ECLI:NL:RBAMS:2015:6339

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 september 2015
Publicatiedatum
25 september 2015
Zaaknummer
13/680068-15
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak minderjarige verdachte van medeplegen van gewapende overval op snackbar in Amsterdam Noord

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 14 september 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2001, die werd beschuldigd van het medeplegen van een gewapende overval op een snackbar in Amsterdam Noord op 4 april 2015. De rechtbank heeft de zaak behandeld op tegenspraak, waarbij de verdachte werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. F.D.W. Siccama, en de officier van justitie, mr. S. Sondermeijer, de vordering indiende. Tijdens de zitting op 31 augustus 2015 zijn verschillende getuigen gehoord, waaronder vertegenwoordigers van de Raad voor de Kinderbescherming en Jeugdbescherming Regio Amsterdam.

De tenlastelegging omvatte onder andere het binnenkomen van de snackbar, het dreigen met een mes en het eisen van geld van de aanwezige medewerkers. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte wettig en overtuigend te veroordelen voor het medeplegen van de overval. De rechtbank heeft daarbij gewezen op de gebrekkige bewijsvoering en de onvoldoende objectieve bewijsmaterialen die de betrokkenheid van de verdachte bij de overval konden aantonen. De rechtbank heeft de verdachte dan ook vrijgesproken van dit feit.

Wel heeft de rechtbank vastgesteld dat de verdachte op 11 november 2014 openlijk geweld heeft gepleegd tegen een ander persoon op de openbare weg, wat wel wettig en overtuigend bewezen kon worden. De rechtbank heeft de verdachte hiervoor veroordeeld tot een taakstraf van 40 uren, met de mogelijkheid van vervangende jeugddetentie indien deze taakstraf niet naar behoren wordt verricht. De rechtbank heeft ook de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk verklaard, aangezien er geen straf of maatregel was opgelegd voor het eerste feit. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Parketnummer: 13/680068-15
Datum uitspraak: 14 september 2015
op tegenspraak
VERKORT VONNIS
van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2001
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres [adres, te plaats] .
De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 31 augustus 2015.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. S. Sondermeijer en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. F.D.W. Siccama, naar voren hebben gebracht.
Voorts heeft de rechtbank kennisgenomen van wat onder meer door [naam 1] , namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: Raad), [naam 2] , namens Jeugdbescherming Regio Amsterdam (hierna: JBRA), [naam 3] , namens Spirit en door de ouders van verdachte naar voren is gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 04 april 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een geldbedrag van (ongeveer) 150 euro, in elk geval enig goed/geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [Snackbar A] en/of [persoon 1] en/of [persoon 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen voornoemde [persoon 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s)
- voornoemde snackbar is/zijn binnengegaan en/of (vervolgens) tegen voornoemde [persoon 1] de woorden heeft/hebben toegevoegd: "Overval, overval", in elk geval (telkens) woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking en/of
- ( daarbij) een mes, in elk geval een scherp en/of puntig voorwerp aan voornoemde [persoon 1] heeft/hebben getoond en/of voorgehouden en/of met voornoemd mes, in elk geval met voornoemd scherp en/of puntig voorwerp in de richting van voornoemde [persoon 1] heeft/hebben gewezen en/of (vervolgens)
- een of meer goederen tegen en/of in de richting van voornoemde [persoon 1] heeft/hebben gegooid en/of
- voornoemde [persoon 1] (daarbij) de woorden heeft/hebben toegevoegd: "Geld, geld, geef me geld", in elk geval (telkens) woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking;
(artikel 312 Wetboek van Strafrecht)
en/of
hij op of omstreeks 04 april 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [persoon 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van (ongeveer) 150 euro, in elk geval van enig goed/geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [Snackbar A] en/of [persoon 1] en/of [persoon 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of
zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s)
- voornoemde snackbar is/zijn binnengegaan en/of (vervolgens) tegen voornoemde [persoon 1] de woorden heeft/hebben toegevoegd: "Overval, overval", in elk geval (telkens) woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking en/of
- ( daarbij) een mes, in elk geval een scherp en/of puntig voorwerp aan voornoemde [persoon 1] heeft/hebben getoond en/of voorgehouden en/of met voornoemd mes, in elk geval met voornoemd scherp en/of puntig voorwerp in de richting van voornoemde [persoon 1] heeft/hebben gewezen en/of (vervolgens)
- een of meer goederen tegen en/of in de richting van voornoemde [persoon 1] heeft/hebben gegooid en/of
- voornoemde [persoon 1] (daarbij) de woorden heeft/hebben toegevoegd: "Geld, geld, geef me geld", in elk geval (telkens) woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking;
(artikel 317 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij op of omstreeks 11 november 2014 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de Meeuwenlaan, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [persoon 3] , welk geweld bestond uit het (met kracht) duwen en/of (met gebalde vuist(en)) een of meermalen slaan en/of stompen, in/tegen het gezicht, in elk geval tegen het lichaam van voornoemde [persoon 3] ;
(artikel 141 Wetboek van Strafrecht)
Subsidiair:
hij op of omstreeks 11 november 2014 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen opzettelijk mishandelend [persoon 3] (met kracht)
- tegen het lichaam heeft geduwd en/of (vervolgens)
- ( met gebalde vuist(en)) een of meermalen in/tegen het gezicht, in elk geval tegen het lichaam heeft geslagen en/of gestompt, waardoor voornoemde [persoon 3] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
(artikel 300 jo 47 Wetboek van Strafrecht)

