Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 augustus 2015 in de zaak tussen
[naam] , te [plaats] (Duitsland), eiser
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
.
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 18 augustus 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, die in Duitsland woont en een aanvraag voor een WIA-uitkering had ingediend, en de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). De eiser had eerder in Nederland gewerkt en zich op 18 april 2012 ziek gemeld. Het UWV had de aanvraag voor de WIA-uitkering afgewezen, maar later het bezwaar van de eiser gegrond verklaard en de uitkering met terugwerkende kracht toegekend. Echter, het UWV stelde dat de uitkering nihil was omdat de eiser in de referteperiode van 1 april 2011 tot 1 april 2012 geen verzekerd loon had genoten.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser in de referteperiode geen premies had afgedragen en dat zijn inkomsten uit een geringfügige Beschäftigung en uitkering in Duitsland niet als verzekerd loon konden worden aangemerkt. De eiser voerde aan dat de beslissing in strijd was met de Verordening 883/04, maar de rechtbank oordeelde dat de eiser niet verzekerd was op het moment van zijn arbeidsongeschiktheid. De rechtbank concludeerde dat de eiser geen recht had op een WIA-uitkering omdat hij niet voldeed aan de voorwaarden van de WIA.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat het UWV terecht had geconcludeerd dat er geen sociaal verzekeringsplichtig loon was genoten in de referteperiode, waardoor de WGA-uitkering nihil was. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.