In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 8 mei 2015 uitspraak gedaan over een wrakingsverzoek dat was ingediend door verzoekster, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. P.H. Nihof. Het verzoek tot wraking was gericht tegen mr. T.M.A. van Löben Sels, kantonrechter te Amsterdam. De rechtbank heeft vastgesteld dat het wrakingsverzoek niet ontvankelijk is, omdat verzoekster niet de benodigde motivatie heeft gegeven op de zitting van 30 april 2015, waar het verzoek werd ingediend. Volgens artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) kan een rechter gewraakt worden op basis van feiten die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen. Artikel 37 Rv vereist dat een wrakingsverzoek gemotiveerd is en dat dit verzoek wordt gedaan zodra de feiten bekend zijn. De rechtbank oordeelt dat verzoekster op de zitting de gronden van haar verzoek had moeten toelichten, maar dit niet heeft gedaan. De rechtbank concludeert dat het verzoek niet voldoet aan de wettelijke eisen en verklaart verzoekster niet-ontvankelijk in haar verzoek tot wraking. De beslissing is genomen in aanwezigheid van de griffier, en tegen deze beslissing staat geen voorziening open volgens artikel 39, vijfde lid Rv.