In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 13 februari 2015 uitspraak gedaan over een wrakingsverzoek van een verzoeker tegen rechter mr. A.W.C.M. van Emmerik. Het wrakingsverzoek werd ingediend op 26 januari 2015 en betrof de vrees voor partijdigheid van de rechter naar aanleiding van haar vraagstelling tijdens een zitting. De verzoeker, vertegenwoordigd door mr. drs. J.M.C. Niederer, stelde dat de vragen van de rechter de indruk wekten dat zij vooringenomen was en dat de vertraging in de afhandeling van zijn bezwaar aan hem te wijten was. De rechtbank heeft de procedure en de relevante processtukken in overweging genomen, waaronder de schriftelijke reactie van de rechter en het proces-verbaal van de zitting.
De rechtbank oordeelde dat er geen aanwijzingen waren dat de rechter de schijn van partijdigheid of vooringenomenheid had gewekt. De vragen die de rechter stelde waren relevant voor de beoordeling van de zaak en waren gebaseerd op informatie uit het dossier. De rechtbank benadrukte dat de rechter uit hoofde van haar aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die deze onpartijdigheid in twijfel trekken. De rechtbank concludeerde dat het verzoek tot wraking niet kon worden toegewezen en wees het verzoek af.
De beslissing werd genomen door de rechters N.C.H. Blankevoort (voorzitter), H.M. Patijn en C.W.M. Giesen, en werd uitgesproken in een openbare zitting. Tegen deze beslissing staat geen voorziening open volgens de Awb.