Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.Onderzoek ter terechtzitting
2.Tenlastelegging
3.Voorvragen
4.Waardering van het bewijs
1 juni 2015 is ingebroken, dat daarbij een beveiligingscamera is vernield en dat er diverse spullen zijn weggenomen. Vervolgens is ook op 4 juni 2015 en 6 juni 2015 ingebroken. Op het dak van het bedrijfspand zijn schoensporen aangetroffen. De schoensporen op het dak stoppen ter hoogte van de plaats waar zich het detectiealarm bevindt. Blijkens de afdrukken hebben de zolen van de betreffende schoenen, net als de schoenen die onder verdachte in beslag zijn genomen, een ‘Davidsterpatroon’ en zijn zij bovendien even lang als de schoenen van verdachte. Daarnaast heeft verdachte bij zijn aanhouding een helm bij zich alsmede een jas die overeenkomen met de helm en de jas die, zoals op de camerabeelden van de inbraak is te zien, worden gedragen door een dader van de inbraak. De spullen die bij de brommer van verdachte in beslag zijn genomen op 7 juni 2015 komen sterk overeen met de goederen die uit de bedrijfspanden zijn weggenomen. Tussen deze goederen worden bovendien servetten van het merk ‘Smullers’ aangetroffen, een aanwijzing dat verdachte ook bij de diefstal in het bedrijfspand Smullers betrokken is geweest. Verdachte had op 7 juni 2015 niets te zoeken op het terrein bij het elektriciteitshuisje en hij geeft voor zijn aanwezigheid aldaar ook geen aannemelijke verklaring. Evenmin geeft hij een aannemelijke verklaring voor het feit dat hij wordt aangetroffen met al die goederen. Verdachte geeft immers aan dat hij deze heeft gekocht bij de Makro, maar een medewerker van de Makro verklaart dat verdachte daar al twee jaar niet is geweest.
2 december 2014 ziet de politie verdachte op deze brommer rijden, kort nadat de diefstal is gepleegd. Er zit geen sleutel in het contact en verdachte kan bij de staandehouding geen rijbewijs overhandigen. Verdachte verklaart dat hij van een vriend, van wie hij de naam niet weet, een rondje op de scooter mocht rijden. Dit is ongeloofwaardig. Als verdachte verder mag rijden en later weer wordt staandegehouden, rent hij weg.
5.Bewezenverklaring
6.Strafbaarheid van de feiten
7.Strafbaarheid van verdachte
8.Motivering van de straf
17 augustus 2015. Hieruit blijkt dat bij verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van een benedengemiddeld tot zeer zwakbegaafd intelligentieniveau, PDD-NOS en een ziekelijke stoornis in de vorm van een psychotische stoornis NAO. Hoewel verdachte beperkingen kent op gebied van intellect, communicatief en sociaal-emotioneel vermogen, zijn deze niet van dien aard dat hij niet in staat is om strafbaar gedrag te onderscheiden van niet-strafbaar gedrag. Op grond hiervan wordt geadviseerd verdachte als volledig toerekeningsvatbaar te beschouwen. Vanuit zorgoogpunt en met het oog op een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van verdachte wordt geadviseerd om het reclasseringstoezicht bij de William Schrikker Groep te continueren, zodat verdachte wordt ondersteund bij zijn problemen op sociaal-maatschappelijk gebied. Factoren die aanleiding geven tot het toepassen van adolescentenstrafrecht zijn het beperkte verstandelijke vermogen van verdachte, zijn achtergebleven sociaal-emotioneel ontwikkelingsniveau, zijn onvermogen om zijn eigen gedrag te organiseren en het feit dat hij in het contact veel jonger overkomt dan zijn kalenderleeftijd. Er worden, door de deskundige, weinig contra-indicaties gezien voor het toepassen van het adolescentenstrafrecht.
19 december 2013 van het gerechtshof Amsterdam, waarbij verdachte is veroordeeld tot een werkstraf van tachtig uur, met bevel dat een gedeelte van deze straf, groot veertig uur, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op twee jaar bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
9.Toepasselijke wettelijke voorschriften
10.Beslissing
1 primair in zaak C tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
[verdachte], daarvoor strafbaar.
jeugddetentie van 10 (tien) maanden.
2 (twee) maanden, van deze jeugddetentie
nietzal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
- behandelverplichting: veroordeelde wordt verplicht zich te laten behandelen bij het forensisch jeugd ACT-team van Inforsa of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
- locatiegebod: veroordeelde zal op vastgestelde tijdstippen aanwezig moeten zijn op het verblijfadres. Daarbij heeft hij in principe op doordeweekse dagen een aaneengesloten blok van twaalf uur ter invulling van zijn dagbesteding. In de weekenden heeft veroordeelde in principe vier uur per dag vrij te besteden. Wanneer veroordeelde op doordeweekse dagen geen dagbesteding heeft, heeft hij twee uur vrij te besteden. De precieze tijdstippen worden vooraf vastgesteld door de reclassering, in overleg met veroordeelde waarbij de tijden zo goed mogelijk worden afgestemd op het traject van veroordeelde. Het locatiegebod wordt gecontroleerd met een elektronisch controlemiddel. Het huidige verblijfadres is [adres, te plaats 3] . Een ander adres voor het locatiegebod is alleen mogelijk als de reclassering daarvoor toestemming geeft. Het Openbaar Ministerie kan op advies van de reclassering het locatiegebod laten vervallen of de genoemde bloktijden wijzigen.
[persoon 1] niet-ontvankelijkin zijn vordering ten aanzien van feit 2 in zaak A.
30 (dertig) uur,te vervangen door
15 (vijftien) dagen hechtenis.
40 (veertig) uur, te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis.