ECLI:NL:RBAMS:2015:654

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
11 februari 2015
Publicatiedatum
11 februari 2015
Zaaknummer
C-13-561860 - HA ZA 14-324
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg van het begrip 'waarde' in de polisvoorwaarden van een verzekeringsovereenkomst

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 11 februari 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen de besloten vennootschap [bedrijf 1] en de naamloze vennootschap Delta Lloyd Schadeverzekeringen N.V. Het geschil betreft de uitleg van het begrip 'dagwaarde' zoals opgenomen in de polisvoorwaarden van een verzekeringsovereenkomst voor een plezierjacht. De rechtbank heeft vastgesteld dat [bedrijf 1] eigenaar was van een plezierjacht dat op 15 juli 2010 in brand is geraakt. Delta Lloyd had een verzekering afgesloten voor de boot, met een verzekerde som van € 820.000,00. Na de brand heeft Delta Lloyd een schade-expert ingeschakeld die de dagwaarde van de boot op € 252.100,84 heeft vastgesteld. [bedrijf 1] was het niet eens met deze schadevaststelling en heeft in een eerdere procedure een aanvullende betaling van € 604.149,16 gevorderd, wat door de rechtbank werd afgewezen. In deze procedure vorderde [bedrijf 1] onder andere een verklaring voor recht dat de schadevaststelling door Delta Lloyd niet bindend was en dat de dagwaarde als de nieuwwaarde moest worden begrepen, minus waardevermindering. De rechtbank oordeelde dat de uitleg van de dagwaarde in de polisvoorwaarden inderdaad de nieuwwaarde minus waardevermindering moet zijn, en dat [bedrijf 1] niet gebonden is aan de eenzijdige schadevaststelling van Delta Lloyd. Delta Lloyd werd veroordeeld in de proceskosten van [bedrijf 1].

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/561860 / HA ZA 14-324
Vonnis van 11 februari 2015
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[bedrijf 1],
gevestigd te [vestigingsplaats],
eiseres,
advocaat mr. A. van Hees te Amsterdam,
tegen
de naamloze vennootschap
DELTA LLOYD SCHADEVERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat mr. A. Knigge te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [bedrijf 1] en Delta Lloyd genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 16 juli 2014 waarin een comparitie van partijen is gelast,
  • het proces-verbaal van comparitie van 4 november 2014,
  • de akte na comparitie tevens akte houdende wijziging van eis van [bedrijf 1], met één productie,
  • de antwoordakte na comparitie van Delta Lloyd met producties,
  • het afzien van akte uitlating producties door [bedrijf 1].
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[bedrijf 1] was eigenaar van een plezierjacht van het merk en type [naam 1], genaamd de [naam 1](hierna: de boot).
2.2.
Tussen [bedrijf 1] en Delta Lloyd bestaat ten aanzien van de boot een verzekeringsovereenkomst, op grond waarvan er (onder meer) dekking wordt geboden in het geval van schade als gevolg van brand. De verzekerde som van schade aan het vaartuig bedraagt € 820.000,00. In de toepasselijke polisvoorwaarden is – voor zover hier van belang – het volgende opgenomen:
“(…)
ARTIKEL 6.1
Inschakeling experts
De vaststelling van schade en/of kosten geschiedt in onderling overleg of door een door de maatschappij ingeschakelde expert. Indien een dergelijke afwikkeling niet mogelijk is, heeft de verzekerde het recht ook zelf, voor eigen rekening, een expert in te schakelen. Wanneer op basis van de bevindingen van beide experts geen overeenstemming omtrent de schadevaststelling (…) wordt bereikt, benoemen de betrokken experts een derde expert die binnen de grenzen van de voorgaande taxaties een bindende uitspraak doet. (…)
ARTIKEL 6.2
Schaderegeling vaartuig
(…)
2.
Schaderegeling op basis van totaal verlies(…)
Bij totaal verlies wordt de vergoeding vastgesteld op het verschil tussen de waarde van het vaartuig direct vóór de schadegebeurtenis (de dagwaarde) en de waarde direct daarna (de restantwaarde).
(…)
ARTIKEL 6.3
Schaderegeling inboedel
(…) Onder dagwaarde wordt verstaan: de nieuwwaarde als zojuist omschreven, onder aftrek van een bedrag voor waardevermindering gebaseerd op ouderdom, slijtage en staat van onderhoud van de beschadigde zaken. (…)”
2.3.