2.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Feit 1
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het feit wettig en overtuigend kan worden bewezen. De raadsman heeft vrijspraak bepleit.
De rechtbank overweegt als volgt.
In het dossier bevinden zich aanwijzingen die een verdenking kunnen rechtvaardigen. Zo is er de uiterlijke overeenkomst tussen de jas, broek en schoenen die één van de overvallers droeg ten tijde van het delict en welke verdachte een aantal uren later aan had. Daarnaast is het broertje van verdachte aan te merken als één van de overvallers.
Een verdenking is echter nog geen bewezenverklaring en de rechtbank acht de hierboven genoemde gegevens niet voldoende om daarop een deugdelijke bewezenverklaring te baseren. Naar het oordeel van de rechtbank is er onvoldoende objectief bewijsmateriaal voorhanden op basis waarvan buiten redelijke twijfel kan worden vastgesteld dat verdachte een van de drie overvallers is geweest. De rechtbank volgt daarin het standpunt van de raadsman.
De herkenning van verdachte door de anoniem gebleven leerkracht kan ingevolge hetgeen in artikel 344a lid 3 van het Wetboek van Strafvordering is bepaald niet voor het bewijs worden gebruikt, nu de raadsman heeft verzocht deze persoon alsnog te (doen) horen en de officier van justitie zich daartegen heeft verzet. De rechtbank acht het – mede gelet op het verzet van de officier van justitie tegen het (doen) horen van deze getuige – niet opportuun om de zaak ter heropenen en deze leerkracht te horen.
De rechtbank acht derhalve niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder 1 is ten laste gelegd, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.
3.2.
Feit 2
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte ten aanzien van het onder 2 primair ten laste gelegde
op 11 november 2014 te Amsterdam, met een ander op of aan de openbare weg, de Meeuwenlaan, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [persoon 3] , welk geweld bestond uit het met gebalde vuist stompen in het gezicht van voornoemde [persoon 3] .
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.

4.Bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het onder 2 bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Anders dan de raadsman en met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat uit die bewijsmiddelen volgt dat verdachte samen met een ander geweld heeft gepleegd tegen het slachtoffer. Zowel verdachte als zijn mededader hebben hier een wezenlijke bijdrage aan geleverd.

5.Strafbaarheid van het feit

Het onder 2 bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf

De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar onder 1 en 2 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie van 246 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest. Daarbij dienen als bijzondere voorwaarden te worden opgelegd dat verdachte meewerkt met Intensieve Forensische Aanpak (IFA) vanuit Spirit en Multi Systeem Therapie (MST). Verdachte dient in dat kader toezicht en begeleiding te krijgen van JBRA. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat verdachte een werkstraf krijgt opgelegd voor de duur van 130 uren, subsidiair 65 dagen jeugddetentie.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van feit 1 en zich voorts op het standpunt gesteld dat bij een veroordeling ter zake van feit 2 dient te worden volstaan met een straf die hooguit gelijk is aan de duur van het reeds in de vorm van huisarrest doorgebrachte voorarrest.
De rechtbank ziet aanleiding om bij de strafoplegging acht te slaan op de afspraken zoals deze ten aanzien van een aantal delictsgroepen zijn neergelegd in de Oriëntatiepunten straftoemeting jeugd Amsterdam, die dienen ter bevordering van de rechtseenheid in de strafoplegging en regelmatig worden geactualiseerd (laatstelijk juli 2013). Bij de vaststelling van deze oriëntatiepunten wordt uitgegaan van het modale feit.
Het betreft in de onderhavige zaak het plegen van openlijk geweld, waarvoor als uitgangspunt voor strafoplegging geldt dat – bij een first offender – een werkstraf zal worden opgelegd van 40 uren.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft daarbij laten meewegen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het plegen van openlijk geweld. Verdachte en zijn mededader hebben de confrontatie gezocht met het slachtoffer. Het slachtoffer is door de mededader beetgepakt en verdachte heeft het slachtoffer een stomp in het gezicht gegeven. Het slachtoffer heeft hierdoor letsel opgelopen. Een dergelijk feit roept daarnaast bij omstanders, en ook in de samenleving, gevoelens van onrust en onveiligheid op. Verdachte dient hier dan ook een straf voor te krijgen.
De rechtbank heeft kennisgenomen van een Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 7 augustus 2015 waaruit blijkt dat verdachte niet eerder strafrechtelijk is veroordeeld. Hij zal dan ook worden aangemerkt als first offender.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van de volgende rapportages, die in het kader van de persoonlijke omstandigheden van verdachte zijn opgemaakt:
  • Rapport van de Raad opgemaakt op 1 mei en 22 mei 2015;
  • Psychologisch Pro Justitia rapport opgemaakt door [naam 4] , GZ-psycholoog, op 13 juli 2015;
  • Psychiatrisch Pro Justitia rapport opgemaakt door [naam 5] , kinder- en jeugdpsychiater, op 13 juli 2015.
Ter zitting heeft de Raad – naar aanleiding van de Pro Justitia rapportages – geadviseerd om aan verdachte een deels voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen met daarbij bijzondere voorwaarden. Verdachte dient mee te werken met IFA vanuit Spirit en MST vanuit de Waag. JBRA heeft zich bij dit advies aangesloten. Er zijn zorgen over de gewetensontwikkeling van verdachte. Het is belangrijk dat de ouders intensief worden betrokken bij de hulpverlening, omdat met name zij degene zijn die verdachte dienen bij te sturen.
De rechtbank begrijpt uit de rapportages en de toelichting daarvan ter zitting dat er grote zorgen bestaan over verdachte en het gezinssysteem. Gelet echter op het feit dat verdachte zal worden vrijgesproken van feit 1, de overval op de snackbar, en de strafadviezen voornamelijk in het kader van dat strafbare feit tot stand zijn gekomen, zal de rechtbank bij de strafoplegging volstaan met een onvoorwaardelijke werkstraf. De enkele veroordeling voor het plegen van openlijk geweld acht de rechtbank in dit geval onvoldoende om een dergelijk zwaar pakket aan bijzondere voorwaarden op te leggen verbonden aan een voorwaardelijk strafdeel. Om die reden wordt dan ook afgeweken van hetgeen door de officier van justitie is gevorderd.
Ten aanzien van de benadeelde partij
Nu aan verdachte ten aanzien van feit 1 - zonder toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht - geen straf of maatregel is opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij [persoon 1] in de vordering niet-ontvankelijk is.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 77g, 77m, 77n en 141 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

9.Beslissing

Verklaart het onder 1 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 2 primair ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3 is aangegeven.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het
onder 2 primairbewezen verklaarde levert op:
Het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte] , daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van
40 (veertig) uren, met aftrek van de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht naar de maatstaf van 2 (twee) uren per dag.
Beveelt dat, als de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 20 (twintig) dagen.
Verklaart de benadeelde partij [persoon 1] niet-ontvankelijk in zijn vordering.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.P.C. van Dam van Isselt, voorzitter tevens kinderrechter,
mrs. J.M. van Hall en P. Rodenburg, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. P. Tanis, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 14 september 2015.