ECLI:NL:RBAMS:2015:6694

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 januari 2015
Publicatiedatum
5 oktober 2015
Zaaknummer
HA RK 11.2015
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wraking van een rechter in een civiele procedure met betrekking tot donaties aan een stichting

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 23 januari 2015 uitspraak gedaan op een verzoek tot verschoning van rechter R.A. Dudok van Heel. Het verzoek was ingediend naar aanleiding van donaties die aan een stichting waren gedaan, waarvan de rechter secretaris is. De rechter vreesde dat deze donaties de onpartijdigheid in de civiele procedure tussen de heer [ ] en De Nederlandsche Bank N.V. (DNB) zouden kunnen beïnvloeden. Tijdens een comparitie van partijen op 7 januari 2015 werd duidelijk dat er betalingen waren gedaan aan de stichting door een persoon met dezelfde voorletters als de partij in de procedure. De rechter verzocht zich te mogen verschonen op basis van artikel 40 Rv, omdat zij vreesde dat haar betrokkenheid bij de stichting de schijn van partijdigheid zou kunnen wekken.

De rechtbank oordeelde dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die een zwaarwegende aanwijzing voor vooringenomenheid opleveren. De rechtbank concludeerde dat er geen objectief gerechtvaardigde vrees bestond dat de rechter niet onpartijdig zou zijn, aangezien de relevante feiten en omstandigheden aan beide partijen waren gepresenteerd. De rechtbank stelde vast dat als de betalingen aan de stichting niet afkomstig waren van de partij in de procedure, er geen verband was met de zaak. Indien de betalingen wel afkomstig waren van de partij, dan waren deze ofwel filantropisch van aard, ofwel bedoeld om de onpartijdigheid van de rechter te ondermijnen, wat niet kon worden gehonoreerd.

Uiteindelijk werd het verzoek tot verschoning afgewezen, omdat er onvoldoende zwaarwegende feiten en omstandigheden waren die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar zouden kunnen brengen. De beslissing werd genomen zonder mondelinge behandeling, en er staat geen voorziening open tegen deze beslissing op grond van artikel 41 lid 3 Rv.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Wrakingskamer

Beschikking op het onder rekestnummer HA RK 11.2015 ingeschreven verzoek tot verschoning van:
Mr. R.A. DUDOK VAN HEEL, rechter in de rechtbank Amsterdam, hierna: de rechter.

1.Verloop van de procedure

1.1
Bij de afdeling Privaatrecht van de Rechtbank te Amsterdam is onder zaaknummer [ ] een civiele procedure aanhangig tussen de heer [ ] en De Nederlandsche Bank N.V. (DNB).
1.2
In deze zaak heeft op 7 januari 2015 ten overstaan van de rechter een comparitie van partijen plaatsgevonden, waarbij partijen en hun advocaten aanwezig waren. De zaak staat op de rol van 25 februari 2015 voor vonnis.

2.Het verzoek

De rechter heeft aan haar verzoek het volgende ten grondslag gelegd. De rechter is bestuurder (secretaris) van de stichting Stichting [ ] (hierna: de
stichting). Deze nevenfunctie staat vermeld in het register nevenfuncties van rechters. Daags na de zitting van 7 januari 2015 heeft de administrateur van de stichting
de rechter ongevraagd bericht dat de stichting een aantal donaties had ontvangen, onder meer van een zekere [ ]. De administrateur noemde dit “een vreemd geval”, omdat het vele kleine overschrijvingen betrof. Deze donateur bleek (ook) de voorletters ‘[ ]’ te hebben. De rechter verwijst naar een door haar overgelegd overzicht van alle overschrijvingen afkomstig van [ ] naar de rekening van de stichting in de periode van 4 december 2014 tot en met 12 januari 2015, waaruit volgt dat in die periode door [ ] 38 betalingen ad in totaal € 143,90 op rekening van de stichting zijn gedaan. De rechter vermoedt dat de persoon met de naam [ ] die de bedragen heeft overgeschreven naar de rekening van de stichting, dezelfde [ ] is die partij is in de procedure met zaaknummer [ ]. Op die grond meent de rechter dat sprake is van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden en verzoekt de rechter zich op de voet van artikel 40 Rv te mogen verschonen.

3.De beoordeling van het verzoek

3.1
Uit artikel 41 Rv volgt dat de behandeling van een verzoek tot verschoning, anders dan de behandeling van een wrakingsverzoek, niet ter terechtzitting behoeft plaats te vinden. De rechtbank zal daarom zonder mondelinge behandeling een beslissing nemen op het verzoek.
3.2
Bij de beoordeling van een verzoek als het onderhavige dient uitgangspunt te zijn dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid zou kunnen koesteren, althans dat de bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd zou kunnen zijn.
3.3
Dat de rechter jegens een van partijen vooringenomen zou zijn is gesteld noch gebleken. De vraag is dan of de omstandigheid dat [ ] genoemde betalingen heeft gedaan op de rekening van de stichting waarvan de rechter secretaris is, bij een van partijen de objectief gerechtvaardigde vrees kan doen ontstaan dat de rechter niet onpartijdig is. Dat is hier niet het geval.
3.4
De rechtbank stelt allereerst vast dat met de onderhavige beschikking alle ten deze relevante feiten en omstandigheden ter kennis van beide partijen zijn gebracht en dat dus voor beide partijen volstrekt helder is dat genoemde betalingen op de rekening van de stichting zijn gedaan, wat de betrokkenheid van de rechter bij de stichting is en wat het standpunt van de rechter is ter zake van die betalingen.
Vervolgens geldt dat indien de [ ] die de betalingen aan de stichting heeft gedaan niet dezelfde is als de partij [ ], er geen verband is met de door de rechter behandelde zaak en er dus geen gronden voor verschoning zijn. Indien de betalingen aan de stichting wèl afkomstig zijn van partij [ ], zijn deze ofwel gedaan op zuiver filantropische gronden - in welk geval geen beïnvloeding van de rechter is beoogd of gebleken - ofwel gedaan met het oogmerk feiten en omstandigheden te creëren waarmee de rechterlijke onpartijdigheid kan worden ondergraven om aldus te verhinderen dat de rechter de behandeling van de onderhavige zaak voortzet. Een dergelijke opzet kan en mag niet worden gehonoreerd.
3.5
Tegen die achtergrond is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is van voldoende zwaarwegende feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Het verzoek van de rechter zich te mogen verschonen zal om die reden bij gebreke van een voldoende grondslag worden afgewezen.
BESLISSING:
De rechtbank:
 wijst het verzoek tot verschoning af;
 beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 41 lid 2 Rv wordt toegezonden aan:
 de advocaat van partij [ ], mr. Y. Ersoy advocaat te Amsterdam;
 de advocaat van de Nederlandsche Bank, mr. drs. H.J.S.M. Langbroek advocaat te Amsterdam;
 de rechter, mr. R.A. Dudok van Heel.
Aldus gegeven door mr. N.C.H. Blankevoort, voorzitter en mrs. A.W.J. Ros en A.W.H. Vink, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 januari 2015 in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 41 lid 3 Rv geen voorziening open.