ECLI:NL:RBAMS:2015:6579

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
30 september 2015
Publicatiedatum
1 oktober 2015
Zaaknummer
C/13/581436 / HA ZA 15-166
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot terugbetaling boeterente bij hypothecaire lening en informatieplicht van de bank

In deze zaak vordert de vennootschap onder firma [eiseres] dat de rechtbank verklaart dat ABN AMRO BANK N.V. onvolledige informatie heeft verstrekt over de boeterente bij voortijdige aflossing van een hypothecaire lening. De procedure begon met een dagvaarding op 21 november 2014, gevolgd door een conclusie van antwoord en verschillende tussenvonnissen. De rechtbank heeft vastgesteld dat [eiseres] een hypothecaire lening is aangegaan met Fortis Bank, thans ABN AMRO, en dat er onduidelijkheid bestond over de boeterente bij vervroegde aflossing. De rechtbank oordeelt dat de bank niet tekort is geschoten in haar informatieplicht, aangezien de voorwaarden duidelijk in de kredietovereenkomst waren opgenomen. De rechtbank concludeert dat de vorderingen van [eiseres] worden afgewezen, omdat er geen bewijs is dat de bank onjuiste informatie heeft verstrekt of dat de algemene voorwaarden onredelijk bezwarend zijn. De rechtbank wijst de vorderingen af en veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, die zijn begroot op EUR 1.517,00, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na betekening van het vonnis.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/581436 / HA ZA 15-166
Vonnis van 30 september 2015 (bij vervroeging)
in de zaak van
de vennootschap onder firma
[eiseres],
gevestigd te [stad] ,
eiseres,
advocaat mr. T.C. Cooman te Utrecht,
tegen
de naamloze vennootschap
ABN AMRO BANK N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat mr. J.W. Achterberg te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiseres] en ABN Amro of ‘de bank’ worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 21 november 2014, met producties;
  • de conclusie van antwoord, met producties;
  • het tussenvonnis van de kantonrechter van 26 januari 2015, waarbij de zaak is verwezen naar de handelskamer;
  • het tussenvonnis van 8 april 2015, waarbij een comparitie van partijen is gelast;
  • het proces-verbaal van comparitie van 27 augustus 2015, met de daarin genoemde processtukken.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] is een vennootschap onder firma die zich onder meer bezig houdt met het verlenen van diensten op het gebied van financiële planning en financieel advies. De twee vennoten van [eiseres] zijn [naam 1] (hierna: [naam 1] ) en zijn echtgenote. [eiseres] was sinds 1999 eigenaar van twee panden, [straat] te [stad] . Nummer 7 was bij [eiseres] in gebruik als kantoorruimte en nummer 5 werd verhuurd.
2.2.
[eiseres] is op 14 augustus 2006 een hypothecaire geldlening aangegaan met Fortis Bank Nederland N.V., thans in rechte opgevolgd door ABN Amro. De lening bestond uit drie delen van elk EUR 65.000,-- en een rekening-courant faciliteit ter grootte van EUR 20.000,-- ter financiering van het werkkapitaal van [eiseres] . Afgesproken is dat één van de drie leningdelen aflossingsvrij was en een variabel rentetarief had, dat één leningdeel aflossingsvrij was en een vaste rente had van 5,15% voor 10 jaar en dat één leningdeel lineair zou worden afgelost en een vaste rente had van 5,25% voor 20 jaar. Tot zekerheid voor de terugbetaling van de lening heeft de bank een recht van hypotheek gevestigd op de panden aan de [straat] te [stad] .
2.3.
Op de lening en het hypotheekrecht zijn van toepassing de Algemene Kredietvoorwaarden van Fortis Bank, de Algemene Voorwaarden van hypotheekverlening van Fortis Bank, en de Algemene Voorwaarden van Fortis Bank.
2.4.
De kredietovereenkomst zelf bepaalt onder meer dat voor alle leningdelen jaarlijks extra boetevrije aflossingen zijn toegestaan tot maximaal 10% van de hoofdsom. Deze aflossingen kunnen plaatsvinden op 1 oktober, 1 januari, 1 april en 1 juli en dienen minimaal 1 maand voor de betreffende datum aangekondigd te worden. Het deel met de variabele rente mag onder voorwaarden vervroegd worden afgelost zonder een vergoeding aan de bank verschuldigd te zijn.