Op 15 juli 2010 is de boot in vlammen opgegaan. Op dat moment werd de boot door [bedrijf 1] te koop aangeboden voor een bedrag van € 630.000,00 exclusief btw.
2.4.
In opdracht van Delta Lloyd is op 19 november 2010 door [naam 2], schade-expert in dienst van Delta Lloyd, een schaderapport opgesteld. In dat rapport is – voor zover hier van belang – het volgende opgenomen:
“(…) Onder dagwaarde verstaan we de waarde van een zaak in de staat waarin deze zich op een bepaalde dag bevindt. (bijvoorbeeld de dag voor de ramp) De dagwaarde is doorgaans gelijk aan de vervangingswaarde. (…)”
De dagwaarde van de boot inclusief aanwezige inboedel is door [naam 2] vastgesteld op € 252.100.84.
2.5.
De restanten van de boot zijn verkocht voor € 28.000,00. Delta Lloyd heeft vervolgens € 220.350,84 aan [bedrijf 1] uitgekeerd (de dagwaarde zoals vastgesteld door [naam 2] minus de restantwaarde en het eigen risico).
2.6.
[bedrijf 1] heeft Delta Lloyd in een eerdere procedure betrokken, waarin door [bedrijf 1] veroordeling van Delta Lloyd tot het verrichten van een aanvullende betaling van € 604.149,16 op grond van de verzekeringsovereenkomst is gevorderd. Die procedure heeft geresulteerd in een (afwijzend) vonnis van 25 januari 2012 van deze rechtbank (zaak-/rolnummer 495657 / HA ZA 11-2224), waarin – voor zover hier van belang – het volgende is overwogen:
“(…)
4.2 (…)
[bedrijf 1] verzoekt de rechtbank (…) een inhoudelijk oordeel ten aanzien van de schadevaststelling te geven. Aangezien partijen ten aanzien van de schadevaststelling in artikel 6.1 van de polisvoorwaarden zijn overeengekomen op welke wijze een dergelijke schadevaststelling dient plaats te vinden, welke bepaling tussen partijen als bewijsovereenkomst geldt, zal de schadevaststelling op die overeengekomen wijze dienen plaats te vinden. Voor zover [bedrijf 1] het met de schadevaststelling van de expert van Delta Lloyd niet eens is, zal hij derhalve een contra-expert dienen aan te wijzen (…) Nu partijen zich expliciet op deze bewijsovereenkomst beroepen, speelt de rechtbank in die procedure geen enkele rol. De vordering van [bedrijf 1] wordt reeds daarom afgewezen.
4.3
Ten overvloede merkt de rechtbank het volgende op. [bedrijf 1] stelt dat er duidelijkheid dient te komen over de uitleg van het begrip ‘dagwaarde’ alvorens de procedure van artikel 6.1 van de polisvoorwaarden kan worden gevolgd. (…)
4.4 (…)
Nu partijen het oneens zijn over de uitleg van het begrip ‘dagwaarde’ (…) zal tussen partijen vast moeten komen te staan op welke wijze het begrip ‘dagwaarde’ in artikel 6.2 van de polisvoorwaarden moet worden toegepast voordat van [bedrijf 1] gevergd kan worden dat hij de procedure van 6.1 van de polisvoorwaarden volgt. De vordering van [bedrijf 1] ziet echter niet op het verrichten van voornoemde uitleg, zodat de rechtbank die uitleg tussen partijen niet zal vaststellen. (…)”
2.7.
[bedrijf 1] is tegen het vonnis van 25 januari 2012 in hoger beroep gegaan. Bij arrest van 11 november 2014 is door het Gerechtshof Amsterdam – voor zover hier van belang – als volgt geoordeeld:
“(…)
3.7 (…)
De door [bedrijf 1] in hoger beroep bestreden overweging van de rechtbank, dat [bedrijf 1] in het kader van de overeengekomen wijze van schaderegeling een contra-expert kan aanwijzen en dat eventueel een derde expert een bindend advies kan geven, vormt geen dragende grond voor de oordelen van de rechtbank zoals die zijn verwoord in het dictum van het eindvonnis en is evenmin een beslissing op een geschilpunt of een rechtsvraag die partijen in de procedure voor de rechtbank verdeeld heeft gehouden. Het betreft aldus een overweging die partijen niet bindt en waarover niet met succes kan worden geklaagd in hoger beroep. (…)
3.9
[bedrijf 1] vordert in hoger beroep na wijziging van eis dat voor recht wordt verklaard dat indien [bedrijf 1] geen contra-expert inschakelt of de door haar ingeschakelde contra-expert zich terugtrekt, hiermee niet komt vast te staan dat zij met de schadebegroting van de expert van Delta Lloyd instemt of dat een derde expert om een bindend advies moet worden gevraagd. (…)
3.12
Nu [bedrijf 1] zich niet kan verenigen met de hoogte van de schade zoals die is vastgesteld door de expert van Delta Lloyd, kan zij nakoming vorderen van hetgeen met de schaderegelingsclausule is overeengekomen. Delta Lloyd erkent dat [bedrijf 1] thans nog steeds nakoming daarvan kan vorderen. (…) In dat licht heeft [bedrijf 1] naar het oordeel van het hof onvoldoende duidelijk gemaakt welk (vermogensrechtelijk) belang zij heeft bij de door haar gevorderde verklaring voor recht. (…)
3.13 (…)
Het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd (…)”

3.Het geschil

3.1.
