Op 6 oktober 2015 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het invoeren van 436 kilo cocaïne, medeplegen van de invoer, medeplichtigheid aan de invoer en deelname aan een criminele drugsorganisatie. De zaak kwam voort uit een controle in de haven van Antwerpen op 24 maart 2014, waar in een container met bananen een grote hoeveelheid cocaïne werd aangetroffen. De verdachte werd op 27 maart 2014 aangehouden in de nabijheid van een loods waar medeverdachten ook werden gearresteerd. Tijdens de rechtszaak heeft de officier van justitie gesteld dat niet bewezen kon worden dat de verdachte opzet had op de invoer van cocaïne, terwijl de verdediging betoogde dat de verdachte niet betrokken was bij de ten laste gelegde feiten.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte wetenschap had van de cocaïne-invoer. De rechtbank concludeerde dat de verdachte mogelijk als chauffeur werd gebruikt door medeverdachten, maar dat er geen directe aanwijzingen waren dat hij op de hoogte was van de illegale lading. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet had deelgenomen aan de criminele organisatie en sprak hem vrij van alle ten laste gelegde feiten. Daarnaast werden enkele in beslag genomen voorwerpen, waaronder drugs en telefoons, behandeld in de uitspraak. De rechtbank besloot dat de drugs onttrokken zouden worden aan het verkeer, terwijl de telefoons aan de verdachte zouden worden teruggegeven.