ECLI:NL:RBAMS:2015:741

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 februari 2015
Publicatiedatum
16 februari 2015
Zaaknummer
3153567 CV EXPL 14-16750
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over dekking van een verzekering voor een pleziervaartuig en de uitleg van de algemene voorwaarden

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 13 februari 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen [naam 1], eiser, en de Europeesche Verzekering Maatschappij N.V., gedaagde. Het geschil betreft de dekking van schade aan een pleziervaartuig, dat door [naam 1] was verzekerd bij de Europeesche. De eiser vorderde betaling van schadevergoeding, terwijl de Europeesche zich beriep op een dekkingsuitsluiting in de algemene voorwaarden, specifiek artikel 36.3, dat schade door geleidelijke inwerking van vocht uitsluit.

De procedure begon met een dagvaarding op 5 juni 2014, gevolgd door een comparitie van partijen op 14 januari 2015. De eiser stelde dat de Europeesche dekking moest verlenen voor de schade aan zijn boot, die volgens hem niet onder de uitsluiting viel. De Europeesche voerde aan dat de schade wel degelijk was ontstaan door geleidelijke vochtinwerking, zoals vastgesteld in een rapport van Kersten Experts B.V.

De kantonrechter oordeelde dat de bepalingen in de algemene voorwaarden, waaronder de uitsluiting van dekking, als kernbedingen moeten worden aangemerkt. De rechter concludeerde dat er wilsovereenstemming was bereikt over deze bepalingen en dat de Europeesche zich terecht op de uitsluiting kon beroepen. De vorderingen van [naam 1] werden afgewezen, en hij werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer \ rolnummer: 3153567 CV EXPL 14-16750
Uitspraak: 13 februari 2015
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van:
[naam 1],
wonende te [woonplaats],
eiser,
gemachtigde mr. E.M. Horssius,
t e g e n
de naamloze vennootschap
Europeesche Verzekering Maatschappij N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
gemachtigde mr. E.J.A.A. van Dal.
Partijen worden hierna aangeduid als [naam 1] en de Europeesche.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 5 juni 2014 met producties,
- de conclusie van antwoord met producties,
- het tussenvonnis van 26 augustus 2014 waarbij een bijeenkomst van partijen is bevolen,
- de akte overlegging producties van de zijde van de Europeesche.
1.2.
Op 14 januari 2015 heeft de comparitie van partijen plaatsgevonden. De griffier heeft aantekening gehouden van hetgeen partijen ter gelegenheid van de comparitie over en weer hebben aangevoerd. Deze aantekeningen zijn in het procesdossier gevoegd.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[naam 1] is de eigenaar van een boot van het[type], genaamd[naam boot](hierna: de boot). Het bouwjaar van de boot is 1969.
2.2.
[naam 1] heeft de boot vanaf 2009 (via de tussenpersoon Turien & Co. Assuradeuren) verzekerd bij de Europeesche. In de meest recente polis (van 2013) is – voor zover hier van belang – het volgende opgenomen:
“(…)
Dekking:- Wettelijke Aansprakelijkheid
- Casco (als omschreven in artikel 32 van de voorwaarden)
(…)
Voorwaarden:Algemene Voorwaarden Bootverzekering [nummer] (…)”
2.3.
In de algemene voorwaarden Bootverzekering [nummer] (hierna: de algemene voorwaarden) is – voor zover hier van belang – het volgende opgenomen:
“(…)
Rubriek Casco
(…)
32 Dekking
Boot
32.1
32.1Verzekerd is schade aan of verlies van de boot door elke onzekere gebeurtenis, ook als gevolg van een eigen gebrek.
(…)
De navolgende bepalingen gelden voor alle rubrieksbepalingen.