[bedrijf 1] vordert – samengevat en na wijziging van eis – bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
3.1.1.
te verklaren voor recht dat [bedrijf 1] niet gebonden is aan de (eenzijdige) schadevaststelling van de expert van Delta Lloyd en aanspraak kan (blijven) maken op een hogere uitkering, al dan niet door conform artikel 6.1 van de toepasselijke polisvoorwaarden een contra-expert te benoemen en, indien op basis van de bevindingen van beide experts geen overeenstemming over de schadehoogte wordt bereikt, een derde expert in te schakelen om de schade tussen partijen bindend vast te stellen,
3.1.2.
te verklaren voor recht dat onder de ‘dagwaarde’ als bedoeld in artikel 6.2 lid 2 van de polisvoorwaarden dient te worden verstaan: ‘de nieuwwaarde, te weten de aankoopprijs die ten tijde van de schadegebeurtenis geldt voor zaken van dezelfde soort en kwaliteit als de beschadigde zaken, onder aftrek van een bedrag voor waardevermindering gebaseerd op ouderdom, slijtage en staat van onderhoud van de beschadigde zaken,
3.1.3.
Delta Lloyd te veroordelen tot betaling van € 10.809,50 inzake de proceskosten in hoger beroep althans een zodanig bedrag als de rechtbank juist zal achten en € 904,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met de wettelijke rente,
3.1.4.
Delta Lloyd te veroordelen tot betaling van de proceskosten.
3.2.
Delta Lloyd voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De rechtbank zal in het navolgende allereerst ingaan op een formeel verweer van Delta Lloyd. Vervolgens zullen de door [bedrijf 1] ingestelde vorderingen afzonderlijk van elkaar worden besproken.
Wijzing van eis
4.2.
[bedrijf 1] heeft bij akte na comparitie haar eis gewijzigd. Delta Lloyd heeft vervolgens bij antwoordakte te kennen gegeven bezwaar te maken tegen deze eiswijziging. Daartoe is door Delta Lloyd het volgende aangevoerd. De eiswijziging is in strijd met de goede procesorde, omdat de eiswijziging in een zo laat stadium van de procedure is genomen dat het voor Delta Lloyd niet meer mogelijk is om hierop mondeling te reageren. Bovendien had [bedrijf 1] bij dagvaarding al de juiste eis in kunnen stellen, aldus Delta Lloyd.
4.3.
De rechtbank constateert met Delta Lloyd dat de eiswijziging op een zeer laat moment in de procedure heeft plaatsgevonden. De eiswijziging hangt echter samen met het arrest van het hof, dat pas is gewezen nadat de comparitie van partijen in de onderhavige procedure heeft plaatsgevonden. Voor [bedrijf 1] was weliswaar misschien voorzienbaar dat zij vervolgens haar eis aldus zou moeten wijzigen, maar dit was niet dusdanig evident dat aan haar kan worden verweten dat zij de eiswijziging pas na het arrest van het hof heeft genomen. Daarbij komt dat door Delta Lloyd in de antwoordakte naar aanleiding van de akte wijziging van eis te kennen is gegeven dat zij niet inziet wat het verschil is tussen de eis voor en na akte van wijziging, hetgeen naar het oordeel van de rechtbank maakt dat Delta Lloyd niet geschaad is in haar mogelijkheid tot het voeren van verweer door het late stadium waarin de eiswijziging is genomen. De bezwaren van Delta Lloyd tegen de eiswijziging worden dan ook verworpen.
Waarde in de zin van de polis
4.4.
