ECLI:NL:RBAMS:2015:6829

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
7 juli 2015
Publicatiedatum
8 oktober 2015
Zaaknummer
HA RK 191.2015
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter in verkeerszaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 7 juli 2015 een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door een verzoeker tegen mr. E.R.S.M. Marres, kantonrechter te Amsterdam. Het wrakingsverzoek was ingediend naar aanleiding van een verkeerszaak waarin de verzoeker zich geconfronteerd zag met beschuldigingen van snelheidsovertredingen. De verzoeker stelde dat de rechter partijdig was en niet geïnteresseerd in een eerlijke procesgang. Hij voerde aan dat de rechter niet adequaat had gehandeld in het onderzoek naar de gebruikte flitsapparatuur en dat er geen objectieve basis was voor de vaststelling van zijn snelheid. De rechtbank oordeelde dat de enkele omstandigheid dat de griffie de verzoeker had opgeroepen voor de zitting, niet voldoende was om te concluderen dat er sprake was van vooringenomenheid van de rechter. De rechtbank benadrukte dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit vermoeden weerleggen. De rechtbank concludeerde dat het wrakingsverzoek evident ongegrond was en dat er geen aanleiding was voor een mondelinge behandeling. Bovendien werd vastgesteld dat het wrakingsmiddel lichtvaardig was ingezet, wat leidde tot de beslissing dat een volgend verzoek tot wraking tegen dezelfde rechter niet meer in behandeling zou worden genomen. De procedure werd hervat in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van de indiening van het wrakingsverzoek.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Wrakingskamer
Beschikking op het bij e-mail van 23 juni 2015 ingediende en onder rekestnummer C/15/589035/HA RK 191.2015 ingeschreven verzoek van:
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker,
welk verzoek strekt tot wraking van mr. E.R.S.M. Marres, kantonrechter te Amsterdam, hierna: de rechter.

1.Verloop van de procedure

1.1
Bij brief van 16 juni 2015 is door de griffie van de afdeling privaatrecht team kanton aan verzoeker medegedeeld dat het door hem ingestelde beroep tegen de beslissing van de officier van justitie zal worden behandeld op de openbare terecht-zitting van dinsdag 21 juli 2015 te 09.45 uur.
1.2
Verzoeker heeft bij e-mail van 23 juni 2015 het wrakingsverzoek van de rechter ingediend.

2.Het verzoek en de gronden daarvan

Het verzoek houdt - voor zover van belang - in:
‘In deze zaak wraak ik de rechter, een zekere marres.
Ik heb al anderhalf jaar geleden de aantijgingen van overtreding van de maximumsnelheid weerlegd met een andere, tegenstrijdige, aantijging en het om voor de keuze gesteld: of ze geven toe dat de gebruikte flitsapparatuur niet deugt, waarbij ik mijn geld terugkrijg, of ze leggen uit hoe ik tussen twee meetmomenten in zes minuten tijd een afstand van zeventien kilometer heb kunnen afleggen, wat een snelheid van 170 kilometer per uur betekent, zonder dat ik ergens tegen aan ben gereden of zonder dat de gemeten snelheid aanzienlijk hoger ligt dan thans “vastgesteld”. Daarnaast wijzen de foto’s in het dossier uit dat de berekende snelheid niet klopt.
Het om heeft nooit een verklaring overlegd laat staan een onderzoek uitgevoerd. Noch een dergelijke verklaring noch een dergelijk onderzoek is in het dossier terug te vinden.
Nu blijkt dat in de “toelichting van de verbalisant” zelfs de ijkdatum ontbreekt! De rechter is niet eens in staat om na te gaan of de apparatuur wel goed functioneerde! En toch denkt hij op 21 juli a.s., bijna twee jaar na de verkeers”overtreding” zonder ook maar één kritische blik in het dossier te hebben geworpen, te gaan vaststellen “dat hij geen enkele aanleiding ziet om aan de aantijging van het om te twijfelen” of een verklaring van dergelijke strekking.
Dit rechtvaardigt maar één conclusie: deze rechter is partijdig en niet geïnteresseerd in een correcte, eerlijke, op een volledig dossier gebaseerde en op waarheidsvinding gerichte procesgang. Deze rechter gaat liever op de laatste dag voor zijn vakantie, op een zo vroeg mogelijk tijdstip, nog even snel een proces voeren om de zaak achter mijn rug om te kunnen afronden, hopende dat ik hier toch niet achter kom. Wel, ik ben er dus wél achter gekomen.
Bovendien komt de vraag aan de orde waarom het om en de politie de ijkdatum niet hebben vermeld. Hebben ze soms wat te verbergen? Is de ijkdatum misschien niet ouder dan een jaar? Is de apparatuur misschien niet in orde? Maar dit alles kan de rechter geen bal schelen! Als hij maar op tijd op vakantie kan!!
Ik vind deze gang van zaken buitengewoon smerig en te schandelijk voor woorden.
Ik eis een andere rechter. Bovendien ga ik tegen de verantwoordelijke ovj en politie-ambtenaar maar eens een klacht wegens meineed voorbereiden. En misschien klaag ik deze rechter nog eens aan wegens overtreding van artikel 6 EVRM.’

