Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure in de zaken 13-1712 en 14-247
28 oktober 2014,
14-247,
14-247,
2.De feiten
in de zaken 13-1712 en 14-247
3.De beoordeling in de zaken 13-1712 en 14-247
1 januari 2014 nog het geval was. Zij stelt dat AEB Exploitatie, die sindsdien de Overeenkomsten 2013 uitvoert, geen aanbestedende dienst is en dat dit ten tijde van de verlening van het uitsluitend recht aan AEB in 2013 al werd voorzien en bij de gemeenten bekend was. Op grond van het Mödling-arrest (HvJ EU 10 november 2005, C-29/04) stelt Attero dat sprake is van eenzelfde omzeilingsconstructie als ook in dat arrest aan de orde was, met als gevolg dat het de opdrachtgevende gemeenten niet was toegestaan een uitsluitend recht aan AEB te verlenen en de opdrachten aan AEB te gunnen.
Zoals volgt uit 3.10, is hier evenmin van belang welk aandeel de commerciële activiteiten hebben in het geheel van haar bedrijfsvoering, zolang zij zich maar blijft kwijten van de taken die haar specifiek zijn opgedragen.
De conclusie is dan ook dat AEB Exploitatie naar het oordeel van de rechtbank voldoet aan de vereisten van een publiekrechtelijke instelling en dat zij dus als aanbestedende dienst als bedoeld in de Aw moet worden aangemerkt.
Ook als van de juistheid van dit betoog wordt uitgegaan is daarmee niet aannemelijk gemaakt dat buitenlandse aanbieders van afvaldiensten een zodanige voorsprong hebben op het gebied van kosten en mate van milieuvriendelijkheid van verwerking dat zij ondanks de grote afstand tot de bron van het afval belangstelling zouden hebben voor verwerking van afval uit de regio Amsterdam. Het feit dat Attero alleen voorbeelden van grensoverschrijdende afvalverwerking in de grensstreek kan geven wijst op het tegendeel.
Nu Attero niet meer doet dan het uiteenzetten van de theoretische mogelijkheid van afvalverwerking door een buitenlandse verwerker, zonder dat is gesteld of gebleken dat een in een andere lidstaat gevestigde onderneming ook concreet interesse heeft voor de verwerking van het binnen de gemeenten geproduceerde afval, is de rechtbank van oordeel dat op dit moment niet kan worden uitgegaan van een opdracht met een grensoverschrijdend karakter.
Met de gemeenten is de rechtbank dan ook van oordeel dat de onderhavige casus binnen de interne sfeer van een enkele lidstaat valt. Al met al zijn onvoldoende concrete feiten en omstandigheden gesteld op grond waarvan kan worden aangenomen dat het verlenen van een alleenrecht in de gegeven omstandigheden in strijd komt met het Unierecht. Aan de gemeenten komt dus een beroep toe op de uitzonderingsgrond van artikel 2.24, aanhef en onder a, Aw.
1.356,00(3 punten × tarief EUR 452,00)
1.356,00(3 punten × tarief EUR 452,00)
1.356,00(3 punten × tarief EUR 452,00)
1.356,00(3 punten × tarief EUR 452,00)
1.356,00(3 punten × tarief EUR 452,00)