ECLI:NL:RBAMS:2015:6788

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 april 2015
Publicatiedatum
7 oktober 2015
Zaaknummer
HA RK 95.2015
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek niet-ontvankelijk na uitspraak door de kantonrechter

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 8 april 2015 uitspraak gedaan over een wrakingsverzoek van een verzoeker, dat was ingediend na de uitspraak van de kantonrechter op 26 maart 2015. De verzoeker had bezwaar gemaakt tegen een administratiefrechtelijke sanctie die hem was opgelegd wegens een verkeersovertreding. Na afwijzing van zijn bezwaar door de officier van justitie, had hij beroep ingesteld bij de kantonrechter. Tijdens de zitting op 26 maart 2015 heeft de kantonrechter de beslissing van de officier van justitie vernietigd, maar de initiële beschikking in stand gelaten. De verzoeker heeft tijdens deze zitting aangegeven de kantonrechter te willen wraken, omdat deze geen aandacht had besteed aan een video-opname die de verzoeker had gemaakt en waarnaar hij verwees in zijn beroepschrift.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het wrakingsverzoek te laat is ingediend, aangezien het verzoek is gedaan na de uitspraak van de kantonrechter. Volgens artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering kan een wrakingsverzoek niet meer worden gedaan nadat in de zaak uitspraak is gedaan. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen aanleiding is voor een mondelinge behandeling van het verzoek, omdat de verzoeker niet-ontvankelijk wordt verklaard in zijn verzoek tot wraking. De beslissing van de rechtbank is dat de verzoeker niet-ontvankelijk wordt verklaard in zijn wrakingsverzoek, en tegen deze beslissing staat geen voorziening open op grond van artikel 515 lid 5 Sv.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Wrakingskamer
Beslissing op het op 26 maart 2015 mondeling gedane en onder rekestnummer C/15/584374/ HA RK 95.2015 ingeschreven verzoek van:
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker,
welk verzoek strekt tot wraking van mr. D.J. Buijs, kantonrechter-plaatsvervanger te Amsterdam, hierna: de rechter.

1.Verloop van de procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de navolgende stukken:
 het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 26 maart 2015 met aangehecht een memo van de rechter.

2.De ontvankelijkheid van het verzoek

2.1
Aan verzoeker is onder CJIB-nummer [ ] een administratiefrechtelijke sanctie opgelegd wegens een begane verkeersovertreding. Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen de sanctie en na afwijzing daarvan door de officier van justitie, beroep ingesteld bij de kantonrechter. Het beroep staat geregistreerd onder nummer [ ]. Het beroep is door de rechter behandeld ter zitting van 26 maart 2015.
2.2.
In artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering is bepaald dat elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij kan worden gewraakt, op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Hieruit volgt dat geen wrakingsverzoek meer kan worden gedaan nadat in de zaak uitspraak is gedaan.
2.3
In het proces-verbaal van de terechtzitting van 26 maart 2015 is onder meer het volgende opgenomen.
“De kantonrechter deelt mede dat hij de beslissing van de officier van justitie vernietigt, omdat, gelet op het beroepschrift van betrokkene, de beslissing ‘kennelijk ongegrond’ niet gepast is. De kantonrechter laat de initiële beschikking wel in stand, omdat hij doorslaggevende betekenis toekent aan de constatering van de verbalisant dat op de meetlocatie 100 kilometer per uur de maximum snelheid is.
De kantonrechter hoort betrokkene zeggen dat hij de kantonrechter wraakt, omdat deze geen aandacht besteedt aan een door hem gemaakte video-opname, waarnaar door betrokkene in het beroepschrift is verwezen, en die te raadplegen is via “You Tube”. De griffier en de officier van justitie hebben niet gehoord dat betrokkene de kantonrechter wraakt.
De kantonrechter deelt de verdachte mede dat hij het dossier en het proces-verbaal aan de wrakingskamer zal zenden.”
2.4
Uit de inhoud van het proces-verbaal volgt dat het verzoek tot wraking is gedaan na de uitspraak. Het verzoek is te laat gedaan zodat verzoeker niet in het door hem gedane verzoek kan worden ontvangen. Voor een mondelinge behandeling als bedoeld in de wet bestaat geen aanleiding. Het in deze bepaling als vanzelfsprekend opgenomen recht op hoor en wederhoor is door de wetgever bedoeld voor het debat over de gegrondheid van het verzoek. Aan dat onderzoek komt de rechtbank niet toe omdat verzoeker niet-ontvankelijk wordt verklaard in zijn verzoek.
2.4
Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.
BESLISSING
De rechtbank:
 verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking.
Aldus gegeven door mrs. N.C.H. Blankevoort voorzitter, A.W.J. Ros en A.W.H. Vink, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 april 2015 in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 515 lid 5 Sv geen voorziening open.