3.De beoordeling van het verzoek

3.1
Wraking van een rechter is slechts mogelijk op grond van feiten of omstandig-heden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan kan sprake zijn indien de rechter jegens een partij vooringenomen is of indien de vrees van een partij daarvoor objectief gerechtvaardigd is.
3.2
Bij de beoordeling daarvan moet voorop staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandig-heden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat de rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
3.3
Uit de wet ( art. 12a Wet administratieve handhaving verkeersovertredingen in verband met art. 512 en 513 Wetboek van Strafvordering) en het vermoeden van onpartijdigheid volgt dat een verzoeker concrete feiten en omstandigheden dient aan te voeren waaruit afgeleid kan worden dat de rechters jegens een partij vooringenomen zijn, of dat de vrees van een partij dat er sprake is van een dergelijke vooringenomenheid objectief gerechtvaardigd is.
3.4
Uit de enkele omstandigheid dat de griffie van de afdeling privaatrecht team kanton verzoeker heeft opgeroepen voor de zitting op een bepaald tijdstip, waarbij kennelijk ook de naam is genoemd van de rechter die de zaak zal behandelen, kan geen, laat staan een objectief gerechtvaardigde, vrees worden afgeleid dat deze rechter jegens verzoeker vooringenomen zou zijn.
3.5
Voor een mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek bestaat geen aanleiding. Het in artikel 515 van het Wetboek van strafvordering als vanzelfsprekend opgenomen recht op hoor en wederhoor is door de wetgever bedoeld voor het onderzoek van de gegrondheid van het verzoek. Aan dat onderzoek komt de wrakingskamer niet toe, omdat het verzoek evident ongegrond is.
3.6
Omdat door verzoeker het middel van wraking lichtvaardig is ingezet, is naar het oordeel van de rechtbank sprake van misbruik van recht. De rechtbank zal daarom bepalen dat een volgend verzoek tot wraking van de rechter die belast is met de behandeling van de zaak van verzoeker niet meer in behandeling zal worden genomen.
3.7
Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.
BESLISSING
De rechtbank:
- wijst het verzoek tot wraking af;
- bepaalt dat een volgende verzoek tot wraking gericht tegen de rechter die belast is met de behandeling van de zaak van verzoeker niet meer in behandeling zal worden genomen;
- bepaalt dat de procedure wordt hervat in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van de indiening van het wrakingsverzoek.
Aldus gegeven door mr. N.C.H. Blankevoort, voorzitter, mrs. A.W.J. Ros en A.J. Dondorp, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 juli 2015 in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 515, vijfde lid WvSv geen rechtsmiddel open.