De kantonrechter heeft in het vonnis van 20 maart 2014 onder meer overwogen:
“(…)
2.1
In het tussenvonnis is [eiser] (…) opgedragen te bewijzen dat hem van zijn tekortschieten in de nakoming van zijn verplichting tot teruggave van de [auto] (…) bij het einde van de huur persoonlijk geen verwijt kan worden gemaakt, althans dat sprake is van overmacht als bedoeld in art. 6:75 BW. (…)
2.2
De kantonrechter is van oordeel dat [eiser] niet is geslaagd in het hem opgedragen bewijs (…)
[eiser] heeft weliswaar gesteld dat op 5 juni 2010 de sleutels van zijn auto zijn ontvreemd bij een in zijn woning gepleegde inbraak en dat tegelijkertijd ook de auto is gestolen, doch hij is er niet in geslaagd te bewijzen dat de auto en de sleutels door derden zijn ontvreemd.
Op grond van art. 179 lid 4 RV kan de verklaring die [eiser] als partij aflegt omtrent de door hem te bewijzen feiten geen feiten bewijzen ten voordele van hem. Dit kan alleen indien de partijgetuigenverklaring strekt ter aanvulling van onvolledig bewijs (…)
Daarvan is naar het oordeel van de kantonrechter in de onderhavige zaak geen sprake; (…) is het enkele feit dat aangifte van woninginbraak c.q. diefstal van de auto is gedaan niet voldoende om dit bewijs aan te nemen.
Daarnaast wordt het verhaal van [eiser] dat de auto en de autosleutels zijn gestolen niet ondersteund door de verklaringen van derden. (…)
[eiser] is aldus op die dag de laatste geweest die in de woning is geweest, voordat [de vriendin van [eiser] ] het openbreken van de woning vaststelde. Daardoor valt niet uit te sluiten dat [eiser] zelf de sleutels van de woning heeft meegenomen en daarmee ook de hand heeft gehad in de verdwijning van de auto. (…) Bovendien heeft [de vriendin van [eiser] ] in het geheel niet kunnen bevestigen dat de autosleutels na de inbraak in de woning verdwenen waren, omdat zij niet wist waar [eiser] de sleutels van de auto bewaarde. Ook heeft zij niet kunnen bevestigen dat de auto op 5 juni 2010 daadwerkelijk voor de deur van hun woning heeft gestaan.
2.3
Daarnaast komt het de geloofwaardigheid van [eiser] niet ten goede dat hij niet heeft kunnen weerleggen wat de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] hebben verklaard, te weten:
- dat een buurman van [eiser] aan [getuige 2] zou hebben verteld dat hij op 5 juni 2010 [eiser] uit de auto heeft zien stappen en dat iemand anders die voortdurend in de auto reed, vervolgens met [de auto] wegreed;
- dat [eiser] een neef heeft (…) die een jaar daarvoor een andere auto van CAV heeft ontvreemd;
- dat [eiser] , althans de auto, voordat deze werd ontvreemd, meerdere keren is gesignaleerd op (…), alwaar [de neef] woont;
- dat [getuige 2] de auto in Marokko heeft zien staan voor het huis van de oma van die neef (…)”