerde] , heeft getracht om de schade aan de vloer te herstellen, dat hij daaraan veel tijd (een of twee dagen) heeft besteed, maar dat dit niet het gewenste resultaat heeft gehad. Daaruit volgt in elk geval dat [opposant] naar aanleiding van de schade aan de vloer reeds een prestatie heeft geleverd in de vorm van inspanningen gericht op herstel.
20. Uit het voorgaande volgt, er bij wijze van veronderstelling van uitgaande dat [opposant] de schade heeft veroorzaakt en dat deze aan hem toerekenbaar is, dat
de schade is ontstaan tijdens een dienstverlening om niet,
door een particulier zonder noemenswaardige draagkracht, die niet voor deze schade is verzekerd en van wie dat ook niet kan worden verwacht,
tijdens uitvoering van werkzaamheden waarbij bijzondere bekwaamheden en/of ervaring nodig waren waarvan [geopposeerde] de aanwezigheid bij [opposant] niet mocht aannemen,
terwijl [opposant] naar aanleiding van de schade reeds heeft gepresteerd in de vorm van een aanzienlijke tijdsbesteding gericht op herstel,
dit alles ter uitvoering van een commerciële overeenkomst van opdracht tegen betaling die [geopposeerde] als onderneemster met [naam] als opdrachtgeefster is aangegaan en waarvan de financiële opbrengsten alleen aan [geopposeerde] ten goede zouden zijn gekomen.
21. Gelet op bovengenoemde bijzondere omstandigheden is het beroep op artikel 6:109 BW gegrond en wordt de door [opposant] aan [geopposeerde] te vergoeden schade gematigd tot nihil.
21. De vordering van [geopposeerde] wordt daarom afgewezen. Hetgeen partijen verder hebben gesteld over de oorzaak en omvang van de schade en over de toerekenbaarheid daarvan aan [opposant] behoeft geen verdere behandeling.
21. Dit betekent dat [opposant] op goede gronden in verzet is gekomen. [opposant] zal worden ontheven van de veroordelingen in het verstekvonnis.
21. [geopposeerde] wordt als de in het ongelijk gestelde partij belast met de proceskosten aan de zijde van [opposant] in het verzet, met uitzondering van de explootkosten van de verzetdagvaarding.
21. Nu er een eindvonnis wordt gewezen in de hoofdzaak heeft [opposant] geen belang meer bij zijn incidentele vordering tot treffen van een provisionele voorziening gericht op opheffing dan wel schorsing van het beslag. Zoals ter zitting reeds is opgemerkt kan er in de hoofdzaak geen sprake zijn van een reconventionele vordering van gelijke strekking nu deze niet gelijk met de verzetdagvaarding is ingediend.