Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
Ter zitting waren aanwezig:
2.De feiten
4.De beoordeling
Kamerstukken II, 1990-1991, 21 881, nr. 3, p. 8) waarin er op wordt gewezen dat het begrip gemeenschap van goederen mede omvat enige feitelijke gemeenschap (bijvoorbeeld vrije mede-eigendom). Aangenomen kan worden dat maritaal beslag kan en mag worden gelegd op goederen die behoren tot een eenvoudige gemeenschap tussen de (gewezen) echtgenoten, mits tussen de (afwikkeling van) het huwelijk en de eenvoudige gemeenschap voldoende verband bestaat (
zie M.L. Tuil, Verdelingsbeslagen: een studie naar het deelgenotenbeslag en het maritaal beslag, Den Haag 2009, blz. 259-260).Naar het oordeel van de voorzieningenrechter bestaat in het onderhavige geval voldoende verband tussen de (afwikkeling) van het huwelijk en de eenvoudige gemeenschap, reeds vanwege het feit dat het schilderij tijdens het huwelijk is gekocht.