2.5.
Artikel 5.4 van de Algemene Kredietvoorwaarden bepaalt onder meer:
“(…) De Geldnemer is in geval van vervroegde aflossing van een gewone Lening een extra rente verschuldigd gelijk aan de contante waarde van de overeengekomen rente over het afgeloste bedrag, berekend over de resterende looptijd van de rentevastperiode van de Lening, verminderd met de contante waarde van de rente die de Bank zou ontvangen door het bedrag van de vervroegde aflossing voor die resterende looptijd uit te zetten op de Interbancaire markt. (…)”
2.6.
Op 25 oktober 2013 heeft [eiseres] aan ABN Amro medegedeeld dat zij het pand op de [straat] heeft verkocht, voor een bedrag van EUR 172.000,--. Van de opbrengst wenste [eiseres] , na aflossing van een deel van de hypothecaire lening, haar bedrijf te financieren.
2.7.
ABN Amro heeft [eiseres] vervolgens gevraagd om financiële stukken te verstrekken, om te kunnen bepalen welk deel [eiseres] volgens haar zou moeten aflossen om de bestaande lening in stand te kunnen houden.
2.8.
Op 20 november 2013 heeft [eiseres] aan ABN Amro medegedeeld dat het passeren van de akte was gepland op 3 januari 2014. Voorts heeft [eiseres] een voorstel gedaan tot aflossing van de lening. Vanwege de op dat moment gunstige variabele rente wilde [eiseres] het leningdeel met de variabele rente in stand laten en een aflossing doen op de andere, rentevaste delen. De rekening-courant faciliteit van EUR 20.000,-- zou voorts beëindigd kunnen worden.
2.9.
Op 28 november 2013 heeft ABN Amro geantwoord dat in de voorstellen van [eiseres] geen rekening is gehouden met de boeterente. Er zou ongeveer EUR 13.000,-- aan boeterente worden berekend, omdat in de overeenkomst met Fortis Bank niet is vastgelegd dat er bij verkoop boetevrij kon worden afgelost en voorts omdat de aflossing plaats zou vinden op 3 januari 2014 en niet op de eerste van de maand.
2.10.
Op 2 december 2013 heeft ABN Amro het volgende aan [eiseres] medegedeeld:
“(…)
Ten aanzien van uw initiële verzoek tot aflossing waarbij de boeterente fors was hebben wij na telefonisch overleg deze aflossingsvariant ingevoerd.
  • Indien u op 1-1-2014 algeheel inlost EUR 65.000,- op [rekeningnummer] conform kredietofferte 14-8-2006 => boetevrij aflossen
  • Voor [rekeningnummer] zal er een aflossing van EUR 25.000,- plaatsvinden op 1-1-2014. Kosten extra aflossing EUR 2601,40.
De lineaire lening blijft ongemoeid.
Graag verneem ik wanneer u naar de notaris gaat (31 december 2013 of 1-4-2014). Het bedrag moet dan met valutadatum 1-1-2014 worden overgemaakt.
Wilt u met de notaris overleggen welke Datum Passeren Acte er nodig is om op 1-1-2014 de beide aflossingen te kunnen voldoen aan de bank.
Graag verneem ik uw antwoord z.s.m. vanwege het indienen van deze aanvraag tot deze extra aflossing.
De behandelingskosten voor de bank t.a.v. dit wijzigingsvoorstel zijn EUR 350,-.
Deze heb ik bewust minimaal gehouden.
Graag verneem ik uw antwoord.
(…)”
2.11.
Per e-mail van later die dag heeft ABN Amro aan [eiseres] gevraagd nog even te kijken naar het volgende alternatief:
“(…)
  • Bij aflossing EUR 25.000,- op 3-1-2014 van [rekeningnummer] boeterente EUR 3075,90
  • Bij aflossing EUR 65.000,- op 3-1-2014 van [rekeningnummer] boeterente EUR 162,50
  • Aflossing op lineaire hypotheek is circa 2/m per jaar
Het scheelt dus best veel welke keuze jullie willen maken!
Echter, als jullie volharden in de keuze, voer ik de aanvraag in zoals je bevestigd.
(…)”
2.12.
