4.5.Het oordeel van de rechtbank
Vermoeden van witwassen
Bij de beoordeling van de vraag of verdachte zich aan (gewoonte)witwassen schuldig heeft gemaakt, dient als uitgangspunt te worden genomen dat het onderzoek in de onderhavige zaak geen direct bewijs heeft opgeleverd dat de ten laste gelegde goederen en geldbedragen van enig misdrijf afkomstig zijn. Daarom zal ten eerste moeten worden vastgesteld of de aangedragen feiten en omstandigheden van dien aard zijn dat zonder meer van een vermoeden van witwassen sprake is. Hiertoe overweegt de rechtbank het volgende:
- verdachte heeft ter terechtzitting verklaard telkens (grote) contante geldbedragen op de in de tenlastelegging genoemde bankrekeningen te hebben gestort. Het is een feit van algemene bekendheid dat diverse vormen van criminaliteit gepaard gaan met grote hoeveelheden contant geld;
- uit afgeluisterde telefoongesprekken blijkt dat verdachte gebruik maakt van versluierd taalgebruik, hetgeen lijkt te wijzen op criminele activiteiten;
- uit de inhoud van het dossier blijkt dat verdachte sedert 2009 meermalen contact heeft gehad met een persoon genaamd [persoon 1] . Volgens informatie van de Nationale Recherche houdt voornoemde [persoon 1] zich bezig met de handel in cocaïne;
- tijdens een doorzoeking van de woning van verdachte is munitie en een geluidsdemper aangetroffen;
- uit informatie van de Belastingdienst over het inkomen van verdachte met betrekking tot de jaren 2007 tot en met 2011 blijkt dat verdachte alleen in het jaar 2007 een bruto inkomen had, en wel van € 4.404,-;
- uit informatie van de Belastingdienst over het inkomen van de partner van verdachte, [partner van verdachte] , met betrekking tot de jaren 2007 tot en met 2011 blijkt dat haar inkomen nagenoeg nihil was;
- in de aanvraag Zorgtoeslag voor 2006 staat dat het toetsingsinkomen van verdachte over 2006 wordt geschat op € 8.813,-;
- ten behoeve van de kinderopvangtoeslag voor het jaar 2011 is door verdachte en [partner van verdachte] een toetsingsinkomen opgegeven van respectievelijk € 12.332,- en
€ 1.000,-;
- verdachte was sinds maart 2007 medevennoot is van het Taxibedrijf “ [naam 1] ”. Het aan verdachte over de jaren 2007 tot en met 2011 toegekende winstaandeel bedroeg in totaal € 107.144,-. Dat is een bruto inkomen van € 21.428,- per jaar;
- verdachte heeft in het politieverhoor ontkend dat hij buitenlandse bezittingen heeft en heeft deze in Nederland nooit opgegeven aan de autoriteiten, waaronder de belastingdienst.
Uit de beschikbare gegevens blijkt dat verdachte slechts een gering inkomen uit bekende legale bron had. Dit bekende legale inkomen van verdachte staat niet in verhouding met de geldbedragen die hij als tegoed op zijn bankrekeningen in Marokko had staan.
De hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, zijn van dien aard dat zij het vermoeden van een criminele herkomst van de aan verdachte ten laste gelegde geldbedragen en goederen zonder meer rechtvaardigen. Gelet hierop mag van verdachte worden verlangd dat hij een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft voor de herkomst van deze geldbedragen en goederen.
Verklaring van verdachte over de herkomst van de geldbedragen
Verdachte heeft eerst ter zitting, ondersteund door zijn broer als getuige, verklaard dat hij en zijn familie jaren geleden het plan hebben bedacht om in Marokko een luxe benzinestation te bouwen. Om dit te kunnen realiseren, zijn zij geld gaan sparen. De familie van verdachte zou verdachte hebben aangewezen om als beheerder van het spaartegoed op te treden. Verdachte heeft verklaard dat zijn familieleden hem jarenlang maandelijks contante geldbedragen hebben overhandigd. Verdachte zou deze contante geldbedragen op zijn Marokkaanse bankrekeningen hebben gestort. Het exacte geldbedrag dat zijn familieleden door de jaren heen hebben gespaard en aan hem hebben overhandigd, is hem niet bekend. Er was verder nog geen perceel grond in zicht, er is geen administratie bijgehouden van de door diverse familieleden gegeven contante bedragen, de gemaakte afspraken zijn niet op schrift gesteld en er is nog geen concreet plan ter zake van het benzinestation en de exploitatie daarvan. Voorts heeft verdachte verklaard dat hij een aanzienlijk deel van het tegoed op zijn bankrekeningen in Marokko contant zou hebben ontvangen van een bevriende sjiek uit Dubai. Ook dit geldbedrag zou hij persoonlijk op de bankrekening(en) in Marokko hebben gestort.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van verdachte niet geloofwaardig is. Zo is niet onderbouwd op welke wijze verdachte deze (grote) contante geldbedragen heeft verkregen, nu verdachte zijn verklaring op geen enkele wijze doet ondersteunen van enig schriftelijk stuk, zoals bankafschriften of overeenkomsten. De rechtbank heeft hierbij mede betekenis toegekend aan het (late) moment waarop verdachte een verklaring heeft afgelegd over de herkomst van de geldbedragen, te weten voor het eerst tijdens de inhoudelijke behandeling van zijn strafzaak en nadat verdachte was gebleken dat de recherche over een tapgesprek beschikte waarin gesproken wordt over een benzinestation. Door eerst ter zitting te verklaren is het openbaar ministerie niet langer in de gelegenheid onderzoek te doen naar de, uit de verklaring van verdachte blijkende, herkomst van de geldbedragen, hetgeen de rechtbank in strijd acht met de goede procesorde. Niet is in te zien waarom verdachte niet veel eerder met deze verklaring had kunnen komen.
