ECLI:NL:RBAMS:2015:7214

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
30 september 2015
Publicatiedatum
20 oktober 2015
Zaaknummer
EA VERZ 15-821
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst wegens verwijtbaar handelen werknemer en rol van werkgever in vakantieplanning

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 30 september 2015 uitspraak gedaan in een ontbindingsverzoek van de besloten vennootschap Verfrollenfabriek Roll Roy B.V. tegen haar werknemer, [verweerder]. Het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst is gedaan op basis van verwijtbaar handelen van de werknemer, die in strijd met de instructies van de werkgever op vakantie ging. De werknemer had in januari 2015 een vakantie geboekt voor de eerste drie weken van de zomervakantie, zonder overleg met zijn collega [naam 2], die ook in die periode vakantie had aangevraagd. De werkgever stelde dat de werknemer op de hoogte was van de vakantieplanning en dat zijn handelen leidde tot verstoring van het productieproces.

Tijdens de mondelinge behandeling op 16 september 2015 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. De kantonrechter heeft vastgesteld dat zowel de werknemer als de werkgever verantwoordelijk waren voor de ontstane situatie. De werknemer had de instructies van de werkgever genegeerd, maar de werkgever had ook nagelaten om de vakantieplanning goed te coördineren. De kantonrechter oordeelde dat het verwijtbare handelen van de werknemer niet zodanig was dat voortzetting van de arbeidsovereenkomst in redelijkheid niet gevergd kon worden. De werkgever had de werknemer op non-actief gesteld, wat het overleg over de voortzetting van de arbeidsovereenkomst bemoeilijkte.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst afgewezen, met de beslissing dat partijen hun eigen proceskosten dragen. De uitspraak benadrukt de gezamenlijke verantwoordelijkheid van zowel werknemer als werkgever in het naleven van afspraken en instructies met betrekking tot vakantieplanning.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 4324279 EA VERZ 15-821
beschikking van: 30 september 2015
func.: 8622

beschikking van de kantonrechter

I n z a k e

de besloten vennootschap Verfrollenfabriek Roll Roy B.V.

gevestigd te Amsterdam
verzoekster
nader te noemen: Roll Roy
gemachtigde: mr. P.P. Otte
t e g e n

[verweerder]

wonende te [plaats]
verweerder
nader te noemen: [verweerder]
gemachtigde: mr. G. Mers

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Het verzoekschrift strekt tot ontbinding van de hierna te noemen arbeidsovereenkomst.
[verweerder] heeft een verweerschrift ingediend.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 16 september 2015. Roll Roy is verschenen bij haar [functie] , [naam 1] vergezeld van de gemachtigde. [verweerder] is verschenen met de gemachtigde. Partijen hebben ter zitting hun standpunten nader toegelicht, mede aan de hand van pleitaantekeningen, en vragen van de kantonrechter beantwoord.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