Per e-mail van diezelfde dag heeft [eiseres] geantwoord:
“(…)
Wij begrijpen dat aflossing van de variabele rente op 3 januari mogelijk is, dan wel tegen een boete van € 162,50.
En dat binnen enkele uren de boete van € 2601,40 van de 25.000 rentevast is opgelopen naar € 3075,90 (12,3%).
Dit is voor ons niet te begrijpen en niet logisch.
De meerprijs van het eerste voorstel met 13/m boete over aflossing van 65.000 en 25.000 van de leningen die rentevast zijn wordt hierdoor zelfs de minst kwade van de twee
(…)
Dien het voorstel maar in (…) zoals jou eerste voorstel was.
Tevens zien wij graag de contante waarde berekening van de 13/m boete.
(…)”
2.13.
Per brief van 2 december 2013 heeft [eiseres] onder meer het volgende aan ABN Amro geschreven:
“(…)
In de hypotheekofferte van de Fortis Bank stond niet expliciet vermeldt dat wij een contract aangingen waarbij aflossing van de hypotheek
nooit en te nimmer zonder boete kanen dat de boete op een, niet voor de buitenstaander te controleren, interbancair tarief plaats vindt.
(…)
Passeren op 31-12-2013 is niet mogelijk.
Zowel koper als verkoper hebben een financieel en fiscaal belang om de akte te laten passeren in het boekjaar 2014.
(…)
Passeren op 1 januari 2014 is voor de verkoper geen optie.
(…)”
2.14.
Op 16 december 2013 heeft ABN Amro aan [eiseres] toegelicht dat het aflossingsvoorstel is ingediend in de context van de resultaten die [eiseres] heeft behaald. Omdat de resultaten van [eiseres] voor 2012 en 2013 niet voldoende waren, was er volgens ABN Amro geen ruimte en mogelijkheid om in de initiële overeenkomst een wijziging aan te brengen.
2.15.
Op 19 december 2013 heeft [eiseres] een aflossingsvoorstel van de twee rentevaste leningdelen voor akkoord ondertekend.
2.16.
Per e-mail van 20 december 2013 heeft ABN Amro aan [eiseres] medegedeeld dat de akte op 3 januari 2014 kan worden gepasseerd conform de kredietovereenkomst zoals getekend op 19 december 2013.
“Dit betekent dat wij u wel zullen belasten voor de genoemde boete rente.
Indien u toch de Flex lening geheel wilt inlossen, wat aanzienlijk zal schelen aan boeterente,
Dan kunt u dit nog doorgeven aan mij op 23 december a.s. voor 12:00 uur.
Daarna zijn wijzigingen niet meer mogelijk.
Dat heeft te maken met de feestdagen en de jaarwisseling.
(…)”
2.17.
Op 25 en 28 februari 2014 bevestigen ABN Amro en [eiseres] hun eerder gemaakte mondelinge afspraak dat [eiseres] EUR 50.000,-- zal aflossen op de lineaire lening met de vaste rente van 5,25% en EUR 15.000 op de aflossingsvrije lening met de vaste rente van 5,15%, dat het rekening-courant krediet wordt ingelost en verwijderd en dat [eiseres] een boeterente van EUR 5.000,-- in plaats van EUR 11.778,-- zal betalen.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert na wijziging eis – samengevat –
te verklaren voor recht dat de bank onvolledige informatie heeft verstrekt en dat [eiseres] als gevolg hiervan heeft gedwaald bij de keuze voor herfinanciering van haar SNS hypotheek door Fortis Bank en bij de keuze voor een lange rentevastperiode;
te verklaren voor recht dat de overeenkomst onder invloed van misleiding tot stand is gekomen;
te verklaren voor recht dat de door de bank gehanteerde algemene voorwaarden onredelijk bezwarend zijn;
veroordeling van de bank tot terugbetaling van de door [eiseres] betaalde boete van EUR 5.000,--;
veroordeling van de bank tot betaling van de kosten van deze procedure.
3.2.
ABN Amro voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[eiseres] baseert haar vordering tot terugbetaling van de boeterente op dwaling, misleiding en schending van de zorgplicht, en stelt daarbij hoofdzakelijk dat de bank haar niet duidelijk heeft geïnformeerd over de boeterente bij voortijdige aflossing van de lening.
4.2.
