ECLI:NL:RBAMS:2015:7281

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 oktober 2015
Publicatiedatum
21 oktober 2015
Zaaknummer
EA VERZ 15-822
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst wegens verwijtbaar handelen werknemer en opzegverbod ziekte

In deze zaak heeft de besloten vennootschap Teico Service B.V. op 24 juli 2015 een verzoek ingediend tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met een werknemer, hierna te noemen [verweerster]. De werknemer was sinds 14 april 2014 arbeidsongeschikt en had geweigerd om te re-integreren in aangepaste werkzaamheden. Teico stelde dat de werknemer verwijtbaar handelde door niet mee te werken aan haar re-integratie, ondanks dat zij beschikte over benutbare mogelijkheden. De werknemer heeft het verzoek gemotiveerd bestreden en verzocht om een billijke vergoeding en transitievergoeding, mocht de arbeidsovereenkomst worden ontbonden.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat er sprake was van een opzegverbod, omdat de werknemer arbeidsongeschikt was door ziekte. De rechter heeft overwogen dat het verzoek tot ontbinding niet kon worden toegewezen, omdat de werknemer niet kon worden verweten dat zij niet was begonnen met de aangeboden aangepaste werkzaamheden. De deskundigenoordeel van het UWV had vastgesteld dat het aangeboden werk niet passend was. Bovendien was de werknemer bereid om een medische machtiging te ondertekenen, wat eerder niet was gebeurd.

De kantonrechter concludeerde dat er geen redelijke grond voor ontbinding bestond en dat de redenen van Teico verband hielden met de ziekte van de werknemer. Het verzoek werd afgewezen en Teico werd veroordeeld in de proceskosten van de werknemer. De beschikking werd gegeven door kantonrechter F.J. Lourens op 20 oktober 2015.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 4324399 EA VERZ 15-822
beschikking van: 20 oktober 2015
func.: 21925

beschikking van de kantonrechter

I n z a k e

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Teico Service B.V.

gevestigd te Lijnden
verzoekster
nader te noemen: Teico
gemachtigde: mr. A. Kouwets
t e g e n

[verweerster]

wonende te [woonplaats]
verweerster
nader te noemen: [verweerster]
gemachtigden: mrs. E.H.J. Slager en J. Polman

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Teico heeft op 24 juli 2015 een verzoek ingediend dat strekt tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst.
[verweerster] heeft een verweerschrift ingediend.
Het verzoek is mondeling behandeld ter terechtzitting van 29 september 2015. Teico is verschenen bij [naam 1] vergezeld door de gemachtigde. [verweerster] is in persoon verschenen, vergezeld door de gemachtigden. Partijen hebben ter zitting hun standpunten toegelicht, de gemachtigde mr. Slager aan de hand van een overgelegde pleitnota. Na verder debat is een datum voor beschikking bepaald.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Uitgangspunten

