8.3.Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon en de draagkracht van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan creditcardfraude. Zijn mededader heeft diverse keren opzettelijk gebruik gemaakt van valse creditcards en op het moment van aanhouding had verdachte aankopen in zijn auto staan die met behulp van valse creditcards zijn aangeschaft. Dergelijke, kennelijk uit winstbejag, ingegeven gedragingen leiden tot ontwrichting van het voor het maatschappelijke verkeer zo belangrijke betalingsverkeer en hebben bij de benadeelden en creditcardmaatschappijen tot aanzienlijke schade geleid. Nu het betalingsverkeer in Nederland steeds vaker verloopt via geautomatiseerde weg, moeten gebruikers ervan uit kunnen gaan dat hun transacties veilig verlopen.
Voorts is verdachte bij een poging hem aan te houden terzake bovengenoemde fraude met zijn auto met hoge snelheid weggereden en hij is met een hogere snelheid dan ter plaatse geoorloofd en veilig was door blijven rijden, heeft een agent meegesleurd, is vervolgens tegen een fietser aangereden en is uiteindelijk tot stilstand gekomen tegen een auto. Hij heeft de aanmerkelijke kans voor lief genomen die agent en inzittenden van de auto zwaar lichamelijk letsel toe te brengen en de fietser van het leven te beroven. Dat de agent en de fietser geen zwaar lichamelijk letsel hebben opgelopen en de overige weggebruikers met de schrik zijn vrijgekomen is dus geenszins aan verdachte te danken nu verdachte onaanvaardbaar grote risico’s heeft genomen door zich met een auto met hoge snelheid een weg te banen door het zich in de binnenstad bevindende drukke verkeer. Verdachte heeft zich daarbij niet bekommerd om het (levens)gevaar dat zijn gedrag oplevert voor anderen die er geen rekening mee hoeven te houden dat verdachte zich als een bezetene door het verkeer begeeft, omdat hij zich wilde onttrekken aan zijn aanhouding. Het hele rijgedrag van verdachte was zo gevaarzettend dat hij daarmee de veiligheid van meerdere weggebruikers ernstig in gevaar heeft gebracht. Voorts heeft hij tot twee keer toe de plaats van het ongeval verlaten en heeft hij zich niet bekommerd om de lichamelijke gezondheid of het eigendom van andere verkeersdeelnemers die bij dat ongeval betrokken waren.
Hoewel de verschillende verwijtbare acties van verdachte slechts in een zeer kort tijdsbestek hebben plaatsgevonden, acht de rechtbank, gelet op de ernst van de feiten, een gevangenisstraf van na te noemen duur op zijn plaats. De rechtbank zal een deel van die straf voorwaardelijk opleggen om verdachte een extra reden te geven zich in de toekomst van dergelijk gedrag te onthouden..
De rechtbank heeft kennis genomen van het advies van 21 mei 2014 van de Reclassering Nederland en van het afloopbericht van het toezicht van het Leger des Heils, Jeugdbescherming en reclassering van 16 september 2015. De officier van justitie heeft het advies van 21 mei 2014 met betrekking tot het opleggen van bijzondere voorwaarden overgenomen.
De rechtbank ziet op dit moment geen aanleiding om reclasseringscontact in de vorm van een meldplicht en een gedragsinterventie als bijzondere voorwaarde op te leggen. Uit voornoemd afloopbericht van 16 september 2015 blijkt dat verdachte weinig openheid van zaken geeft over wat hem bezighoudt en waaraan hij zijn tijd besteed. Verdachte maakt een zeer afwachtende en passieve indruk als het gaat om het nemen van verantwoordelijkheid om richting te geven aan zijn eigen leven. Gelet op de houding van de verdachte lijkt begeleiding van de reclassering naar het oordeel van de rechtbank weinig zinvol.
De rechtbank acht het gevaarzettend gedrag zoals bewezen verklaard onder feit 8 zo ernstig dat hiervoor een ontzegging van de bevoegdheid motorvoertuigen te besturen voor langere duur op zijn plaats is.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op het feit dat de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt dan de officier van justitie en gelet op overige hiervoor genoemde omstandigheden aanleiding bestaat bij de straftoemeting af te wijken van wat de officier van justitie heeft gevorderd.
Onder verdachte is het volgende voorwerp in beslag genomen: een witte IPhone 5 (4716835)
Het voorwerp behoort aan verdachte toe. Nu met behulp van dit voorwerp het onder 9. bewezen geachte is begaan, wordt dit voorwerp verbeurdverklaard.
Ten aanzien van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat behandeling van slechts een deel van de vordering van American Express Services Europe Ltd (hierna American Express), niet een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 9 bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert dit deel op € 400,- (vierhonderd euro). De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van American Express voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.
De vordering ten aanzien van de aankopen bij de Bijenkorf op 8 maart 2014 van € 5.600,- en € 280,- wordt niet ontvankelijk verklaard, nu deze aankopen zijn aangetroffen in de auto van verdachte. De rechtbank zal bepalen dat deze goederen retour gaan naar de Bijenkorf.
Nu niet is gebleken dat het bewezen geachte feit aan American Express voor het overige rechtstreeks schade heeft toegebracht, is de benadeelde partij ook in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de vordering van [verbalisant 1] niet een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 1. bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op € 1500,- (vijftienhonderd euro) immateriële schade. De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [verbalisant 1] voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.
Ten aanzien van de vordering tot gevangenneming
De rechtbank wijst de vordering van de officier van justitie tot gevangenneming van verdachte af. Daartoe overweegt de rechtbank dat hoewel aan de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur wordt opgelegd, de rechtbank geen gronden ziet die zo acuut en dringend zijn dat deze gevangenneming rechtvaardigen.