De rechtbank stelt voorop dat in het algemeen op banken vanwege hun specifieke deskundigheid en rol in het maatschappelijk verkeer een zorgplicht rust. De invulling en reikwijdte van deze zorgplicht is mede afhankelijk van de specifieke omstandigheden van het individuele geval, zoals de aard van het betreffende product, de aard van de dienstverlening en de omstandigheden van de cliënt. De zorgplicht houdt in ieder geval in dat de bank zich voldoende moet verdiepen in de positie van de cliënt teneinde tot een adequate dienstverlening te komen (de onderzoeksplicht) en dat aan de cliënt verstrekte informatie volledig, juist en niet misleidend moet zijn (de informatieplicht).
4.3.
In dit geval is sprake van het verstrekken van een lening aan een zakelijke cliënt. Een lening als hier in het geding is geldt niet als een complex product. Er is dan ook geen sprake van bijzondere risico’s waarvoor de bank was gehouden om indringend te waarschuwen. De boeterente die bij voortijdige aflossing verschuldigd is geldt in ieder geval niet als een bijzonder risico. Ten eerste is het in rekening brengen van boeterente bij voortijdige aflossing van een vastrentende lening niet ongebruikelijk, zeker wanneer het een zakelijk krediet betreft. Ten tweede kon [eiseres] , althans konden haar vennoten, door het lezen van de kredietovereenkomst en de Algemene Kredietvoorwaarden het risico van de boeterente begrijpen en overzien. Van de vennoten van [eiseres] mocht bovendien worden verwacht dat zij in staat waren om de tekst van de kredietovereenkomst en de Algemene Kredietvoorwaarden op dit punt te begrijpen, nu [eiseres] zelf diensten op het gebied van financiële planning en financieel advies leverde. Naar het oordeel van de rechtbank kan dan ook niet gezegd worden dat de bank is tekortgeschoten in haar verplichting om volledige en juiste informatie te verstrekken over de lening. De rechtbank ziet ook geen aanknopingspunten voor het oordeel dat de bank bij het voldoen aan de onderzoeksplicht in redelijkheid niet tot het aanbieden van deze lening had kunnen komen. Ter zitting heeft [naam 1] weliswaar gesteld dat [eiseres] geen vastrentende lening had afgenomen wanneer zij van de boeterente had geweten, maar dat wil nog niet zeggen dat de lening destijds geen passend product was voor [eiseres] . Niet gesteld of gebleken is immers dat in 2006 te voorzien was dat [eiseres] zich in 2013 genoodzaakt zou zien om één van haar panden te verkopen.
4.4.
Ten aanzien van het beroep op dwaling wordt overwogen dat niet gesteld of gebleken is dat de bank onjuiste informatie ten aanzien van de boeterente bij voortijdige aflossing heeft verstrekt. Voor zover [eiseres] beoogt te stellen dat de bank wist of had moeten begrijpen dat [eiseres] de lening niet was aangegaan als hierover informatie was verstrekt, gaat zij eraan voorbij dat in de Algemene Kredietvoorwaarden staat dat een boeterente verschuldigd is bij voortijdige aflossing van een lening, en ook hoe deze berekend wordt. In de leningsovereenkomst zelf staat bovendien dat 10% per jaar boetevrij mag worden afgelost. Deze bepaling alleen al impliceert dat er een boeterente geldt bij voortijdige aflossing. Voor zover [eiseres] desalniettemin in de veronderstelling verkeerde dat zij ondanks deze bepalingen, bij verkoop van een pand boetevrij haar vastrentende leningen kon aflossen, zoals dat bij een hypothecaire lening voor een woning van een consument mogelijk is, had het op haar weg gelegen om de juistheid van deze veronderstelling te verifiëren bij de bank. Nu zij dit niet gedaan heeft, kan zij de bank niet verwijten dat zij kennelijk een onjuiste voorstelling van zaken had. Het beroep op dwaling slaagt dan ook niet.
4.5.
Ten aanzien van het beroep op misleiding overweegt de rechtbank dat de wet normen bevat voor handelspraktijken die oneerlijk in de zin van misleidend zijn. Op deze normen, afkomstig uit de Europese richtlijn oneerlijke handelspraktijken, komt [eiseres] echter geen beroep toe, omdat zij louter zien op oneerlijke handelspraktijken van ondernemingen jegens consumenten. Ondernemers, en daaronder vallen ook kleine zelfstandigen, zijn aangewezen op een actie uit onrechtmatige daad. Zoals reeds hierboven is overwogen, komt de rechtbank echter niet tot het oordeel dat de bank jegens [eiseres] is tekortgeschoten in de nakoming van haar informatieverplichtingen. Een beroep op onrechtmatig handelen in dit opzicht is dan ook niet succesvol.