Kern van het geschil tussen partijen ten aanzien van de onder 3.1.2 weergegeven vordering betreft de vraag hoe de zinsnede ‘de waarde van het vaartuig direct vóór de schadegebeurtenis (de dagwaarde)’ zoals opgenomen in artikel 6.2 van de polisvoorwaarden moet worden begrepen.
4.5.
[bedrijf 1] heeft in dit verband het volgende gesteld. Met het begrip ‘dagwaarde’ is bedoeld de nieuwwaarde (de aankoopprijs die ten tijde van de schadegebeurtenis geldt voor zaken van dezelfde soort en kwaliteit als de beschadigde zaak) minus een bedrag voor waardevermindering, gebaseerd op ouderdom, slijtage en staat van onderhoud van de beschadigde zaak. Dit blijkt uit de definitie van het begrip dagwaarde zoals dat in artikel 6.3 van de polisvoorwaarden wordt gehanteerd, de definitie die andere verzekeraars in hun polisvoorwaarden hanteren en de omstandigheid dat er geen vervangingsmarkt bestaat, zodat niet kan worden uitgegaan van de ‘vervangingswaarde’, aldus – steeds – [bedrijf 1].
4.6.
Delta Lloyd heeft verweer gevoerd. Volgens Delta Lloyd staat in artikel 6.2 van de polisvoorwaarden duidelijk omschreven dat de schade vastgesteld moet worden op het verschil tussen de waarde van de boot direct voor en direct na de schadegebeurtenis. De term ‘dagwaarde’ heeft in dat verband geen zelfstandige betekenis, maar is slechts een indicatie. Voor het bepalen van ‘de waarde direct voor de schadegebeurtenis’ wordt onder meer gekeken naar de verkoopprijs van de op dat moment te koop liggende vergelijkbare boten. De definitie van artikel 6.3 van de polisvoorwaarden en van de polisvoorwaarden van andere verzekeraars zijn voor de uitleg niet van belang, aldus – steeds – Delta Lloyd.
4.7.
Voor zover Delta Lloyd heeft bedoeld aan te voeren dat een nadere uitleg van artikel 6.2 van de polisvoorwaarden niet nodig is, omdat uit de tekst van dat artikel duidelijk is dat het gaat om ‘de waarde vlak voor het incident’, wordt zij hierin niet gevolgd. Uit de zinsnede van artikel 6.2 van de polisvoorwaarden waar het hier om gaat blijkt immers niet
welkewaarde (vlak voor het incident) als uitgangspunt dient te worden genomen. Er bestaan – zoals naar de rechtbank aanneemt ook bij Delta Lloyd bekend zal zijn – zeer uiteenlopende definities van het begrip ‘waarde’. Door de enkele verwijzing naar ‘de waarde’ blijft onduidelijk of het gaat om (bijvoorbeeld) de vervangingswaarde, de nieuwwaarde of de economische waarde.
4.8.
Vaststaat dat in de polisvoorwaarden geen algemene definitie van het begrip ‘de waarde’ is opgenomen en dat ook artikel 6.2 van de polisvoorwaarden dit begrip niet definieert. Er is dus sprake van een leemte in de polisvoorwaarden.
Bij de beoordeling van de vraag hoe deze leemte dient te worden opgevuld, is van belang dat over polisvoorwaarden doorgaans tussen partijen niet pleegt onderhandeld te worden (en gesteld noch gebleken is dat dit in het onderhavige geval anders is), zodat de uitleg van de polisvoorwaarden met name afhankelijk is van objectieve factoren zoals de bewoordingen waarin de betreffende bepaling is gesteld, gelezen in het licht van de polisvoorwaarden als geheel.
4.9.
De enige nadere indicatie die artikel 6.2 van de polisvoorwaarden geeft over wat er begrepen zou moeten worden onder ‘de waarde direct voor de schadegebeurtenis’ is dat daarachter tussen haakjes is opgenomen ‘dagwaarde’. Delta Lloyd heeft weliswaar betoogd dat aan dit begrip geen zelfstandige betekenis moet worden toegekend, maar zonder nadere toelichting – welke ontbreekt – valt niet in te zien waarom Delta Lloyd in dit betoog gevolgd zou moeten worden. Door het tussen haakjes plaatsen van dit begrip achter de voorafgaande zinsnede is immers duidelijk dat dit begrip is bedoeld als nadere toelichting op die voorafgaande zinsnede.
4.9.1.
Het begrip dagwaarde is in artikel 6.2 van de polisvoorwaarden noch in de algemene begrippenlijst nader gedefinieerd.