1. Als uitgangspunt geldt het volgende:
1.1.
[verweerder] , geboren op [datum] , is sinds 1 februari 2008 op basis van een arbeidsovereenkomst bij Roll Roy in dienst in de functie van productie planner.
1.2.
Het brutoloon bedraagt thans € 2.725,00 per maand.
1.3.
Op de arbeidsovereenkomst zijn bij nadere regeling arbeidsvoorwaarden van toepassing verklaard, waarin onder artikel 13 lid 5 staat vermeld:
Niet collectief vastgestelde snipperdagen dienen, tenminste drie werkdagen vooraf, bij de Directie te worden aangevraagd. Per kalenderjaar mogen maximaal 20 vakantiedagen aaneengesloten worden opgenomen. Aaneengesloten vakantie doorgegeven vóór 15 maart van het betreffende jaar worden in de regel gehonoreerd, daarna in overleg met de Directie, waarbij het beginsel “wie eerst komt, wie eerst maalt” de leidraad zal zijn.
1.4.
Tot en met 2013 was [verweerder] de enige met de functie productie planner. Tijdens de zomervakanties werden zijn werkzaamheden waargenomen door de heer
[naam 1] (verder: [naam 1] ), [functie] van Roll Roy. [naam 1] was in de zomer nooit in de schoolvakanties afwezig, zodat [verweerder] zijn vakantie eenzijdig kon plannen, zonder de regeling in de arbeidsvoorwaarden te volgen.
1.5.
Begin 2014 werd een tweede werknemer met de functie productie planner aangenomen, [naam 2] (verder: [naam 2] ). Eveneens met ingang van 2014 vond binnen Roll Roy een reorganisatie plaats, met als gevolg dat [verweerder] voortaan tijdens vakanties de werkzaamheden van [naam 2] diende waar te nemen en vice versa. In 2014 leverde dit geen problemen op; [naam 2] had vakantie gedurende de eerste 3 weken van de zomervakantie en [verweerder] gedurende de laatste 3 weken.
1.6.
Op 23 januari 2015 boekte [verweerder] een vliegreis voor hem en zijn gezin voor de eerste 2 weken van de zomervakantie van 2015. Later breidde hij deze boeking uit met de derde week van die zomervakantie.
1.7.
In ieder geval in april 2015 werd het [verweerder] duidelijk dat ook [naam 2] een vakantie had geboekt in de eerste 3 weken van de zomervakantie van 2015.
1.8.
Op 1 juni 2015 heeft [verweerder] een bericht op het bureau van [naam 1] achtergelaten, met de strekking dat hij de eerste 3 weken van de zomervakantie vakantiedagen op wilde nemen.
1.9.
Op 10 juni 2015 zond Roll Roy een brief aan [verweerder] met daarin onder meer vermeld:
Bij jou was bekend dat [naam 2] in genoemde periode op vakantie zou zijn, was al bekend eind vorig jaar, dus is vakantie opnemen in deze periode geen optie. Ik heb je dan ook mondeling meegedeeld dat het niet mogelijk is om in deze periode vakantie op te nemen. (…) Ik heb je dan ook meegedeeld dat er een oplossing gezocht moet worden en dat ik deze graag zo snel mogelijk van je verneem gezien het tijdspad.We zijn nu meer dan een week verder en heb tot op heden geen reactie van je vernomen hoe een en ander wordt opgelost. Ik meld je daarom hierbij nogmaals schriftelijk dat er geen toestemming wordt verleend om in de periode van 3 juli t/m vrijdag 24 juli vakantiedagen op te nemen, zoals al eerder mondeling meegedeeld. Mocht je in deze periode niet op je werk verschijnen zien we dat als niet naleven van de regels, welke wij als verfrollenfabriek Roll Roy bv hanteren volgens het huishoudelijk reglement, en zullen hier passende maatregelen op nemen.
1.10.
Bij ongedateerd schrijven heeft [verweerder] gereageerd. Daarin laat hij onder meer weten:
vandaar dat ik pas 1 juni mijn vakantie aan [naam 1] , ktr] heb door kunnen geven (…) plus [naam 2] , ktr] en ik waren het eerlijk gezegd vergeten om door te geven. (…) [naam 1] moest nog afwachten wat zijn vrouw zou doen met de vakantie dat wist hij toen nog niet zeker. Hij wist dit pas volgens mij ergens in april en hij kon dus ook alleen de eerste 3 weken van de kindervakantie, ik zou dus volgens jullie moeten afwachten wat [naam 1] zou gaan doen zo werkt dat niet (… ). Jij had zijn vakantie al besproken in zijn contract bespreking zodat hij vorig jaar in 2013 en dit jaar 2014 weer de eerste weken kon nemen en ik weer de laatste 3 weken. (…)Dus ik blijf bij mijn eerder genomen besluit om na een jaar werken van 3 juli t/m 24 juli met mijn gezin op vakantie te gaan, ik heb er namelijk ook recht op en dan het liefst ZONDER dreigbrief (…)
1.11.
Op 18 juni 2015 is [verweerder] op non-actief gesteld.
1.12.
Op 1 juli 2015 heeft een bespreking tussen partijen plaatsgevonden. De gemachtigde van Roll Roy heeft de inhoud hiervan vastgelegd in een e-mail. Deze vermeldt onder meer:
De doelstelling van het gesprek was om tezamen tot een oplossing te komen, anders dan beëindiging van uw dienstverband. (…)Met u is de mogelijkheid besproken om een uitzendkracht in te huren voor de periode dat u op vakantie bent. De werkgever heeft aangegeven hierin geen toereikende oplossing in te zien. (…) Daarnaast zal de werkgever extra kosten hebben aan het inhuren van een uitzendkracht. (…) Later gaf u aan bij te willen dragen in deze kosten. (…)
Aan u is gevraagd om een (andere) oplossing aan te dragen. Dit kon u niet. U heeft aangegeven dat het voor u geen optie is om niet op vakantie te gaan, ook niet als dat betekent dat uw werkgever de rechter zal verzoeken om ontbinding van uw arbeidsovereenkomst. Met u is besproken dat, indien u besluit om op vakantie te gaan, het vertrouwen van de werkgever is geschaad en de arbeidsrelatie zal zijn verstoord.
1.13.
[verweerder] is in de eerste 3 weken van de schoolvakantie op vakantie gegaan, evenals [naam 2] .

Verzoek en verweer

2. Roll Roy verzoekt ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Zij stelt dat sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding, verwijtbaar handelen, althans andere omstandigheden die tot beëindiging moeten leiden, als bedoeld in artikel 7:669 lid 3 Burgerlijk Wetboek onder respectievelijk e, g en h. [verweerder] wist als planner heel goed hoe het werkte met de vaststelling van vakanties. Als hij zich dan zelf niet aan de regels houdt en vervolgens ondanks waarschuwing van Roll Roy toch op vakantie gaat, is het aan hem te verwijten dat Roll Roy het vertrouwen in hem is verloren. Door het handelen van [verweerder] heeft Roll Roy bovendien gedurende drie weken grote problemen in het productieproces ondervonden, wat tot verminderde productiviteit heeft geleid.
3. [verweerder] voert verweer. Daarop zal hierna, voor zover van belang, nader worden ingegaan.

