In deze zaak, die voor de Rechtbank Amsterdam is behandeld, hebben eiseressen, beide besloten vennootschappen, een incidentele vordering ingediend tegen Deutsche Bank Nederland N.V. De vordering betreft inzage in bescheiden op grond van artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Eiseressen stellen dat zij belang hebben bij inzage in documenten die betrekking hebben op de renteswapovereenkomst die zij met Deutsche Bank zijn aangegaan. De rechtbank heeft op 9 september 2015 vonnis gewezen in het incident, waarbij de vordering van eiseressen is afgewezen. De rechtbank overweegt dat eiseressen onvoldoende aannemelijk hebben gemaakt dat zij zonder de gevraagde bescheiden niet in staat zijn hun stellingen te onderbouwen. Bovendien heeft Deutsche Bank aangegeven dat zij de leningsovereenkomsten zal verstrekken, voor zover deze nog beschikbaar zijn. De rechtbank concludeert dat er op dit moment onvoldoende belang is bij het overleggen van de door eiseressen genoemde bescheiden. Daarnaast wordt opgemerkt dat artikel 35 van de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) niet als grondslag kan dienen voor de vordering, aangezien dit artikel enkel van toepassing is op natuurlijke personen. Eiseressen worden als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten van het incident, die zijn begroot op EUR 452,00. De zaak zal op 21 oktober 2015 weer op de rol komen voor conclusie van antwoord in de hoofdzaak.