4.9.2.
Wel wordt in hoofdstuk 6 van de polisvoorwaarden – welk hoofdstuk gaat over de schade – nog op twee andere plaatsen het begrip ‘dagwaarde’ gehanteerd. Eén keer (bij artikel 6.4) is dat op dezelfde manier als in artikel 6.2 van de polisvoorwaarden. De andere keer is in artikel 6.3 van de polisvoorwaarden. In dat artikel is vervolgens wél een nadere definitie van het begrip ‘dagwaarde’ opgenomen. Dit artikel begint met een vergelijkbare zinsnede (‘de waarde direct voor de schadegebeurtenis (dagwaarde)’) als opgenomen in artikel 6.2, maar vervolgt dan met: ‘
Onder dagwaarde wordt verstaan: de nieuwwaarde als zojuist omschreven, onder aftrek van een bedrag voor waardevermindering gebaseerd op ouderdom, slijtage en staat van onderhoud van de beschadigde zaken’. Dit is de definitie die door [bedrijf 1] ook ten aanzien van artikel 6.2 wordt voorgestaan.
4.9.3.
De stelling van Delta Lloyd dat er door haar een bewuste keuze is gemaakt om in artikel 6.3 van de polisvoorwaarden een andere regeling op te nemen dan in artikel 6.2 (en 6.4) van de polisvoorwaarden heeft zij onvoldoende onderbouwd. Dit doet bovendien ook niet ter zake, nu in ieder geval vastgesteld moet worden dat deze bedoeling van Delta Lloyd naar objectieve maatstaven niet kenbaar wordt uit de polisvoorwaarden. Beide artikelen hanteren immers exact dezelfde zin (‘de waarde direct voor de schadegebeurtenis (dagwaarde)’). Dat het verschil tussen schade aan inboedel en schade aan de boot dusdanig wezenlijk van aard is dat evident is dat Delta Lloyd niet bedoeld kan hebben om de definitie van het begrip dagwaarde zoals opgenomen in artikel 6.3 (dat over schade aan de inboedel gaat) ook te hanteren voor artikel 6.2 (dat over schade aan de boot gaat) kan evenmin worden vastgesteld, nu Delta Lloyd deze door haar ingenomen stelling onvoldoende begrijpelijk heeft toegelicht.
4.10.
De rechtbank acht het voorts nog van belang dat er door Delta Lloyd geen objectieve aanknopingspunten zijn gesteld op grond waarvan de door haar (kennelijk) gegeven uitleg van artikel 6.2 van de polisvoorwaarden (namelijk dat het (onder meer) gaat om de verkoopwaarde direct vóór de gebeurtenis) kan worden aangenomen.
4.11.
Het bovenstaande brengt met zich dat artikel 6.2 van de polisvoorwaarden, gelezen in het licht van de polisvoorwaarden als geheel, redelijkerwijs aldus moet worden uitgelegd dat het bij de waarde direct vóór de gebeurtenis gaat om: “de nieuwwaarde (de aankoopprijs die ten tijde van de schadegebeurtenis geldt voor zaken van dezelfde soort en kwaliteit als de beschadigde zaak) minus een bedrag voor waardevermindering, gebaseerd op ouderdom, slijtage en staat van onderhoud van de beschadigde zaak”. De door [bedrijf 1] gevorderde verklaring voor recht zal dan ook worden toegewezen.
4.12.
Hetgeen door partijen is gesteld omtrent de polisvoorwaarden van andere verzekeringsmaatschappijen en de omstandigheid dat er geen vervangingsmarkt bestaat behoeft geen verdere bespreking, nu dit het bovenstaande niet anders maakt.
Artikel 6.1 van de polisvoorwaarden
4.13.
[bedrijf 1] vordert in deze procedure voorts (samengevat) te verklaren voor recht dat zij niet gebonden is aan de (eenzijdige) schadevaststelling van de expert van Delta Lloyd en dat zij aanspraak kan blijven maken op een hogere uitkering, al dan niet door gebruik te maken van de weg van artikel 6.1 van de polisvoorwaarden. Delta Lloyd heeft hiertegen verweer gevoerd.
4.14.
De rechtbank stelt vast dat [bedrijf 1] in de procedure bij het hof Amsterdam heeft gevorderd dat voor recht wordt verklaard dat indien [bedrijf 1] geen contra-expert inschakelt of de door haar ingeschakelde contra-expert zich terugtrekt, hiermee niet komt vast te staan dat zij met de schadebegroting van de expert van Delta Lloyd instemt of dat een derde expert om een bindend advies moet worden gevraagd.