Beoordeling

4. De kantonrechter stelt voorop dat uit artikel 7:669 lid 1 BW volgt dat de arbeidsovereenkomst alleen kan worden ontbonden indien daar een redelijke grond voor is en herplaatsing van de werknemer binnen een redelijke termijn niet mogelijk is of niet in de rede ligt. In artikel 7:669 lid 3 BW is nader omschreven wat onder een redelijke grond moet worden verstaan.
5. Vast staat dat [verweerder] er van op de hoogte was dat [naam 2] en hij elkaar tijdens vakanties moesten vervangen. Voorts staat vast dat [verweerder] in januari 2015 zonder vooroverleg met [naam 2] een vakantie heeft geboekt. Zelfs als [verweerder] op dat moment – anders dan Roll Roy stelt – niet wist van de vakantieplannen van [naam 2] , heeft hij daarmee het risico van botsende wensen op de koop toe genomen. Toen dat risico zich vervolgens in april verwezenlijkte, heeft [verweerder] niets ondernomen. Pas in juni heeft hij de botsende vakantiewensen van [naam 2] en hem onder de aandacht van Roll Roy gebracht. Een oplossing bleek toen niet meer mogelijk. Dit kan [verweerder] worden verweten.
6. Anderzijds valt ook Roll Roy wel een verwijt te maken. Roll Roy stelt dat [naam 2] al in oktober 2014 toestemming heeft gevraagd en gekregen om in de eerste 3 weken van de zomervakantie 2015 weg te mogen. Het had dan op de weg van Roll Roy gelegen te controleren of dat geen problemen veroorzaakte voor de vakantieplanning van [verweerder] . Door dit aan [naam 2] over te laten, zoals Roll Roy stelt te hebben gedaan, heeft zij het risico van problemen zoals die zich hebben voorgedaan op de koop toe genomen. Ook dat risico heeft zich verwezenlijkt, nu ook [naam 2] in april 2015 de geconstateerde botsende vakantieplannen niet aan Roll Roy heeft gemeld.
7. Naar het oordeel van de kantonrechter was in juni 2015 dan ook sprake van een probleem waarvoor partijen gezamenlijk verantwoordelijkheid droegen, alhoewel het zwaartepunt van de oorzaak ervan bij [verweerder] lag. Uit de communicatie nadien blijkt evenwel dat Roll Roy het probleem vrijwel geheel bij [verweerder] heeft gelegd. Dat rechtvaardigt nog niet dat [verweerder] in strijd met de instructie van Roll Roy op vakantie is gegaan, maar maakt wel dat dit in een ander licht moet worden bezien.
8. Hier komt bij dat Roll Roy [verweerder] al op 18 juni 2015 op non-actief heeft gesteld, waarmee zij verder overleg en herstel van vertrouwen – en daarmee voortzetting van de arbeidsovereenkomst – vergaand heeft bemoeilijkt.
9. De kantonrechter komt dan ook tot het oordeel dat sprake is van verwijtbaar handelen aan de zijde van [verweerder] , doordat hij in strijd met de instructie van Roll Roy op vakantie is gegaan. Dat handelen is echter niet zodanig dat van Roll Roy in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Bij dat laatste speelt een rol dat van andere incidenten gedurende het dienstverband van [verweerder] niet is gebleken, terwijl Roll Roy door de op non-actiefstelling een constructief overleg over voortzetting van het dienstverband illusoir heeft gemaakt. Ook na afloop van de gewraakte vakantie van [verweerder] heeft Roll Roy voor dergelijk overleg niet open gestaan.
10. Dat een signaal moest worden gegeven dat het handelen van [verweerder] niet wordt getolereerd, zoals Roll Roy nog heeft betoogd, is begrijpelijk. Dat signaal had echter ook een minder vergaand middel dan de nu bewandelde weg van op non-actiefstelling en een ontbindingsverzoek kunnen zijn, terwijl Roll Roy ook in staat geacht moet worden een minder vergaand middel aan haar andere medewerkers uit te leggen.
11. Roll Roy heeft aan de drie gronden voor ontbinding dezelfde feiten en motivering ten grondslag gelegd. Nu hiervoor is geoordeeld dat het handelen van [verweerder] aan voortzetting van de arbeidsovereenkomst niet in de weg staat, kan geen van de aangevoerde gronden tot ontbinding leiden. De slotsom is dat het verzoek zal worden afgewezen.
12. De proceskosten worden gecompenseerd in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt.

BESLISSING

De kantonrechter:
wijst het verzoek af;
bepaalt dat partijen de eigen proceskosten dragen.
Aldus gegeven door mr. C.W. Inden, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 september 2015 in tegenwoordigheid van de griffier.
De griffier, De kantonrechter,