1. Uitgegaan wordt van het volgende.
1.1
[verweerster] , geboren op [geboortedatum] , is sedert [datum] in dienst van Teico en is laatstelijk werkzaam in de functie van medewerker algemeen schoonmaak-onderhoud. Het bruto salaris per 4 weken bedraagt € 449,60 exclusief vakantietoeslag. [verweerster] werkt 10 uur per week, verdeeld over 5 werkdagen.
1.2
[verweerster] is sinds 14 april 2014 arbeidsongeschikt.
1.3
In de “Bijstelling Probleemanalyse WIA” d.d. 25 februari 2015 staat het volgende:
“(…) Werknemer ondergaat momenteel een behandeling, maar deze is onvoldoende adequaat. (..) Geadviseerd wordt een Multidisciplinair behandeltraject op te starten. De prognose voor een volledige werkhervatting in de eigen werk is ongunstig.
Rekening houdend met de beperkingen kan de werknemer starten in de aangepaste (eigen) werkzaamheden voor 3 x 1 uur per week. (...)”
1.4
Teico heeft [verweerster] verzocht om per 27 maart 2015 te re-integreren in aangepaste taken voor 1 uur per dag. [verweerster] is op 27 maart 2015 niet op het werk verschenen zonder opgaaf van reden.
1.5
Op 16 april 2015 zijn partijen een gesprek aangegaan. Daarin heeft [verweerster] verklaard dat zij de op 27 maart 2015 aangeboden werkzaamheden niet passend acht, de communicatie omtrent de re-integratie niet als plezierig ervaart en dat zij ter zake een deskundigenoordeel zal aanvragen.
1.6
In de “Bijstelling Probleemanalyse WIA” d.d. 10 april 2015 staat het volgende:
“(…) Werknemer ondergaat momenteel een behandeling, maar deze is onvoldoende adequaat. (..) Geadviseerd wordt een Multidisciplinair behandeltraject op te starten. De prognose voor een volledige werkhervatting in de eigen werk is ongunstig.
Naast de beperkingen zoals omschreven in de re-integratie mogelijkheden lijst van februari bestaan er nu ook verstoorde arbeidsverhoudingen.
(…)
Het advies is om de verstoorde arbeidsverhoudingen op te lossen door met elkaar in gesprek te gaan (…).
Rekening houdend met de beperkingen (…) kan werknemer starten in aangepaste (eigen) werkzaamheden voor 3 x 1 uur per week. (…)
Gezien de looptijd van het verzuim en de ongunstige prognose wordt geadviseerd om Arbeidsdeskundig Onderzoek in te zetten om de mogelijkheden in het 1e en 2e spoor te onderzoeken.
Het advies is om op korte termijn een multi disciplinair traject te starten. (…)
Medische informatie zal bij de behandelaren van de werknemer opgevraagd worden om meer inzage te krijgen in de diagnose, het behandelplan en de prognose. (..)”
1.7
Op 1 april 2015 heeft Teico [verweerster] schriftelijk bericht dat zij de salarisbetaling heeft opgeschort, omdat [verweerster] niet is gestart met de aangepaste werkzaamheden.
1.8
Op 8 mei 2015 heeft Teico [verweerster] schriftelijk bericht dat zij de salarisbetaling heeft stopgezet om dezelfde reden, en omdat het UWV heeft bevestigd dat [verweerster] geen aanvraag deskundigenoordeel heeft ingediend.
1.9
Op 28 juli 2015 heeft de arbeidsdeskundige van het UWV, [naam 2] , op verzoek van [verweerster] d.d. 2 juni 2015 geoordeeld dat het door Teico op 27 maart 2015 aangeboden werk niet passend was/is.
1.1
Bij e-mail van 15 september 2015 heeft [verweerster] via haar gemachtigde verklaard dat zij bereid is een medische machtiging te geven en heeft de gemachtigde verzocht om verzending van de betreffende verklaring, opdat [verweerster] die kan ondertekenen.
1.11
Op 16 september 2015 heeft de arbeidsdeskundige van het UWV, [naam 2] , op verzoek van Teico d.d. 3 september 2015 geoordeeld dat [verweerster] niet voldoende heeft meegewerkt aan haar re-integratie door geen medische machtiging te ondertekenen.
1.12
Op 29 september 2015 heeft [verweerster] de medische machtiging afgegeven.

Verzoek

2. Teico verzoekt de arbeidsovereenkomst met [verweerster] te ontbinden op grond van artikel 7:671b lid 1, onderdeel a jo. 7:669 lid 3, primair onderdeel e en, subsidiair onderdeel g van het Burgerlijk Wetboek (BW).
3. Aan dit verzoek legt Teico ten grondslag dat sprake is van verwijtbaar handelen van [verweerster] zodanig dat van Teico redelijkerwijs niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Daartoe heeft Teico gesteld dat [verweerster] hardnekkig weigert een start te maken met haar re-integratie, ondanks dat zij beschikt over benutbare mogelijkheden. Subsidiair heeft Teico aangevoerd dat sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding, zodanig dat van Teico redelijkerwijs niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. De verstoorde arbeidsverhouding bestaat hierin, dat naast het hiervoor vermelde, [verweerster] niet bereid is om op redelijke wijze te communiceren over het re-integratietraject, aldus Teico.
4. Hoewel [verweerster] wegens ziekte arbeidsongeschikt wordt geacht tot het verrichten van arbeid, is volgens Teico het opzegverbod niet van toepassing, omdat [verweerster] zonder deugdelijke grond de verplichtingen ex artikel 7: 660a BW, kort gezegd het meewerken aan re-integratie, niet nakomt. Voor zover sprake is van een opzegverbod heeft Teico aangevoerd dat het verzoek geen verband houdt met omstandigheden waarop het opzegverbod betrekking heeft.
5. Op het standpunt van Teico zal bij de beoordeling verder worden ingegaan.