4.15.
Dat maakt dat [bedrijf 1] in deze procedure aan de rechtbank dezelfde vordering voorlegt als de vordering die zij reeds aan het hof Amsterdam heeft voorgelegd. Dat de beide vorderingen verschillend zijn geformuleerd en wellicht op nuances van elkaar verschillen, doet daaraan niet af. In de kern gaat het bij beide vorderingen immers om de beantwoording van dezelfde vraag, namelijk of [bedrijf 1] al dan niet gebonden is aan de schadevaststelling van Delta Lloyd en of voor [bedrijf 1] al dan niet de route via artikel 6.1 van de polisvoorwaarden nog openstaat. Nu over deze vordering in hoger beroep al is beslist, komt de rechtbank niet toe aan een inhoudelijke beoordeling op dit punt. De vordering zal dan ook worden afgewezen.
4.16.
Ten overvloede overweegt de rechtbank nog het volgende. Op basis van het (door het hof bekrachtigde) vonnis van de rechtbank van 25 januari 2012 staat vast dat de wijze van schadevaststelling zoals opgenomen in artikel 6.1 van de polisvoorwaarden door partijen moet worden gehanteerd. Die route staat voor [bedrijf 1] nog altijd open. Dit is door Delta Lloyd in appel ook erkend. Indien [bedrijf 1] dus een hogere uitkering wenst te ontvangen dan dient zij een contra-expert in de arm te nemen en de route van artikel 6.1 van de polisvoorwaarden te volgen, wat haar nog altijd vrij staat.
Proceskosten hoger beroep
4.17.
[bedrijf 1] vordert ten slotte veroordeling van Delta Lloyd tot vergoeding van de proceskosten waartoe [bedrijf 1] in hoger beroep door het hof is veroordeeld. Daartoe stelt [bedrijf 1] het volgende. Door toedoen van Delta Lloyd was [bedrijf 1] genoodzaakt om in hoger beroep te komen van het vonnis van deze rechtbank van 25 januari 2012. Delta Lloyd weigerde immers steeds te erkennen dat de weg van artikel 6.1 van de polisvoorwaarden nog openstaat, maar erkende dit in de procedure bij het hof opeens wel. Die erkenning is de enige reden geweest waarom de vordering in hoger beroep is afgewezen, aldus [bedrijf 1]. Delta Lloyd betwist dit.
4.18.
Het hof heeft [bedrijf 1] bij arrest van 11 november 2014 als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten van (op dat moment) € 10.809,50. [bedrijf 1] gaat er met haar stellingname aan voorbij dat haar vordering in appel is afgewezen omdat zij griefde tegen een niet dragende overweging van de rechtbank. Zij heeft voorts onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld op grond waarvan geoordeeld zou moeten worden dat Delta Lloyd onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld door iets niet met zoveel woorden te willen erkennen. Dit betekent dat deze vordering zal worden afgewezen.
Overig
4.19.
[bedrijf 1] vordert een bedrag van € 904,00 aan buitengerechtelijke incassokosten. Na betwisting door Delta Lloyd heeft zij echter niet verder toegelicht dat zij daarop in deze zaak aanspraak kan maken, zodat de vordering op dit punt niet toewijsbaar is.
4.20.
Delta Lloyd zal – nu zij ten aanzien van het belangrijkste tussen partijen bestaande geschilpunt in het ongelijk is gesteld – in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [bedrijf 1] worden begroot op:
- explootkosten € 87,44
- griffierecht € 1.892,00
- salaris advocaat €
1.130,00(2,5 punten × tarief € 452,00)
Totaal € 3.109,44

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
verklaart voor recht dat onder de ‘dagwaarde’ als bedoeld in artikel 6.2 lid 2 van de polisvoorwaarden dient te worden verstaan: ‘de nieuwwaarde, te weten de aankoopprijs die ten tijde van de schadegebeurtenis geldt voor zaken van dezelfde soort en kwaliteit als de beschadigde zaken, onder aftrek van een bedrag voor waardevermindering gebaseerd op ouderdom, slijtage en staat van onderhoud van de beschadigde zaken’,
5.2.
veroordeelt Delta Lloyd in de proceskosten, aan de zijde van [bedrijf 1] tot op heden begroot op € 3.109,44,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.M. de Vries, rechter, bijgestaan door mr. M.E.A. Möhring, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 11 februari 2015.
*