ECLI:NL:RBAMS:2015:6784

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 maart 2015
Publicatiedatum
7 oktober 2015
Zaaknummer
HA RK 72.2015
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek niet-ontvankelijk verklaard na eindvonnis in de zaak van verzoeker

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 25 maart 2015 uitspraak gedaan over een wrakingsverzoek dat op 25 januari 2015 was ingediend door verzoeker. Dit verzoek was gericht tegen mr. T.M.A. van Löben Sels, de kantonrechter die eerder op 19 januari 2015 een vonnis had gewezen in de procedure van verzoeker. De rechtbank heeft vastgesteld dat het wrakingsverzoek niet-ontvankelijk is, omdat de behandeling van de zaak door de rechter op dat moment al was geëindigd met het vonnis van 19 januari 2015. Volgens artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering kan een wrakingsverzoek alleen worden ingediend tegen rechters die een zaak nog in behandeling hebben. Aangezien het vonnis een eindbeslissing was, kon de kantonrechter niet meer als behandelend rechter worden aangemerkt. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een mondelinge behandeling, omdat het verzoek niet-ontvankelijk werd verklaard. De beslissing werd genomen door de wrakingskamer, bestaande uit de voorzitter en twee leden, en werd openbaar uitgesproken. Tegen deze beslissing staat geen voorziening open volgens artikel 39 lid 5 Rv.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Wrakingskamer
Beslissing op het op 25 januari 2014 schriftelijk gedane, op 9 maart 2015 ingekomen, en onder rekestnummer C/15/583213/ HA RK 72.2015 ingeschreven verzoek van:
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker,
welk verzoek strekt tot wraking van mr. T.M.A. van Löben Sels, kantonrechter te Amsterdam, hierna: de rechter.

1.Verloop van de procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de navolgende stukken:
 het schriftelijke wrakingsverzoek van 25 januari 2015;
 een brief met bijlage van verzoeker van 2 maart 2015;
 het vonnis van de rechter van 19 januari 2015 in de procedure met zaaknummer [ ].

2.De ontvankelijkheid van het verzoek

2.1
Verzoeker heeft als eisende partij bij dagvaarding van 2 oktober 2014 bij deze rechtbank een vordering ingesteld. Die procedure staat bij de rechtbank geregistreerd onder zaaknummer [ ]. Bij vonnis van 19 januari 2015 is de vordering van klager afgewezen.
2.2.
In artikel 36 van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering is bepaald dat elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij kan worden gewraakt, op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
2.3
Uit voornoemd artikel 36 Rv blijkt dat een wrakingsverzoek slechts de rechter kan betreffen die een zaak van de betrokken partij in behandeling heeft. Dit brengt mee dat geen wrakingsverzoek meer kan worden gedaan nadat in de zaak bij eindvonnis is beslist. De rechter heeft dan immers geen zaak van verzoeker meer in behandeling.
2.4
Het verzoek tot wraking is gedaan bij brief van 25 januari 2015 nadat op 19 januari 2015 vonnis was gewezen. Verzoeker kan daarom niet in het door hem ingediende verzoek worden ontvangen. Voor een mondelinge behandeling als bedoeld in artikel 39 Rv bestaat geen aanleiding. Het in deze bepaling als vanzelfsprekend opgenomen recht op hoor en wederhoor is door de wetgever bedoeld voor het debat over de gegrondheid van het verzoek. Aan dat onderzoek komt de rechtbank niet toe omdat het verzoek niet-ontvankelijk wordt verklaard.
2.4
Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.
BESLISSING
De rechtbank:
 verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking.
Aldus gegeven door mrs. N.C.H. Blankevoort voorzitter, A.W.J. Ros en A.W.H. Vink, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 maart 2015 in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39 lid 5 Rv, geen voorziening open.