Verweer

6. [verweerster] heeft het verzoek van Teico gemotiveerd bestreden. Haar conclusie strekt ertoe, dat het verzoek van Teico wordt afgewezen. Voor zover de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden, verzoekt [verweerster] om toekenning van een nader te begroten, billijke vergoeding op grond van artikel 7:671 b lid 8 BW inclusief een transitievergoeding op grond van artikel 7:673 BW, althans een billijke transitievergoeding van € 1.199,04. Een en ander rekening houdend met de fictieve opzegtermijn in artikel 10 van de CAO voor het Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf.
7. Op het standpunt van [verweerster] zal bij de beoordeling verder worden ingegaan.

Beoordeling

8. De kantonrechter stelt vast dat sprake is van een opzegverbod, omdat [verweerster] ongeschikt is tot het verrichten van haar arbeid wegens ziekte. De vraag is of dit opzegverbod in de weg staat aan de verzochte ontbinding gezien artikel 7:671b lid 6 BW, meer in het bijzonder of het verzoek een verband houdt met de ziekte van [verweerster] . Dienaangaande wordt het volgende overwogen.
9. Door het Deskundigenoordeel d.d. 28 juli 2015 is met terugwerkende kracht vastgesteld dat de door Teico op 27 maart 2015 aangeboden arbeid niet passend was/is. Gelet hierop kan [verweerster] niet worden verweten dat zij toentertijd en de daarna volgende periode niet is begonnen met de aangepaste taken, zoals aangeboden door Teico.
10. Op verzoek van Teico is op 16 september 2015 opnieuw een deskundigenoordeel gegeven. Daarin is geconcludeerd dat [verweerster] niet voldoende heeft meegewerkt aan haar re-integratie. Aan dit oordeel ligt ten grondslag dat [verweerster] verwijtbaar heeft gehandeld door geen medische machtiging van de bedrijfsarts te ondertekenen. Deze machtiging is noodzakelijk omdat, zo is in het deskundigenoordeel van 16 september 2015 te lezen, de verzekeringsarts [verweerster] kent uit een voorgaand deskundigenoordeel (28 juli 2015) en die heeft aangegeven dat de medische situatie van [verweerster] complex is. Teico heeft dit laatste niet bestreden. Ook de bedrijfsarts, zo blijkt uit voornoemd oordeel, is van mening dat het opvragen van medische informatie bij de behandelaars van [verweerster] noodzakelijk is om de belastbaarheid van [verweerster] in kaart te brengen, hetgeen weer noodzakelijk is voor het vaststellen van de mogelijkheden van de re-integratie van [verweerster] .
11. Ter zitting is gebleken dat [verweerster] de betreffende medische machtiging inmiddels heeft ondertekend.
12. Gelet op het voorgaande is het door Teico gestelde verwijtbaar handelen van [verweerster] niet komen vast staan. Het is Teico die ervoor kiest om het verzoek tot ontbinding door te zetten, ondanks dat de met het oog op re-integratie benutbare mogelijkheden van [verweerster] niet verder zijn onderzocht.
13. Aan Teico kan worden toegegeven dat de wijze van communiceren van [verweerster] over haar arbeidsongeschiktheid en de in dat kader beoogde re-integratie verbetering behoeft. Uit het bepaalde in artikel 7:629 lid 6 BW volgt dat [verweerster] zich dient te houden aan redelijke voorschriften omtrent het verstrekken van de inlichtingen die Teico als werkgever behoeft om het recht op loon vast te stellen. Daartoe behoort dat [verweerster] reageert op verzoeken van Teico om contact op te nemen en niet slechts via haar zoon communiceert over haar arbeidsongeschiktheid, alsmede dat [verweerster] meewerkt aan het verzamelen van medische informatie. Aannemelijk is geworden dat [verweerster] op deze punten tekort schiet. Deze constatering is evenwel onvoldoende zwaarwegend om te oordelen dat sprake is van verwijtbaar handelen, zodanig dat van Teico niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat [verweerster] wel steeds is verschenen op het spreekuur van de bedrijfsarts, die de arbeidsongeschiktheid van [verweerster] heeft kunnen onderzoeken.
14. Voor zover Teico het verwijtbaar handelen heeft gegrond op het onvoldoende voortvarend aanvragen van een deskundigenoordeel respectievelijk ondertekenen van de medische machtiging geldt het volgende. Niet is gesteld of gebleken dat Teico in het gesprek van 16 april of daarna op enigerlei wijze open stond voor de door [verweerster] (achteraf juist gebleken) aangegeven bezwaren tegen de voorgestelde wijze van re-integratie. [verweerster] resteerde dus niets anders dan het aanvragen van een deskundigenoordeel. Dit heeft zij op 2 juni 2015 gedaan. De duur van de tussenliggende periode is niet te beschouwen als ontoelaatbaar lang. De relatief lange duur van de procedure kan [verweerster] , zo blijkt uit de terzake overgelegde e-mail correspondentie met het UWV, voorts niet worden toegerekend.
15. Voor wat betreft de medische machtiging in verband met de aanvraag van het deskundigenoordeel van Teico op 3 september 2015 acht de kantonrechter niet onbegrijpelijk dat bij [verweerster] verwarring is ontstaan over de noodzaak daarvan, en dat daardoor de ondertekening is vertraagd. Immers, Teico had reeds op 24 juli 2015 door indiening van het verzoekschrift laten blijken dat zij streefde naar beëindiging van de arbeidsovereenkomst en re-integratie wat haar betreft kennelijk niet meer aan de orde was.
16. De subsidiair aangevoerde verstoorde arbeidsverhouding kan ook niet slagen. Uit de rapportage van de bedrijfsarts blijkt dat [verweerster] de verstoring van de arbeidsverhouding heeft aangekaart. Conform het advies van de bedrijfsarts is [verweerster] met Teico begin april 2015 een gesprek aangegaan, derhalve zeer spoedig na de betreffende rapportage en het verzoek van Teico om te starten met de re-integratie. Dat [verweerster] in dat gesprek heeft gezegd dat zij nog niet kon starten met de re-integratie kan, zo bleek hiervoor al, haar niet worden verweten. Een eventuele verstoring van de arbeidsverhouding om die reden derhalve evenmin. In het licht van hetgeen hiervoor onder 14 en 15 is overwogen, is de stelling dat [verweerster] niet bereid is om op redelijke wijze te communiceren over het re-integratietraject onvoldoende onderbouwd om te oordelen dat sprake is van een verstoring van de arbeidsverhouding, zodanig dat van Teico niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren.
17. Concluderend stelt de kantonrechter vast dat geen redelijke grond voor ontbinding bestaat en dat de door Teico aangevoerde redenen bovendien verband houden met de ziekte van [verweerster] . Het verzoek zal daarom worden afgewezen.
18. Teico zal de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.

BESLISSING

De kantonrechter:
wijst het verzoek af;
veroordeelt Teico in de kosten van deze procedure, aan de zijde van [verweerster] tot op heden begroot op € 545,- voor salaris van de gemachtigde, voor zover verschuldigd, inclusief BTW;
veroordeelt Teico tot betaling van een bedrag van € 50,00 aan nasalaris, te verhogen met een bedrag van € 68,00 aan kosten voor betekening onder de voorwaarde dat betekening van het beschikking heeft plaatsgevonden en Teico niet binnen 14 dagen na aanschrijving vrijwillig aan het beschikking heeft voldaan, een en ander voor zover van toepassing inclusief BTW;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. F.J. Lourens, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 oktober 2015 in tegenwoordigheid van de griffier.