In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Amsterdam op 31 juli 2015 een verzoek tot wraking afgewezen dat was ingediend door een verzoeker die gedaagde was in een procedure tegen woningbouwvereniging Stadgenoot. Het wrakingsverzoek was gericht tegen de rechters mr. P.B. Martens, mr. M.G. Tarlavski – Reurslag en mr. A.W.C.M. van Emmerik, die de behandeling van het wrakingsverzoek op zich namen. De verzoeker stelde dat mr. Martens hem van de wijs probeerde te brengen tijdens de mondelinge behandeling en dat er geen proces-verbaal van de zitting zou worden opgemaakt, wat volgens hem een schending van de wettelijke plicht inhield. De wrakingskamer oordeelde dat uit de opname van de mondelinge behandeling niet bleek dat de voorzitter, mr. Martens, de verzoeker van de wijs probeerde te brengen. De voorzitter had de verzoeker juist de gelegenheid gegeven om zijn gronden naar voren te brengen. Ook werd vastgesteld dat er geen wettelijke verplichting bestond om een proces-verbaal op te maken in wrakingsprocedures, in tegenstelling tot reguliere civiele procedures. De wrakingskamer concludeerde dat er geen objectieve aanwijzingen waren voor partijdigheid van de rechters en wees het verzoek tot wraking af.