ECLI:NL:RBAMS:2015:6386

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 september 2015
Publicatiedatum
28 september 2015
Zaaknummer
13/845502-11
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van de schorsingsvoorwaarden van voorlopige hechtenis in het kader van internationale samenwerking

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 24 september 2015 een beslissing genomen over de wijziging van de schorsingsvoorwaarden van de voorlopige hechtenis van de verdachte, die in Spanje woont. De rechtbank heeft het verzoek van de verdachte om zich eens per drie maanden te melden bij een politiebureau in Spanje toegewezen. Dit verzoek was ingediend naar aanleiding van een eerdere beslissing van de rechtbank van 20 april 2015, waarbij de voorlopige hechtenis was geschorst onder bepaalde voorwaarden. De officier van justitie had zich op het standpunt gesteld dat het verzoek niet ontvankelijk was, omdat het in strijd zou zijn met het recht om de rechtbank te vragen het openbaar ministerie een opdracht te geven. De rechtbank heeft dit standpunt verworpen en benadrukt dat de verdachte het recht heeft om een verzoek tot wijziging van de schorsingsvoorwaarden in te dienen.

De rechtbank heeft verder opgemerkt dat de relevante bepalingen uit het Wetboek van Strafvordering (Sv) niet de discretionaire bevoegdheid aan het openbaar ministerie geven om schorsingsbevelen al dan niet toe te zenden aan andere lidstaten. De rechtbank heeft ook de argumenten van de officier van justitie verworpen dat de beslissing tot schorsing van de voorlopige hechtenis niet gericht was op overdracht van het toezicht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zijn vaste woon- of verblijfplaats in Spanje heeft en dat hij bereid is om naar Spanje terug te keren.

De rechtbank heeft de schorsingsvoorwaarden gewijzigd, zodat de verdachte zich voortaan eens per drie maanden moet melden bij het dichtstbijzijnde politiebureau in Spanje. De rechtbank heeft ook de opdracht gegeven aan de officier van justitie om het bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis toe te zenden aan de Spaanse autoriteiten, zodat de voorwaarden van de schorsing ook in Spanje kunnen worden nageleefd. De beslissing is genomen in raadkamer, waarbij de rechters en de griffier aanwezig waren.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Parketnummer: 13/845502-11

BESLISSING

van de rechtbank inzake wijziging van de beslissing tot schorsing alsmede op het verzoek strekkende tot uitvaardigen van een opdracht ex. artikel 5.3.16 derde lid, Wetboek van Strafvordering (Sv) van:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1965,
wonend op het adres [adres, te plaats] (Spanje)
te dezen woonplaats kiezend op het kantooradres van zijn raadsman,
mr. J.I.M.G. Jahae en J. van Bree, [adres, te plaats]
verder te noemen: verdachte.
De rechtbank heeft acht geslagen op de beslissing van de rechtbank van 20 april 2015, waarbij de rechtbank de voorlopige hechtenis heeft geschorst - onder meer - onder de volgende voorwaarde:
7. verdachte zal zich eens per 3 maanden op een door de officier van justitie in overleg met de politie te bepalen dag en tijdstip melden bij het dichtst bij zijn adres gelegen politiebureau.
De rechtbank vat, mede gelet op de toelichting die de raadsman heeft gegeven, het verzoek op als een verzoek tot het wijzigen van voornoemde voorwaarde in die zin dat verdachte zich eens per 3 maanden zal moeten melden bij een politiebureau in de buurt van zijn woonadres in Spanje.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het verzoek niet ontvankelijk is, omdat het in strijd is met het stelsel van het recht om de rechtbank te vragen het openbaar ministerie een opdracht te geven vanwege de weigering van het openbaar ministerie om van een bevoegdheid gebruik te maken. De officier van justitie doelt daarbij kennelijk op de bevoegdheid het bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis toe te zenden aan een andere lidstaat (artikel 5:3:4, tweede lid, Sv). De rechtbank merkt daarbij nog op dat het tweede lid van artikel 5:3:16 Sv, waar de officier van justitie naar verwijst, niet ziet op de onderhavige situatie. Deze bepaling heeft betrekking op toezending van het schorsingsbevel aan een andere lidstaat dan de lidstaat waar verdachte zijn vaste woon- en verblijfplaats heeft.
De rechtbank verwerpt dit standpunt nu verdachte het recht heeft een verzoek tot wijziging van de schorsingsvoorwaarden bij de rechtbank in te dienen. Overigens is de rechtbank van oordeel dat artikel 5:3:4, tweede lid, Sv noch artikel 5:3:16, tweede lid, Sv het openbaar ministerie een discretionaire bevoegdheid geven om door de rechtbank gegeven schorsingsbevelen al dan niet toe te zenden aan andere lidstaten. Deze bepalingen houden niet meer in dan dat het openbaar ministerie de instantie is die het door de rechtbank gegeven bevel tot schorsing naar de andere lidstaat stuurt. Het staat het openbaar ministerie met andere woorden niet vrij om toezending achterwege te laten indien de rechtbank daartoe opdracht heeft gegeven. Zo staat het het openbaar ministerie in zijn algemeenheid niet vrij om door de rechtbank gegeven bevelen inzake de voorlopige hechtenis niet uit te voeren. Zie ook de Memorie van toelichting (Kamerstuk 33422 nr. 3).
Om dezelfde redenen verwerpt de rechtbank het standpunt van de officier van justitie dat het verzoek moet worden afgewezen, omdat de beslissing tot schorsing van de voorlopige hechtenis van 20 april 2015 niet was gericht op overdracht van het toezicht. Het staat verdachte, zoals hiervoor al overwogen, vrij een verzoek tot wijziging van de schorsingsvoorwaarden in te dienen. Daarbij dient de rechtbank acht te slaan op de nationale regelgeving en het Kaderbesluit 2009/829/JBZ. Dat de beslissing van de rechtbank niet gericht was op overdracht van het toezicht, wat daarvan ook zij, doet niet ter zake.
Tot slot verzoekt de officier van justitie om, indien de rechtbank verdachte toch gunt om in Spanje de meldingsplicht te ondergaan, een financiële voorwaarde op te leggen. De rechtbank ziet echter, ook in de geest van het Kaderbesluit, geen aanleiding om aan de schorsing met toezicht in Spanje een financiële voorwaarde te verbinden die niet was verbonden aan de schorsing met toezicht in Nederland.
De rechtbank overweegt nog ambtshalve het volgende. Het Kaderbesluit en de relevante bepalingen uit Sv zien op bevelen tot schorsing van de voorlopige hechtenis. Niets staat er aan in de weg om de bepalingen ook toe te passen op bevelen tot wijziging van de voorwaarden van een schorsing van de voorlopige hechtenis.
De rechtbank heeft acht geslagen op - onder andere - het bewijs van inschrijving van verdachte op het adres in Spanje, zodat voldaan is aan de voorwaarde dat verdachte zijn vaste woon- of verblijfplaats in Spanje heeft. Verdachte is bereid om naar die staat terug te keren.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om het verzoek toe te wijzen. Dit brengt met zich dat de rechtbank ook de door verdachte gevraagde opdracht aan de officier van justitie zal geven.

BESLISSING:

WIJZIGTmet ingang van het moment waarop de erkenningsbeslissing van de tenuitvoerleggingsstaat (Spanje) door het Internationaal Rechtshulp Centrum Haarlem is ontvangen de voorwaarde van de schorsing van de voorlopige hechtenis van
[verdachte]voornoemd als volgt:
7. verdachte zal zich eens per 3 maanden melden bij het dichtst bij zijn woonadres te Spanje, te weten [adres, te plaats] , gelegen politiebureau in afstemming met de officier van justitie en de politie op voornoemd politiebureau.
Handhaaft de schorsingsvoorwaarden die bij beslissing van 20 april 2015 zijn opgelegd, voor het overige.
Deze beslissing is genomen in raadkamer op 24 september 2015 door:
mr. F.M. Wieland voorzitter,
mrs. H.P. Kijlstra en N.A.J. Purcell, rechters,
in tegenwoordigheid van E. Bouter-van Buuren, griffier
en ondertekend door de voorzitter en de griffier.
GEEFT op grond van artikel 5:3:16 Sv OPDRACHT aan de officier van justitie van het arrondissementsparket Amsterdam het bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis van
20 april 2015, alsmede deze beslissing van 24 september 2015, toe te zenden aan de lidstaat van de Europese Unie waar verdachte zijn vaste woon- of verblijfplaats heeft, en waarnaar hij heeft aangegeven terug te zullen keren, te weten Spanje.
Deze beslissing is genomen in raadkamer op 24 september 2015 door:
mr. F.M. Wieland voorzitter,
mrs. H.P. Kijlstra en N.A.J. Purcell, rechters,
in tegenwoordigheid van E. Bouter-van Buuren, griffier
en ondertekend door de voorzitter en de griffier.