4.6.
[eiseres] heeft ook nog gevorderd te verklaren voor recht dat de door de bank gehanteerde algemene voorwaarden onredelijk bezwarend zijn en eenzijdig, zonder zorgvuldige afweging tussen alle belangen. De rechtbank gaat ervan uit dat [eiseres] hiermee doelt op artikel 5.4 van de Algemene Kredietvoorwaarden, nu andere voorwaarden niet aan de orde zijn gesteld. Met name heeft [eiseres] bezwaar tegen de omstandigheid dat de door haar verschuldigde rente over de resterende looptijd wordt verminderd met de contant gemaakte Interbancaire rente over het afgeloste bedrag en niet met de marktrente. De toets voor onredelijk bezwarendheid van algemene voorwaarden dient te geschieden aan de hand van de aard en de overige inhoud van de overeenkomst, de wijze waarop de voorwaarden tot stand zijn gekomen, de wederzijds kenbare belangen van partijen en de overige omstandigheden van het geval. De rechtbank gaat ervan uit dat over de totstandkoming van het beding in artikel 5.4 niet reëel zal zijn onderhandeld tussen [eiseres] en de bank. Daartegenover staat dat de bank hiermee, zoals zij zelf heeft aangevoerd, haar gemis aan rente-inkomsten als gevolg van de voortijdige aflossing beoogt te compenseren, dan wel het verlies dat mogelijk ontstaat wanneer de bank bij voortijdige aflossing opnieuw het geld uitzet op de geld- en kapitaalmarkt tegen een dan geldende (lagere) rente.
De rechtbank komt niet toe aan beoordeling van dit verwijt, aangezien de in rekening gebrachte boeterente door ABN Amro is gematigd met bijna 60% (2.17), zodat [eiseres] geen belang heeft bij beoordeling van de vraag of genoemd beding onredelijk bezwarend is.
De enkele omstandigheid dat particulieren bij verkoop van hun met hypotheek belaste woonhuis wel boetevrij mogen aflossen, maakt overigens niet dat een boetebeding ten aanzien van een beroeps- of bedrijfsmatig handelende wederpartij in zijn algemeenheid onredelijk bezwarend is.
4.7.
In aanmerking nemend dat de bank aldus reeds een flinke matiging heeft toegepast, ziet de rechtbank geen grond voor het oordeel dat toepassing van de contractuele boeteclausule in de gegeven omstandigheden, zoals de noodgedwongen verkoop van het bedrijfspand, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. Bij dit oordeel is, behalve met de reeds toegepaste matiging, ook rekening gehouden met de omstandigheid dat de bank alternatieve wijzen van aflossing heeft voorgesteld waarbij [eiseres] nauwelijks boeterente verschuldigd zou zijn geweest. Het feit dat [eiseres] in het door de bank voorgestelde scenario wel de lening met variabele rente diende af te lossen en (een deel van) de leningdelen met vastgezette rente van 5,15 of 5,25% overhield, en aldus niet (volledig) kon profiteren van de gedaalde rente, maakt dat niet anders. [eiseres] heeft er destijds nu eenmaal voor gekozen om de rente op twee van de drie leningdelen vast te zetten, zodat zij verzekerd was van vaste lasten. Dat zij daarmee niet zou kunnen profiteren van rentedaling is een gegeven.
4.8.
De overige stellingen van partijen behoeven geen nadere bespreking.
4.9.
[eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van ABN Amro worden begroot op:
- griffierecht EUR 613,00
- salaris advocaat
904,00(2,0 punten × tarief EUR 452,00)
Totaal EUR 1.517,00

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van ABN Amro tot op heden begroot op EUR 1.517,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt [eiseres] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op EUR 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eiseres] niet binnen 14 dagen na betekening aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van EUR 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.C.H. Blankevoort, bijgestaan door mr. S.E. Vlaanderen-Schüttenhelm, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 30 september 2015. [1]

Voetnoten

1.type: