In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 24 september 2015 een beslissing genomen over de wijziging van de schorsingsvoorwaarden van de voorlopige hechtenis van de verdachte, die in Spanje woont. De rechtbank heeft het verzoek van de verdachte om zich eens per drie maanden te melden bij een politiebureau in Spanje toegewezen. Dit verzoek was ingediend naar aanleiding van een eerdere beslissing van de rechtbank van 20 april 2015, waarbij de voorlopige hechtenis was geschorst onder bepaalde voorwaarden. De officier van justitie had zich op het standpunt gesteld dat het verzoek niet ontvankelijk was, omdat het in strijd zou zijn met het recht om de rechtbank te vragen het openbaar ministerie een opdracht te geven. De rechtbank heeft dit standpunt verworpen en benadrukt dat de verdachte het recht heeft om een verzoek tot wijziging van de schorsingsvoorwaarden in te dienen.
De rechtbank heeft verder opgemerkt dat de relevante bepalingen uit het Wetboek van Strafvordering (Sv) niet de discretionaire bevoegdheid aan het openbaar ministerie geven om schorsingsbevelen al dan niet toe te zenden aan andere lidstaten. De rechtbank heeft ook de argumenten van de officier van justitie verworpen dat de beslissing tot schorsing van de voorlopige hechtenis niet gericht was op overdracht van het toezicht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zijn vaste woon- of verblijfplaats in Spanje heeft en dat hij bereid is om naar Spanje terug te keren.
De rechtbank heeft de schorsingsvoorwaarden gewijzigd, zodat de verdachte zich voortaan eens per drie maanden moet melden bij het dichtstbijzijnde politiebureau in Spanje. De rechtbank heeft ook de opdracht gegeven aan de officier van justitie om het bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis toe te zenden aan de Spaanse autoriteiten, zodat de voorwaarden van de schorsing ook in Spanje kunnen worden nageleefd. De beslissing is genomen in raadkamer, waarbij de rechters en de griffier aanwezig waren.