Hoewel de broer van verdachte ter terechtzitting heeft verklaard dat hij – als familielid van verdachte en participant aan het familieplan – in een periode van acht jaar tijd ongeveer € 150.000,- zou hebben ingebracht, wordt ook zijn verklaring door geen enkel schriftelijk bescheid bevestigd, terwijl hij stelt dat hij dit uit zijn legale inkomen hier in Nederland zou hebben opgenomen. Zelfs al zou aan deze verklaring enig gewicht kunnen worden toegekend, dan heeft deze verklaring betrekking op slechts een beperkt gedeelte van het totale tegoed op de bankrekeningen van verdachte in Marokko van meer dan € 700.000,-.
De rechtbank acht, gelet op voorgaande feiten en omstandigheden, in onderling verband beschouwd, de verklaring van verdachte niet aannemelijk. Zijn verklaring kan geen tegenwicht bieden tegen voormeld vermoeden van witwassen. Dit alles brengt de rechtbank tot het oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat de ten laste gelegde geldbedragen – middellijk of onmiddellijk – uit enig misdrijf afkomstig zijn en dat verdachte hiervan wetenschap heeft gehad.
Verklaring van verdachte over de speedboot en woning in Marokko
Verdachte heeft tijdens zijn verhoor op 20 september 2012 ontkend bezittingen te hebben in het buitenland. In daarop volgende verhoren heeft verdachte een beroep gedaan op zijn zwijgrecht. Ter terechtzitting heeft verdachte voor het eerst verklaard dat hij in het bezit is geweest van een appartement in Marokko, zoals vermeld op de tenlastelegging. Dit appartement heeft hij op 15 maart 2013 voor een bedrag van omgerekend ongeveer € 38.181,- verkocht.
Ten aanzien van de op de tenlastelegging vermelde speedboot heeft verdachte ter terechtzitting verklaard dat hij deze zou hebben gehuurd. De rechtbank acht deze verklaring van verdachte niet aannemelijk. Verdachte heeft zijn verklaring immers op geen enkele wijze onderbouwd en voorts strookt zijn verklaring niet met de inhoud van de tapgesprekken. Uit tapgesprekken van 22 en 24 augustus 2012 volgt dat op verzoek van verdachte naar een mankement aan een speedboot wordt gekeken en dat de keren dat verdachte in Marokko was, de boot het heeft begeven terwijl deze nog nieuw is. In een tapgesprek van 19 september 2012 wordt gezegd dat een persoon genaamd [persoon 2] – die zich in Marokko bevindt – met verdachte op zijn boot wil gaan varen. Tot slot is in de telefoon van verdachte een aantal foto’s aangetroffen waarop verdachte samen met zijn partner staat afgebeeld op een luxe speedboot, varend onder Marokkaanse vlag. Aan de hand van deze foto’s is een taxatierapport opgesteld door expertisebureau [naam BV] te Rotterdam. Hieruit blijkt dat de nieuwwaarde van de op deze foto’s afgebeelde speedboot wordt geschat op een bedrag tussen de € 35.000,- en € 50.000,-. De rechtbank ziet, anders dan de raadsvrouw, geen redenen om aan de totstandkoming van dit rapport te twijfelen.
Bij deze stand van zaken is van een legale herkomst van de speedboot en de woning niet gebleken en kan het niet anders dan dat deze goederen – middellijk of onmiddellijk – uit enig misdrijf afkomstig zijn en dat verdachte hiervan wetenschap heeft gehad. Immers, verdachte was in het bezit van een speedboot en een woning in Marokko van aanzienlijke waarde, terwijl hij slechts kon beschikken over een gering legaal inkomen.
Conclusie
Zowel ten aanzien van het voorhanden hebben van de geldbedragen als ten aanzien van het voorhanden hebben van de speedboot en de woning in Marokko, welke woning tevens is overgedragen, geldt dat, met inachtneming van bovenomschreven uitgangspunten, tot een bewezenverklaring van het aan verdachte ten laste gelegde kan worden gekomen en dat de gedragingen van verdachte als witwassen kunnen worden gekwalificeerd. Het witwassen heeft een zodanige omvang en continuïteit gehad dat de rechtbank eveneens bewezen zal verklaren dat verdachte hiervan een gewoonte heeft gemaakt.
Geen eigen misdrijf
Op basis van de zich in het dossier bevindende stukken en het onderzoek ter terechtzitting kan niet worden vastgesteld dat de in de tenlastelegging vermelde geldbedragen en goederen afkomstig zijn uit een door verdachte zelf begaan misdrijf. De situatie waarin vaststaat dat het enkele voorhanden hebben of verwerven van een voorwerp uit een door verdachte zelf begaan misdrijf niet kan bijdragen aan het verbergen of verhullen van de criminele herkomst van dat voorwerp en om die reden niet als witwassen kan worden gekwalificeerd, doet zich dan ook niet voor.
Medeplegen
De rechtbank is van oordeel dat niet bewezen kan worden verklaard dat sprake is van medeplegen. Verdachte wordt dan ook van dat onderdeel van de tenlastelegging vrijgesproken.