36.Bijzondere uitsluitingen

Geen uitkering wordt verleend voor schade of verlies: (…)
36.3
door geleidelijke inwerking van licht, vocht, bodem-, water- en/of luchtverontreiniging (…)”
2.4.
In de periode van september 2009 tot en met april 2012 heeft de boot voor renovatie in de winterstalling van een jachthaven gelegen. Deze renovatie is door [naam 1] samen met zijn zoon uitgevoerd. Vervolgens heeft de boot in de periode vanaf april 2012 afwisselend in een buitenbox, de winterstalling en op een parkeerterrein gestald gelegen.
2.5.
In het najaar van 2013 is door [naam 1] een lekkage geconstateerd in de voorhut van de boot. Kort daarna heeft [naam 1] ook geconstateerd dat het voordek – als er gewicht op kwam – inzakte.
2.6.
In opdracht van Turien & Co. heeft Kersten Experts B.V. (hierna: Kersten) een voorlopig rapport van expertise opgesteld. In dit rapport is – voor zover hier van belang – het volgende opgenomen:
“(…)
GECONSTATEERD: 05-12-2013
(…)
- aan bakboord en stuurboord waren, op de houten latten
van de wandbekleding in de voorhut, enkele leksporen zichtbaar (…)
- in de vloer in de voorhut was een luik waaronder in het voorste vak van de bilge water stond,
10-01-2013 (…)
- verzekerde had het dekzeil over het voordek t.b.v. onze inspectie verwijderd; tevens had hij de bovenste latten van de wandbekleding aan stuurboordzijde gedemonteerd,
- alhier waren de bevestigingsbouten zichtbaar van het op het dek gemonteerde potdeksel,
- duidelijk zichtbaar was dat van enkele bouten de onderzijde (bout + moer) finaal verroest waren, waarbij aan enkele bouten druppels hingen,
- tussen de romp en de houten wandbekleding was noppenfolie aangebracht; aan de (deels zichtbare) voorzijde hiervan waren enkele ‘roestige’ leksporen zichtbaar,
- de (…) kitnaad tussen dek en potdeksel had geen hechting op de ondergrond en was eenvoudig ‘weg te wrijven’,
- het voordek was voorzien van een sandwichconstructie met Balsahout als kernmateriaal; (…)
- onder het gewicht van een manspersoon zakte het voordek aanzienlijk in (…)
SCHADEOORZAAK: LEKKAGE ONDER POTDEKSEL T.H. VOORHUT
(…)
Ten tijde van onze inspectie constateerden wij dat er lekkage was via de
bevestigingsbouten van het potdeksel. De ernstige mate van roestvorming aan de onderzijde van de bouten is er naar onze mening een gevolg van langdurige lekkage (…) Het potdeksel is middels bouten op het polyester gemonteerd, waarbij de boutgaten worden afgedicht met een kitrand. Wij achten het aannemelijk dat deze afdichting door de tand des tijds in het ongerede is geraakt (…), waarna lekkage is opgetreden.
(…)
INZAKKEN VOORDEK
De oorzaak voor het inzakken van het voordek is hoogstwaarschijnlijk te wijten aan langdurige vochtinwerking van het kernmateriaal (balsa), waarbij dit dermate is aangetast (verrot) dat de constructie is verzwakt (…)
CONCLUSIE: LEKKAGE ONDER POTDEKSEL T.H. VOORHUT
- door de tand des tijds is de kitafdichting van het potdeksel/ boutgaten
in het ongerede geraakte waarna, gelet op de ernstige mate van roestvorming, langdurige lekkage heeft plaatsgevonden, mogelijk in combinatie met condensvorming”.
2.7.
Bij brief van 14 maart 2014 heeft de Europeesche aan (de tussenpersoon van) [naam 1] te kennen gegeven dat beide geconstateerde schades aan de boot zijn ontstaan door geleidelijke inwerking van vocht en-/of waterverontreiniging en dat op grond van artikel 36.3 van de algemene voorwaarden derhalve geen dekking wordt verleend.

3.Het geschil

3.1.
[naam 1] vordert, samengevat, dat de kantonrechter bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
primair:
de Europeesche veroordeelt tot betaling van:
3.1.1. € 7.750,05
aan hoofdsom,
3.1.2. € 960,00
aan kosten herstel teakhoutwerk,
3.1.3.
de wettelijke rente,
3.1.4. € 653,40
aan expertisekosten,
3.1.5.
de proceskosten.
subsidiair
3.1.6.
in goede justitie en ex aequo et bono elke beslissing neemt die recht doet aan de positie en belangen van partijen.
3.2.
[naam 1] stelt daartoe - kort gezegd - het volgende. De Europeesche dient op grond van de tussen partijen gesloten verzekeringsovereenkomst dekking te verlenen voor de ontstane schade aan de boot (zoals weergegeven in de vorderingen onder 3.1.1. en 3.1.2). Daarnaast dient de Europeesche ook de bijkomende kosten te vergoeden.
3.3.
De Europeesche voert verweer en beroept zich daarbij op de dekkingsuitsluiting zoals opgenomen in artikel 36.3 van de algemene voorwaarden.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

De algemene voorwaarden4.1. [naam 1] heeft primair aan zijn vordering ten grondslag gelegd dat de algemene voorwaarden niet de tussen partijen bestaande rechtsverhouding beheersen. Dit nu de algemene voorwaarden niet ten tijde van het aangaan van de overeenkomst aan [naam 1] ter hand zijn gesteld, zodat hij zich ingevolge artikel 6:234 BW beroept op de vernietigbaarheid van de algemene voorwaarden. Het enige kernbeding uit de algemene voorwaarden is artikel 32. Voor het overige moet worden teruggevallen op de wettelijke bepalingen. Dat betekent dat de Europeesche zich dus niet kan beroepen op artikel 36.3 van de algemene voorwaarden en dekking moet verlenen, aldus [naam 1].
4.2.
Door de Europeesche is hiertegen ingebracht dat de algemene voorwaarden wel degelijk ter hand zijn gesteld en dat bovendien zowel artikel 32 als artikel 36.3 kernbedingen betreffen waarover tussen partijen wilsovereenstemming is bereikt.
4.3.
Ter beoordeling ligt daarmee voor of i) de algemene voorwaarden aan [naam 1] ter hand zijn gesteld, ii) de artikelen 32 en 36 uit de algemene voorwaarden zijn te kwalificeren als kernbedingen en, zo ja, of iii) over die kernbedingen tussen partijen wilsovereenstemming is bereikt.
Terhandstelling
4.4.
De kantonrechter stelt voorop dat het antwoord op de vraag of de algemene voorwaarden al dan niet ter hand zijn gesteld in het midden kan blijven, nu het voor de uitkomst van het geschil niet van belang is of de algemene voorwaarden wel of niet vernietigd zijn. Het beroep van [naam 1] op vernietiging van de algemene voorwaarden heeft immers (in het onderhavige geschil) enkel gevolgen indien dat zou betekenen dat de dekkingsuitsluiting zoals opgenomen in artikel 36 lid 3 van de algemene voorwaarden tussen partijen niet geldt. Dat gevolg heeft een eventuele vernietiging in het onderhavige geval – zoals uit het navolgende zal blijken – echter niet.
Kernbeding
4.5.
Op grond van artikel 6:231 onder a Burgerlijk Wetboek (BW) zijn bedingen die naar objectieve maatstaven de kern van de prestaties aangeven niet aan te merken als algemene voorwaarden maar als kernbedingen, tenzij deze bedingen niet op duidelijke en begrijpelijke wijze zijn geformuleerd. Dergelijke kernbedingen kunnen niet op grond van artikel 6:234 BW worden vernietigd.
4.6.
In de parlementaire geschiedenis is de vraag hoe bij een verzekeringsovereenkomst bepaald dient te worden of sprake is van een algemene voorwaarden of een kernbeding aan de orde gekomen. Daarbij is door de minister, nadat hij te kennen heeft gegeven dat onder kernbedingen slechts kunnen worden verstaan bepalingen zonder welke de overeenkomst bij gebreke van voldoende bepaalbaarheid nietig zou zijn, opgemerkt dat “niet alle polisbepalingen die te zamen de omvang van de dekking regelen” aan dit criterium voldoen, “terwijl zij wel als kernbedingen onttrokken moeten zijn aan toetsing krachtens dit wetsontwerp” (Parl. Gesch., Inv. Boek 6, p. 1571).
4.7.
Een bepaling in een verzekeringsovereenkomst die rechtstreeks van invloed is op de omvang van de dekking dient dus niet als een algemene voorwaarde, maar als een kernbeding te worden aangemerkt, voor zover dat beding duidelijk en begrijpelijk is geformuleerd. Dat maakt dat de bepalingen zoals opgenomen in artikel 32 en artikel 36(.3) van de algemene voorwaarden – waarvan tussen partijen niet in geschil is dat deze rechtstreeks van invloed zijn op de omvang van de dekking en duidelijk en begrijpelijk zijn geformuleerd – kwalificeren als kernbedingen.
Wilsovereenstemming
4.8.
De in de artikelen 32 en 36.3 opgenomen kernbedingen zijn pas van toepassing op de rechtsverhouding tussen partijen indien over deze bedingen door partijen wilsovereenstemming is bereikt.
4.9.
