ECLI:NL:RBAMS:2015:6785
Rechtbank Amsterdam
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing wrakingsverzoek wegens gebrek aan objectieve gronden voor vooringenomenheid
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 8 april 2015 uitspraak gedaan over een wrakingsverzoek van een verdachte, dat was ingediend tijdens de behandeling van zijn strafzaak. Het verzoek tot wraking was gedaan op de zitting van 18 maart 2015, waarbij de verdachte vroeg of de rechters joods waren, met de onderbouwing dat dit invloed zou kunnen hebben op hun onpartijdigheid. De rechtbank heeft het verzoek afgewezen, omdat het geen gronden bevatte waaruit vooringenomenheid van de rechters of zwaarwegende aanwijzingen voor objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor konden worden afgeleid. De rechtbank benadrukte dat rechters uit hoofde van hun aanstelling worden vermoed onpartijdig te zijn, ongeacht hun godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras of geslacht. De rechtbank stelde vast dat de enkele vraag van de verdachte over de religieuze achtergrond van de rechters niet voldoende was om te concluderen dat er sprake was van vooringenomenheid. De rechtbank oordeelde dat de rechters niet verplicht zijn om vragen over hun achtergrond te beantwoorden en dat het ontbreken van een antwoord op de vraag van de verdachte geen zwaarwegende aanwijzingen voor vrees voor vooringenomenheid oplevert. Daarom werd het wrakingsverzoek als kennelijk ongegrond afgewezen, en de mondelinge behandeling kon achterwege blijven. De beslissing werd genomen door de rechters N.C.H. Blankevoort, A.W.J. Ros en A.W.H. Vink, en er werd opgemerkt dat tegen deze beslissing geen voorziening openstaat op grond van artikel 5:15 lid 5 Sv.