ECLI:NL:RBAMS:2015:6780

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 maart 2015
Publicatiedatum
7 oktober 2015
Zaaknummer
HA RK 39.2015
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een wrakingsverzoek tegen een bestuursrechter in Amsterdam

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 27 maart 2015 uitspraak gedaan over een wrakingsverzoek dat op 5 februari 2015 was ingediend door de gemachtigde van verzoekster. Het verzoek was gericht tegen mr. L.H. Waller, een bestuursrechter te Amsterdam. De gemachtigde voerde aan dat de gang van zaken tijdens de zitting onprettig was en dat hij zich onder druk gezet voelde, wat volgens hem een eerlijk proces in de weg stond. De rechter had echter de gemachtigde de gelegenheid gegeven om het dossier in te zien en had hem alle tijd gegund om te controleren welke stukken ontbraken. De rechtbank oordeelde dat de gronden van het wrakingsverzoek niet voldoende waren om aan te nemen dat de rechter partijdig was of dat de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd was. De rechtbank concludeerde dat de klachten van de verzoekster en de gemachtigde niet leidden tot een zwaarwegende aanwijzing van partijdigheid. Het verzoek tot wraking werd dan ook afgewezen, en de procedure werd hervat in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van de indiening van het wrakingsverzoek.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Wrakingskamer
Beschikking op het op 5 februari 2015 mondelinge gedane en onder rekestnummer
HA RK 39.2015 ingeschreven verzoek van:
[verzoekster],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster,
gemachtigde: mr. E.J. Dennekamp,
welk verzoek strekt tot wraking van mr. L.H. Waller, bestuursrechter te Amsterdam, hierna: de rechter.

1.Verloop van de procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de navolgende stukken:
- het proces-verbaal van de zitting van 5 februari 2015;
- de beslissing van 5 februari 2015 tot schorsing van het onderzoek ter zitting.
De rechter heeft meegedeeld niet in de wraking te berusten.
Het verzoek is behandeld ter openbare terechtzitting van 20 maart 2015. De gemachtigde van verzoekster (hierna: de gemachtigde) en de rechter zijn verschenen. De gemachtigde heeft het verzoek nader toegelicht en de rechter heeft op het verzoek gereageerd. De behandeling is vervolgens gesloten.
De uitspraak is bepaald op 27 maart 2015.

2.De feiten

2.1
Bij de rechtbank Amsterdam, sector bestuursrecht, is in behandeling een zaak met zaaknummer [ ] tussen verzoekster als eisende partij en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam als verwerende partij.
2.2
Bij brief van 7 november 2014 heeft de gemachtigde aan de rechtbank bericht dat in het aan hem toegezonden dossier stukken ontbraken. Op 5 februari 2015 heeft een mondelinge behandeling van de zaak plaatsgevonden.
2.3
Ter zitting heeft de rechter het ontbreken van de stukken aan de orde gesteld en de gemachtigde gevraagd of hij het rechtbankdossier wilde inzien om te controleren welke stukken ontbreken. De rechter heeft het dossier aan de gemachtigde gegeven. Blijkens het proces-verbaal van de zitting heeft de gemachtigde aan de rechter gevraagd hoe lang hij daarvoor de tijd zou krijgen, waarop de rechter antwoordde dat hij alle tijd kreeg die hij nodig dacht te hebben. Vervolgens heeft de gemachtigde de rechter gewraakt.

3.Het verzoek en de gronden daarvan

3.1
De gemachtigde voert aan dat hij ter zitting heeft gesteld dat geen sprake kon zijn van een eerlijk proces als verzoekster niet over het volledig procesdossier beschikt. De rechter heeft als taak om ervoor te zorgen dat het proces wel eerlijk kan verlopen door in ieder geval voldoende tijd te gunnen om het procesdossier in te zien en na te gaan welke stukken er ontbraken. Volgens de gemachtigde maakte de rechter een geagiteerde indruk, is zij naar hem toegelopen en heeft zij het dossier op zijn tafel gegooid. Hij voelde zich door deze ongebruikelijke gang van zaken onder druk gezet om in bijzijn van cliënt en wederpartij het dossier te gaan controleren zonder dat hij wist hoe lang hij daarvoor precies de tijd zou krijgen. Als gevolg daarvan ontstond bij gemachtigde en verzoekster de vrees dat de rechter jegens verzoekster vooringenomen was met name ook ten aanzien van het standpunt dat verzoekster geen compleet dossier had ontvangen.

4.De reactie van de rechter

De rechter heeft, samengevat, aangevoerd dat zij de brief van de gemachtigde bij de voorbereiding heeft gelezen en daarom bij aanvang van de zitting aan beide partijen heeft gevraagd of zij over een compleet procesdossier beschikten. Hierop antwoordde de gemachtigde dat dit bij hem niet het geval was. De rechter heeft haar eigen procesdossier aan de gemachtigde aangereikt zodat hij kon nagaan welke stukken er in zijn procesdossier ontbraken. Toen de gemachtigde bleef zitten is zij opgestaan en heeft het dossier naar hem gebracht. De rechter bestrijdt dat zij het procesdossier op zijn tafel zou hebben neergegooid en voert aan dat de gemachtigde alle tijd is geboden om het procesdossier in te zien.

5.De beoordeling van het verzoek

5.1
In artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij kan worden gewraakt, op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
5.2
Daarbij staat voorop dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing vormen dat een rechter jegens een procespartij partijdig is, althans dat de bij die partij daarvoor bestaande vrees objectief gerecht-vaardigd is. Het (subjectieve) standpunt van verzoekster daarover is belangrijk, maar niet doorslaggevend; de vrees voor partijdigheid moet objectief gerechtvaardigd zijn.
5.3
Naar het oordeel van de wrakingskamer is daarvan in dit geval geen sprake. De klachten van de verzoekster en de gemachtigde komen er in feite op neer dat zij de gang van zaken en de bejegening door de rechter ter zitting als onprettig hebben ervaren en dat de gemachtigde zich onder druk gezet voelde. Dat levert echter, ook indien juist, op zichzelf genomen geen zwaarwegende aanwijzing op dat de rechter jegens verzoekster partijdig is of dat de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Nu bovendien vast staat dat de rechter de gemachtigde bij aanvang van de zitting in de gelegenheid heeft gesteld om het dossier in te zien om te controleren welke stukken ontbraken en zij hem daarvoor, blijkens het proces-verbaal, alle tijd gunde die hij daarvoor nodig zou hebben, mist het wrakingsverzoek in zoverre ook feitelijke grondslag.
5.4
Het voorgaande betekent dat het verzoek tot wraking als ongegrond wordt afgewezen.
BESCHIKKING
De rechtbank:
- wijst het verzoek tot wraking af;
- bepaalt dat de procedure wordt hervat in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van de indiening van het wrakingsverzoek.
Aldus gegeven door mr. A.W.H. Vink, voorzitter, mrs. A.W.C.M. van Emmerik en R.H. de Vries, leden, in tegenwoordigheid van de griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 maart 2015.
Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 8:18, vijfde lid, van de Awb, geen voorziening open.