Van de zijde van de Europeesche is gesteld dat deze wilsovereenstemming (stilzwijgend) tot stand is gekomen doordat [naam 1] de polis heeft ontvangen en geaccepteerd in combinatie met de omstandigheid dat de door de Europeesche gehanteerde bepalingen omtrent de dekking in de pleziervaartuigenverzekeringsbranche gebruikelijk zijn. Dit is door [naam 1] niet (voldoende) betwist. Dat betekent dat in rechte als vaststaand wordt aangenomen dat tussen partijen wilsovereenstemming is bereikt omtrent voornoemde kernbedingen.
Tussenconclusie
4.10.
Conclusie van het voorgaande is dat de bepalingen zoals opgenomen in de artikelen 32 en 36(.3) van de algemene voorwaarden kernbedingen betreffen waarover tussen partijen wilsovereenstemming is bereikt, zodat voornoemde bepalingen de tussen partijen bestaande rechtsverhouding beheersen.
Geleidelijke vochtinwerking
4.11.
[naam 1] heeft voorts gesteld dat de Europeesche zich ten onrechte heeft beroepen op de dekkingsuitsluiting zoals weergegeven in 36.3 van de algemene voorwaarden, omdat er geen sprake is geweest van schade als gevolg van ‘geleidelijke vochtinwerking’.
4.12.
De Europeesche heeft aangevoerd dat de schade wel degelijk is ontstaan door geleidelijke vochtinwerking. Door de Europeesche is ter onderbouwing van haar stelling op dit punt verwezen naar het rapport van Kersten (zie 2.6), waarin wordt geconcludeerd dat er onder het potdeksel langdurige lekkage is ontstaan en dat ook de schade aan het voordek het gevolg is van langdurige vochtinwerking.
4.13.
Het was vervolgens aan [naam 1] om de, met stukken onderbouwde, stelling van de Europeesche dat sprake is van schade ontstaan door geleidelijke vochtinwerking gemotiveerd te betwisten.
De kantonrechter stelt echter vast dat ook uit de door [naam 1] ter comparitie gegeven toelichting omtrent de schadeoorzaak volgt dat er sprake is van schade als gevolg van geleidelijke vochtinwerking. [naam 1] geeft immers ook te kennen dat er zich bij het potdeksel een lekkage heeft voorgedaan, waardoor er water in de boot terecht is gekomen. [naam 1] heeft voorts toegelicht dat ook het inzakkende voordek is veroorzaakt doordat er vocht heeft ingewerkt op de constructie van het voordek (met name het balsahout). Ten slotte is door [naam 1] desgevraagd opgemerkt dat het water niet in een (of enkele) enorme plens de boot is binnengekomen. Dat maakt dat [naam 1] de stelling van de Europeesche omtrent de schadeoorzaak onvoldoende heeft betwist.
4.14.
Daarbij geldt dat het niet van belang is of de (onderliggende) reden dat er geleidelijke vochtinwerking plaats heeft kunnen vinden is gelegen in de omstandigheid dat de boot een eigen gebrek heeft dan wel dat de boot bij het te water laten door de singels ter hoogte van het potdeksel is beschadigd.
4.15.
Conclusie van het bovenstaande is dat de Europeesche op goede gronden een beroep heeft gedaan op de uitsluitingsbepaling zoals opgenomen in artikel 36.3 van de algemene voorwaarden.
Slotsom en overig4.16. Het voorgaande leidt ertoe dat de vorderingen van [naam 1] zullen worden afgewezen. Hetgeen partijen voor het overige hebben aangevoerd behoeft geen bespreking, nu dit de beslissing niet anders maakt.
4.17.
Bij deze uitkomst van de procedure wordt [naam 1] veroordeeld in de proceskosten.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [naam 1] in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van de Europeesche begroot op € 500,00 aan salaris gemachtigde,
5.3.
veroordeelt [naam 1] tot betaling van een bedrag van € 131,00 aan nasalaris, te verhogen met een bedrag van € 68,00 onder de voorwaarde dat betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden en [naam 1] niet binnen 14 dagen na aanschrijving vrijwillig aan het vonnis heeft voldaan,
5.4.
verklaart de kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mr. W.M. de Vries, kantonrechter, bijgestaan door mr. M.E.A. Möhring, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 februari 2015 in tegenwoordigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter
*