ECLI:NL:RBAMS:2015:6794
Rechtbank Amsterdam
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing wrakingsverzoek in strafzaak met betrekking tot dossier Rijksrechercheonderzoek
In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam op 5 juni 2015 een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door een verzoeker, die gedetineerd was en als verdachte in een strafzaak was gedagvaard. Het wrakingsverzoek was gericht tegen de rechters J.A.A.G. de Vries, R. Hirzalla en M.B. de Boer, naar aanleiding van een beslissing om het dossier van het Rijksrechercheonderzoek niet aan het strafdossier toe te voegen. De rechtbank oordeelde dat het nog te vroeg was om de officier van justitie te verplichten het volledige dossier toe te voegen, en dat de stukken met betrekking tot de aanhouding van de verzoeker wel aan het dossier moesten worden toegevoegd. De rechtbank stelde vast dat de beslissing van de rechters niet onbegrijpelijk was, gezien de fase van de procedure waarin deze zich bevond, namelijk de eerste pro forma zitting.
Tijdens de zitting op 1 mei 2015 had de verzoeker, vertegenwoordigd door zijn raadsman mr. N. Hendriksen, een mondeling verzoek tot wraking ingediend. De rechters gaven aan niet in het wrakingsverzoek te berusten. Het verzoek werd behandeld op 29 mei 2015, waarbij de raadsman, de rechters en de officier van justitie, mr. H. Hoekstra, werden gehoord. De rechtbank concludeerde dat er geen feiten of omstandigheden waren die de objectieve vrees voor partijdigheid van de rechters konden rechtvaardigen. De beslissing om het dossier van het Rijksrechercheonderzoek niet toe te voegen was niet ingegeven door vooringenomenheid, maar was een procesbeslissing die niet ter discussie kon worden gesteld in een wrakingsprocedure.
De rechtbank besloot het wrakingsverzoek ongegrond te verklaren en de procedure te hervatten in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van de indiening van het wrakingsverzoek. Tegen deze beslissing staat geen voorziening open op grond van artikel 515 lid 5 van het Wetboek van Strafvordering.